ECLI:NL:GHARL:2021:11034
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid verhuurder voor wateroverlast en schadevergoeding
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, gaat het om de aansprakelijkheid van de verhuurder, Stichting Volkshuisvesting Arnhem, voor wateroverlast die een huurder, aangeduid als [geïntimeerde], heeft ervaren in zijn appartement. De wateroverlast vond plaats op 3 maart 2017 en leidde tot schade aan de inboedel van de huurder, die geen verzekering had afgesloten. De huurder startte een procedure tegen de verhuurder en de Vereniging van Eigenaren (VvE) van het gebouw. De kantonrechter oordeelde dat de VvE niet aansprakelijk was, maar dat de verhuurder dat wel was, omdat er sprake was van een gebrek dat voor risico van de verhuurder kwam. De verhuurder ging in hoger beroep tegen dit oordeel.
Tijdens de zitting op 8 oktober 2021 werd het procesverbaal opgemaakt en werd de zaak verder behandeld. Het hof concludeerde dat de wateroverlast inderdaad als een gebrek kan worden aangemerkt, maar dat de schade niet zonder meer aan de verhuurder kan worden toegerekend. Het hof stelde vast dat de oorzaak van de wateroverlast niet definitief was vastgesteld en dat externe factoren, zoals een bevroren standleiding, mogelijk een rol speelden. Dit leidde tot de conclusie dat de grieven van de verhuurder tegen het eerdere oordeel van de kantonrechter gegrond waren.
Desondanks besloot het hof de zaak niet verder inhoudelijk te behandelen, omdat de verhuurder had aangegeven de schadevergoeding die al aan de huurder was betaald, niet terug te vorderen. Dit werd gedaan uit praktische overwegingen en coulance. Het hof vernietigde de eerdere vonnissen van de kantonrechter, maar bevestigde dat de verhuurder afstand deed van haar rechten om de schadevergoeding terug te vorderen. De kosten van het hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten droeg.