ECLI:NL:GHARL:2021:11180
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige na eerdere beschikking
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 8 oktober 2021. Deze beschikking verleende een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een pleegzorgvoorziening. Het hof heeft in een tussenbeschikking op 28 oktober 2021 de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beschikking van de rechtbank geschorst en bepaald dat de minderjarige bij de moeder teruggeplaatst moet worden. De beslissing over de uithuisplaatsing zelf werd aangehouden tot een nieuwe zitting op 29 november 2021.
Na de tussenbeschikking ontving het hof verschillende stukken, waaronder brieven van de raad voor de kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI). Zowel de GI als de moeder hebben afgezien van de mondelinge behandeling en verzocht om een eindbeschikking. De raad heeft aangegeven niet te zullen aansluiten bij een mogelijke vervolgzitting.
Het hof heeft in zijn beslissing verwezen naar de motivering in de tussenbeschikking van 28 oktober 2021 en de brief van de GI van 19 november 2021, waarin werd gesteld dat er geen noodzaak was om de minderjarige opnieuw uit huis te plaatsen. Het hof concludeert dat de machtiging tot uithuisplaatsing vanaf 28 oktober 2021 niet langer noodzakelijk was, terwijl deze voor de periode daarvoor wel gerechtvaardigd was. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd voor de periode tot 28 oktober 2021 en vernietigd voor de periode daarna, waardoor de minderjarige bij de moeder kan blijven.