Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant1] B.V.,
Beheermaatschappij [appellant2] B.V.,
1.De procedure in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
De eigenaar[de rechtsvoorganger van Beheermaatschappij Zandbergen B.V., hof]
is verplicht, zich te onthouden van al datgene, waardoor de stroomlevering door middel van de[…]
werken gevaar zou kunnen opleveren voor personen of goederen of waardoor het regelmatige overbrengen van electrische energie door middel van deze werken zou kunnen worden belet, belemmerd of geschaad, en in het algemeen van al datgene dat met het zakelijk recht in strijd zou komen of het ongestoord uitoefenen van dit recht zou kunnen belemmeren . In het bijzonder zal hij zich onthouden van het planten van bomen en andere beplantingen onder en nabij de hoogspanningslijn, tenzij na voorafgaand overleg en met schriftelijke toestemming van de bedrijven[de rechtsvoorgangers van TenneT, hof]
. Hij is verplicht bomen en beplanting onder en nabij de hoogspanningslijn op eerste aanmaning te snoeien of te verwijderen, voor zover dit door de bedrijven noodzakelijk wordt geacht, of te dulden, dat dit door of vanwege de bedrijven geschiedt.”
De verzekerde garandeert aan de verzekeraar en deze verzekering geschiedt daarom ook op de uitdrukkelijke voorwaarde dat opslag van brandbare zaken zoals hout, pallets, kunststoffolie e.d., alsmede afvalcontainers tenminste 10 meter buiten de gevel en/of afdak (zowel aangebouwde als losstaande) plaatsvindt.
vergroot.”
Uit het onderzoek ter plaatse, de indicatieve test en de berekening blijkt dat wanneer materialen opgeslagen worden op een afstand van 7 meter van de gevel, zoals voorgeschreven in de clausule buitenopslag uit de verzekeringspolis er schade kan ontstaan aan de gevel en deze schade vergroot zal worden door brandoverslag en branduitbreiding.
Heeft de (precieze) locatie van de opgeslagen (houten) pallets op het bedrijfsterrein van Zandbergen invloed gehad op de (omvang van de) schade aan de elektriciteitskabels die boven het bedrijfspand hingen?
De kabels hangen[…]
tussen de 12 en 23 meter boven de pallets.
De pallets waren opgestapeld tot een hoogte van ongeveer 3 meter. Het gebouw heeft een hoogte van 9 meter. Bij een gebouwbrand zal de schade aan de hoogspanningsleidingen en de mast aanmerkelijk groter zijn dan bij een brand in de pallets.
Uit de vaststelling dat de geleiders direct boven de brandende stapel pallets zijn gebroken volgt dat recht boven de felle brand van de palletstapels de opwarming van de geleider het sterkst is geweest. Dit komt overeen met een positie circa 30 m vanuit de mast, gelijk aan de positie waar de geleiders zijn gebroken.
4.Het geschil en de beslissing van de rechtbank
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
van al datgene[…]
waardoor het regelmatige overbrengen van electrische energie[…]
zou kunnen worden belet, belemmerd of geschaad” (zie onder 3.4 hiervoor). Zandbergen betwist niet dat zij – als eigenaar en gebruiker – gebonden is aan de ZRO.
in het bijzonder” zal onthouden van “
bomen en andere beplantingen onder en nabij de hoogspanningslijn”. Er zijn geen objectieve factoren om artikel 5 van de ZRO zo uit te leggen dat het verbod beperkt is tot alleen het planten van bomen en andere beplanting. Gelet op de tekst van de ZRO is het verbod ruim geformuleerd (“
al datgene”) en worden bomen alleen genoemd als een voorbeeld van wat (“
in het bijzonder”) verboden is. Het hof verwerpt daarom het verweer van Zandbergen dat het verbod beperkt is tot beplanting.
natuurlijk heel klein”, maar onderbouwt dat verder niet. Gelet op de ruime formulering van het beding in de ZRO moet Zandbergen ook met kleine risico’s rekening houden, zeker als de mogelijke schade aan de hoogspanningsmast en -kabels groot is. Het risico van brandstichting is niet zo klein dat Zandbergen in haar contractuele verhouding met TenneT daar geen rekening mee hoefde te houden. Gestapelde pallets zijn brandbaar en het is niet voor niets dat de (brand)verzekeraar van Zandbergen bedongen heeft “
dat opslag van brandbare zaken zoals hout, pallets, kunststoffolie e.d., alsmede afvalcontainers tenminste[7]
meter buiten de gevel en/of afdak (zowel aangebouwde als losstaande) plaatsvindt.” Zandbergen stelt ook dat de beveiliging van het terrein (hekwerk en surveillance door een beveiligingsbedrijf) mede diende ter voorkoming van brandstichting door derden. Zij mocht echter niet volstaan met beveiliging van het terrein, omdat de beveiliging van het terrein het risico op brandstichting en het risico van schade in geval van brand gelet op haar contractuele verplichtingen in dit geval niet in voldoende mate wegneemt, terwijl het voor Zandbergen niet bijzonder bezwaarlijk was om het risico op deze schade (vrijwel) volledig weg te nemen, door de pallets niet direct onder de hoogspanningskabels en in hoge stapels op te slaan.
Grieven 1 tot en met 4kunnen zodoende niet tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank leiden.
grief 5doet Zandbergen een beroep op de vermindering van haar vergoedingsplicht als bedoeld in artikel 6:101 BW. Dat beroep slaagt gedeeltelijk. De feitelijke situatie was dat er jarenlang pallets opgestapeld stonden tot een hoogte van drie meter, direct onder de hoogspanningskabels. Niet betwist is dat werknemers van (onderaannemers van) TenneT op het terrein geregeld onderhoudswerkzaamheden hebben verricht aan de hoogspanningskabels en -masten en dat zij daarbij de feitelijke situatie moeten hebben gezien. Zij hadden op dat moment hetzij (extern) naar Zandbergen toe, hetzij (intern) naar de juiste afdeling van TenneT toe, melding kunnen maken van de gevaarlijke situatie op het terrein, zodat hetzij Zandbergen zelf, hetzij TenneT maatregelen had kunnen nemen om de gevaarlijke situatie te (laten) eindigen. TenneT heeft echter kennelijk haar bedrijfsvoering zo ingericht dat haar medewerkers en onderaannemers dergelijke signalen niet doorgeven. Dat is volgens het hof een omstandigheid die aan TenneT kan worden toegerekend. Dit nalaten heeft – in enige mate – bijgedragen aan het in stand blijven van de gevaarlijke situatie tot het moment van de brandstichting en staat daardoor mede in causaal verband met de uiteindelijke schade. Op TenneT rust weliswaar geen verplichting tot het actief controleren van ieder perceel waarop haar masten staan en waarover haar kabels lopen, maar van TenneT kan wel gevergd worden dat zij haar medewerkers of door haar ingeschakelde derden instrueert welke situaties als gevaarlijk voor de stroomvoorziening kunnen worden beschouwd en dat zij, zodra zij in het kader van hun werkzaamheden kennis nemen van een zodanig gevaarlijke situatie, TenneT en/of de eigenaar of gebruiker van het perceel daarop wijzen en TenneT daarop enige actie onderneemt. Hoewel het primair de verplichting van Zandbergen blijft om aan haar contractuele verplichting te voldoen, mag van TenneT gevergd worden dat zij – in enige mate – rekening houdt met de mogelijkheid van enige onachtzaamheid of onwetendheid bij perceeleigenaars. Het past niet om een gevaarlijke situatie te laten voort bestaan, met op de achtergrond de gedachte dat de perceeleigenaar/gebruiker volledig aansprakelijk is, mocht het risico zich verwezenlijken. Als TenneT actie zou ondernemen bij een voor haar kenbare gevaarlijke situatie, kan een gevaarlijke situatie vroegtijdig beëindigd worden, waardoor de kans dat het potentiële gevaar zich realiseert en dus de schade ontstaat kleiner wordt. Een concreet verweer dat dat in dit geval niet mogelijk was, of niet tot minder schade zou hebben geleid of dat zij aan haar verplichtingen op dit punt heeft voldaan, is door TenneT niet gevoerd.