ECLI:NL:GHARL:2021:11180

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
200.300.962/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige na eerdere beschikking

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 8 oktober 2021. Deze beschikking verleende een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een pleegzorgvoorziening. Het hof heeft in een tussenbeschikking op 28 oktober 2021 de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beschikking van de rechtbank geschorst en bepaald dat de minderjarige bij de moeder teruggeplaatst moet worden. De beslissing over de uithuisplaatsing zelf werd aangehouden tot een nieuwe zitting op 29 november 2021.

Na de tussenbeschikking ontving het hof verschillende stukken, waaronder brieven van de raad voor de kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI). Zowel de GI als de moeder hebben afgezien van de mondelinge behandeling en verzocht om een eindbeschikking. De raad heeft aangegeven niet te zullen aansluiten bij een mogelijke vervolgzitting.

Het hof heeft in zijn beslissing verwezen naar de motivering in de tussenbeschikking van 28 oktober 2021 en de brief van de GI van 19 november 2021, waarin werd gesteld dat er geen noodzaak was om de minderjarige opnieuw uit huis te plaatsen. Het hof concludeert dat de machtiging tot uithuisplaatsing vanaf 28 oktober 2021 niet langer noodzakelijk was, terwijl deze voor de periode daarvoor wel gerechtvaardigd was. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd voor de periode tot 28 oktober 2021 en vernietigd voor de periode daarna, waardoor de minderjarige bij de moeder kan blijven.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.300.962/01 (zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 180470)
beschikking van 2 december 2021
in de zaak:
[verzoekster](de moeder),
wonende op een geheim te houden adres,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. M.A. de Weerd te Den Haag,
en
de gecertificeerde instelling
Regiecentrum Bescherming en Veiligheid(de GI),
gevestigd te Leeuwarden.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord Nederland, locatie Leeuwarden.

1.Waar gaat het over

Het gaat over het hoger beroep van de moeder tegen de (uitvoerbaar bij voorraad verklaarde) beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 8 oktober 2021 waarbij de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg is verleend. Het hof heeft in de tussenbeschikking van 28 oktober 2021 over dit hoger beroep de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beschikking van de rechtbank geschorst en bepaald dat [de minderjarige] bij de moeder teruggeplaatst moet worden. Verder heeft het hof de beslissing over de uithuisplaatsing zelf aangehouden en een nieuwe zitting bepaald op 29 november 2021. Het hof verwijst hierbij naar de tussenbeschikking van 28 oktober 2021, waarvan de inhoud als hier ingevoegd beschouwd kan worden.

2.Hoe is de procedure verlopen

2.1
Het hof heeft na de tussenbeschikking de volgende stukken ontvangen:
- een brief van de raad van 2 november 2021;
- een brief van de GI van 19 november 2021;- een email namens de moeder van 23 november 2021.
2.2
Zowel de GI als de moeder hebben afgezien van de mondelinge behandeling van 29 november 2021 en gevraagd om een eindbeschikking te nemen. De raad heeft in zijn brief van 2 november 2021 aangegeven niet te zullen aansluiten bij een mogelijke vervolgzitting.

3.De motivering van de beslissing

Het hof verwijst voor de beslissing in deze zaak naar de motivering in de tussenbeschikking van 28 oktober 2021 en heeft ook gelet op de brief van de GI van 19 november 2021 waarin de GI schrijft dat er geen noodzaak is om [de minderjarige] opnieuw uit huis te plaatsen. Het hof vindt dat de machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige] vanaf 28 oktober 2021 niet langer noodzakelijk was. Voor deze machtiging uithuisplaatsing waren in de periode die daaraan voorafging wel voldoende feiten en omstandigheden die maakten dat de uithuisplaatsing in het belang van onderzoek van [de minderjarige] noodzakelijk was. Daarom zal het hof de beslissing van de rechtbank bekrachtigen (in stand laten) voor de periode tot 28 oktober 2021 en vernietigen voor de periode vanaf 28 oktober 2021. Dit betekent dat [de minderjarige] thuis kan blijven bij haar moeder.

4.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof beslissen als na te melden.

5.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 8 oktober 2021 voor zover het betreft de periode tot 28 oktober 2021 en vernietigt deze beschikking voor zover het betreft de periode vanaf 28 oktober 2021;
wijst af het verzoek van de GI tot machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige] voor zover het betreft de periode vanaf 28 oktober 2021;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, G.M. van der Meer en B.J. Voerman, bijgestaan door mr. L.N. Tabak als griffier, en is op 2 december 2021 uitgesproken in het openbaar in aanwezigheid van de griffier.