ECLI:NL:GHARL:2021:11020

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
200.268.462
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan hoogspanningskabels door brand op terrein van Zandbergen B.V.

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van Zandbergen B.V. en Beheermaatschappij Zandbergen B.V. voor schade aan hoogspanningskabels van TenneT TSO B.V. die is ontstaan door een brand op het terrein van Zandbergen. De brand, die in de nacht van 28 op 29 juni 2014 plaatsvond, resulteerde in het knappen van twee kabels en schade aan andere kabels. TenneT stelde Zandbergen aansprakelijk op basis van een Zakelijk Recht Overeenkomst (ZRO) die in 1952 was gesloten. Het hof oordeelt dat Zandbergen tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de ZRO door brandbare pallets direct onder de hoogspanningskabels op te slaan. Het hof concludeert dat de brand, hoewel aangestoken door een derde, niet had geleid tot schade aan de kabels als de pallets niet zo dicht bij de kabels waren opgeslagen. De schade wordt vastgesteld op € 275.000,00, waarbij het hof rekening houdt met de mate van schuld van beide partijen. Zandbergen wordt veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten van TenneT.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.268.462
(zaaknummer rechtbank NL18.11964)
arrest van 30 november 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
1)
[appellant1] B.V.,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
2)
Beheermaatschappij [appellant2] B.V.,
beide gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellanten,
in eerste aanleg: verweersters,
advocaat: mr. M.F. Benningen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TenneT TSO B.V.,
gevestigd te Arnhem,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Tennet,
advocaat: mr. R.D. Lubach.
Appellante sub 1 zal hierna Zandbergen B.V., appellante sub 2 Beheermaatschappij Zandbergen B.V. en appellanten gezamenlijk zullen (in vrouwelijk enkelvoud) Zandbergen worden genoemd.

1.De procedure in eerste aanleg

Voor de procedure in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 5 juli 2019 dat de rechtbank Midden-Nederland (zittingsplaats Utrecht) heeft gewezen.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 3 oktober 2019,
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord (met producties),
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 6 oktober 2021.
2.2
Op 26 oktober 2021 hebben partijen om arrest gevraagd.

3.De vaststaande feiten

3.1.
Zandbergen B.V. is – kort samengevat – een groothandel in vlees en vleesproducten. Zij maakt voor haar bedrijf gebruik van een gebouwencomplex dat gelegen is op een terrein aan de [adres] in [vestigingsplaats] (hierna: het terrein). Beheermaatschappij Zandbergen B.V. is eigenaar van dit terrein.
3.2.
TenneT is eigenaar van een hoogspanningsmast die op het terrein staat en van de hoogspanningsleidingen die boven het terrein hangen.
3.3.
In de nacht van 28 op 29 juni 2014 is brand gesticht op het terrein. Als gevolg van de brand zijn twee kabels van de hoogspanningsverbinding geknapt en zijn andere kabels ernstig beschadigd.
3.4.
Tussen de rechtsvoorgangers van partijen is in 1952 een Zakelijk Recht Overeenkomst
voor de 150 kV-Koppellijn Nijmegen-Veenendaal (hierna: ZRO) gesloten. Het voor dit geschil relevante artikel 5 lid 1 ZRO houdt in:

De eigenaar[de rechtsvoorganger van Beheermaatschappij Zandbergen B.V., hof]
is verplicht, zich te onthouden van al datgene, waardoor de stroomlevering door middel van de[…]
werken gevaar zou kunnen opleveren voor personen of goederen of waardoor het regelmatige overbrengen van electrische energie door middel van deze werken zou kunnen worden belet, belemmerd of geschaad, en in het algemeen van al datgene dat met het zakelijk recht in strijd zou komen of het ongestoord uitoefenen van dit recht zou kunnen belemmeren . In het bijzonder zal hij zich onthouden van het planten van bomen en andere beplantingen onder en nabij de hoogspanningslijn, tenzij na voorafgaand overleg en met schriftelijke toestemming van de bedrijven[de rechtsvoorgangers van TenneT, hof]
. Hij is verplicht bomen en beplanting onder en nabij de hoogspanningslijn op eerste aanmaning te snoeien of te verwijderen, voor zover dit door de bedrijven noodzakelijk wordt geacht, of te dulden, dat dit door of vanwege de bedrijven geschiedt.
3.5.
Ten tijde van de brand had Zandbergen gestapelde houten en kunststoffen pallets opgeslagen op het terrein. In de brandverzekeringspolis van Zandbergen is een “Clausule buitenopslag” opgenomen. Die luidt:

De verzekerde garandeert aan de verzekeraar en deze verzekering geschiedt daarom ook op de uitdrukkelijke voorwaarde dat opslag van brandbare zaken zoals hout, pallets, kunststoffolie e.d., alsmede afvalcontainers tenminste 10 meter buiten de gevel en/of afdak (zowel aangebouwde als losstaande) plaatsvindt.
In plaats van de hierboven genoemde afstand geldt een norm van 7 meter.
Met betrekking tot schade die is voortgekomen uit het niet nakomen van de verplichtingen in de van toepassing verklaarde garanties geldt een additioneel eigen risico van 10% van het door verzekeraars te vergoeden schadebedrag met een minimum van € 25.000,00 per gebeurtenis en een maximum van € 100.000,00 per gebeurtenis, tenzij verzekerde bewijst dat de schade door het niet nakomen van de garanties noch veroorzaakt, nog[noch, Hof]
vergroot.
3.6.
Deze polisvoorwaarde is niet voor alle pallets nageleefd. In opdracht van Zandbergen heeft Efectis Nederland B.V. (Efectis) onderzoek gedaan naar de vraag of dat heeft geleid tot meer schade. Efectis concludeerde in haar rapport van 31 maart 2015:

Uit het onderzoek ter plaatse, de indicatieve test en de berekening blijkt dat wanneer materialen opgeslagen worden op een afstand van 7 meter van de gevel, zoals voorgeschreven in de clausule buitenopslag uit de verzekeringspolis er schade kan ontstaan aan de gevel en deze schade vergroot zal worden door brandoverslag en branduitbreiding.
Op basis van het bovenstaande kan dan ook gesteld worden dat het opslaan van goederen binnen een grens van 7 meter van de gevel niet van invloed is geweest op het ontstaan van schade of het vergoten van de schade. Wanneer aan de polisvoorwaarden voldaan was, was de schade ook ontstaan en vergroot door brandoverslag.”
3.7.
TenneT heeft Zandbergen aansprakelijk gesteld voor de schade die zij geleden heeft. In een expertiserapport van 23 maart 2017 heeft Crawford & Company (Nederland) B.V. in opdracht van (de verzekeraar van) Zandbergen de schade begroot op € 335.000,00 (exclusief btw).
3.8.
In het kader van het geschil met TenneT heeft Efectis in opdracht van Zandbergen (opnieuw) onderzoek gedaan naar de vraag of de locatie van de pallets invloed heeft gehad op de omvang van de schade. Het rapport van 20 september 2019 houdt – voor zover hier relevant – het volgende in:
“[…]
De beoordeling door Efectis moet antwoord geven op de volgende vragen:
[…]

Heeft de (precieze) locatie van de opgeslagen (houten) pallets op het bedrijfsterrein van Zandbergen invloed gehad op de (omvang van de) schade aan de elektriciteitskabels die boven het bedrijfspand hingen?
[…]
De kabels hangen[…]
tussen de 12 en 23 meter boven de pallets.
Op de plaats waar de kabelbreuk zich voorgedaan heeft hing de kabel op een verticale afstand van 17 meter boven de pallets en 12 meter boven het gebouw van Zandbergen.
Uit deze analyse en de figuren 8 en 9 volgt ook dat een gebouwbrand bij Zandbergen in vrijwel alle gevallen kan leiden tot het bezwijken van de hoogspanningskabels boven en direct naast het gebouw.
Conclusie
Het ontstaan van schade aan de hoogspanningskabels als gevolg van de brand bij Zandbergen is verklaarbaar op grond van de omvang van de brand en de materiaaleigenschappen van de hoogspanningskabels.[…]
De pallets waren opgestapeld tot een hoogte van ongeveer 3 meter. Het gebouw heeft een hoogte van 9 meter. Bij een gebouwbrand zal de schade aan de hoogspanningsleidingen en de mast aanmerkelijk groter zijn dan bij een brand in de pallets.
De brand in de gevel van het gebouw heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schade.[…]”
3.9.
In reactie daarop heeft TenneT bij Memorie van Antwoord een rapport van DNV GL Netherlands B.V. (hierna: DNV-GL) overgelegd. Dat rapport bevat als conclusie:

Uit de vaststelling dat de geleiders direct boven de brandende stapel pallets zijn gebroken volgt dat recht boven de felle brand van de palletstapels de opwarming van de geleider het sterkst is geweest. Dit komt overeen met een positie circa 30 m vanuit de mast, gelijk aan de positie waar de geleiders zijn gebroken.
Het wordt ondersteund door videobeelden, waarop het moment van breken van de geleiders is gefilmd. Te zien is dat de vlammen net zo hoog zijn als de hoogte van de onderste (gebroken) geleiders.
De hoeveelheid brandbaar materiaal en de intensiteit van de brandhaard hebben geleid tot een sterke hitteblootstelling van de geleiders. De temperatuur van de stalen kern van de onderste twee geleiders van het zwarte circuit heeft daardoor de kritieke temperatuur overschreden, waarna de geleiders zijn bezweken.
De geleiders van het witte circuit boven het gebouw zijn niet gebroken. Omdat de afstand van de geleiders tot het gebouw circa 10 meter kleiner is dan de afstand tussen geleiders en de palletstapel volgt hier direct uit dat de brand bij de gevel van het gebouw minder hevig is geweest dan de brandende stapels met pallets.
De primaire oorzaak van het breken van de geleiders is de felle brand in de palletstapels geweest. De brand die is ontstaan aan het gebouw heeft niet voldoende intensiteit gehad om breken van de geleiders te bereiken, ondanks dat de geleiders zich dichter bij het dak van het gebouw bevonden dan bij de palletstapels.”

4.Het geschil en de beslissing van de rechtbank

4.1.
TenneT vorderde in eerste aanleg – samengevat – de hoofdelijke veroordeling van Zandbergen tot betaling van € 426.421,96 te vermeerderen met de wettelijke rente en met (hoofdelijke) veroordeling van Zandbergen in de proceskosten, de nakosten daarin begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
Bij (bestreden) vonnis van 5 juli 2019 heeft de rechtbank Zandbergen hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 335.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2014 met veroordeling van Zandbergen in de kosten van de procedure.
4.3.
In hoger beroep komt Zandbergen met vijf grieven op tegen de veroordeling, Zij vordert dat het hof het vonnis vernietigt en alsnog de vorderingen van TenneT afwijst, met veroordeling van TenneT in de proceskosten van beide instanties.

5.De motivering van de beslissing in hoger beroep

5.1.
In dit hoger beroep gaat het om het volgende: de hoogspanningskabels (eigendom van TenneT) die boven het terrein van Zandbergen hangen, zijn bij brand beschadigd. In geschil is of – en zo ja, in hoeverre – Zandbergen aansprakelijk is voor de schade die TenneT daardoor geleden heeft.
Zakelijk Recht Overeenkomst
5.2.
De hoogspanningskabels van TenneT hangen boven het terrein van Zandbergen op basis van een Zakelijk Recht Overeenkomst. Die ZRO houdt in artikel 5 in dat TenneT het recht heeft om – kort gezegd – hoogspanningsmasten op het terrein te hebben en hoogspanningskabels over het terrein te hangen en dat de eigenaar van het terrein verplicht is zich te onthouden “
van al datgene[…]
waardoor het regelmatige overbrengen van electrische energie[…]
zou kunnen worden belet, belemmerd of geschaad” (zie onder 3.4 hiervoor). Zandbergen betwist niet dat zij – als eigenaar en gebruiker – gebonden is aan de ZRO.
Uitleg
5.3.
Het gaat hier om een zakelijk recht (als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht en artikel 6:162 BW) neergelegd in een notariële akte. Bij de uitleg ervan komt het dan ook in beginsel aan op de in de notariële akte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling die moet worden afgeleid uit de in de akte gebezigde bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte (HR 13 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AH9168). Zoals de rechtbank (in hoger beroep onvoldoende bestreden) overwoog, moeten een e-mail van 4 november 2013 en de daarbij gevoegde Veiligheidsvoorschriften bij de beoordeling van het geschil buiten beschouwing blijven, omdat niet is komen vast te staan dat Zandbergen die voorschriften ontvangen heeft.
5.4.
In de ZRO is opgenomen dat de eigenaar zich “
in het bijzonder” zal onthouden van “
bomen en andere beplantingen onder en nabij de hoogspanningslijn”. Er zijn geen objectieve factoren om artikel 5 van de ZRO zo uit te leggen dat het verbod beperkt is tot alleen het planten van bomen en andere beplanting. Gelet op de tekst van de ZRO is het verbod ruim geformuleerd (“
al datgene”) en worden bomen alleen genoemd als een voorbeeld van wat (“
in het bijzonder”) verboden is. Het hof verwerpt daarom het verweer van Zandbergen dat het verbod beperkt is tot beplanting.
Tekortkoming in de nakoming van artikel 5 ZRO
5.5.
Op het terrein had Zandbergen ten tijde van de brand houten en kunststoffen pallets direct onder de hoogspanningskabels opgeslagen. Uit het onderzoek van Efectis (zie onder 3.8 hiervoor) blijkt dat de pallets (op het moment van de brand) tot in ieder geval 3 meter hoog opgestapeld lagen en dat de hoogspanningskabels er (ongeveer) 17 meter recht boven hingen. Dat betekent, anders dan Zandbergen betoogt, dat de pallets in de (onmiddellijke) nabijheid van de hoogspanningskabels waren opgeslagen. Zij stonden er immers recht onder. Dat de (verticale) afstand tussen de opgestapelde pallets en de hoogspanningskabels 17 meter bedroeg maakt dat niet anders. Feit van algemene bekendheid is dat vlammen en hitte nu eenmaal opstijgen. Op geen enkele wijze onderbouwt Zandbergen dat in geval van brand bij die (verticale) afstand geen gevaar voor de hoogspanningskabels te duchten zou zijn, of dat zij dat redelijkerwijs zou mogen denken. Gelet op het voorgaande is Zandbergen door de pallets direct onder de hoogspanningskabels te plaatsen, artikel 5 ZRO niet nagekomen.
Toerekening tekortkoming
5.6.
De brand is weliswaar gesticht door een onbekend gebleven derde, maar als de pallets op voldoende (horizontale) afstand van de hoogspanningskabels zouden zijn gestapeld, zou de brand niet onder de hoogspanningskabels hebben gewoed en zou de schade aan de hoogspanningskabels niet zijn ontstaan.
5.7.
Zandbergen noemt het risico van brandstichting “
natuurlijk heel klein”, maar onderbouwt dat verder niet. Gelet op de ruime formulering van het beding in de ZRO moet Zandbergen ook met kleine risico’s rekening houden, zeker als de mogelijke schade aan de hoogspanningsmast en -kabels groot is. Het risico van brandstichting is niet zo klein dat Zandbergen in haar contractuele verhouding met TenneT daar geen rekening mee hoefde te houden. Gestapelde pallets zijn brandbaar en het is niet voor niets dat de (brand)verzekeraar van Zandbergen bedongen heeft “
dat opslag van brandbare zaken zoals hout, pallets, kunststoffolie e.d., alsmede afvalcontainers tenminste[7]
meter buiten de gevel en/of afdak (zowel aangebouwde als losstaande) plaatsvindt.” Zandbergen stelt ook dat de beveiliging van het terrein (hekwerk en surveillance door een beveiligingsbedrijf) mede diende ter voorkoming van brandstichting door derden. Zij mocht echter niet volstaan met beveiliging van het terrein, omdat de beveiliging van het terrein het risico op brandstichting en het risico van schade in geval van brand gelet op haar contractuele verplichtingen in dit geval niet in voldoende mate wegneemt, terwijl het voor Zandbergen niet bijzonder bezwaarlijk was om het risico op deze schade (vrijwel) volledig weg te nemen, door de pallets niet direct onder de hoogspanningskabels en in hoge stapels op te slaan.
5.8.
Gezien het voorgaande kan niet worden geconcludeerd dat de tekortkoming niet aan Zandbergen kan worden toegerekend zoals bedoeld in artikel 6:75 BW.
Oorzakelijk verband
5.9.
Het verweer van Zandbergen dat – de gestapelde pallets weggedacht – dezelfde schade zou zijn ontstaan door de brandende gevel van het gebouw slaagt niet. Uit het rapport van DNV-GL (zie onder 3.9 hiervoor) blijkt dat twee hoogspanningskabels gebroken zijn direct boven de brandende pallets. Boven de brandende gevel hingen eveneens hoogspanningskabels, maar die zijn niet gebroken. Zandbergen heeft ter gelegenheid van de zitting in hoger beroep de gelegenheid gehad om te reageren op het rapport van DNV-GL, maar daarbij niet het standpunt ingenomen dat het rapport op dit punt onjuist is.
Weliswaar is de gevel hoger dan de pallets, maar het brandgedrag van de pallets en van het isolatiemateriaal van de gevel is niet identiek. Het rapport van Efectis, waar Zandbergen zich op beroept, gaat daar niet op in. Daarmee heeft Zandbergen niet (voldoende) onderbouwd dat bij brand de brandende gevel alleen voldoende vlammen en hitte zou kunnen genereren om deze schade aan de hoogspanningskabels te doen ontstaan. Deze betwisting van het oorzakelijk verband slaagt daarom niet.
Naar het oordeel van het hof is eveneens onvoldoende betwist dat de schade in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van Zandbergen berust dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend.
Schadevergoeding
5.10.
Het voorgaande betekent dat door de pallets daar zo op te slaan Zandbergen toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de verplichting die uit hoofde van artikel 5 lid 1 van de ZRO op haar rust en dient zij de daardoor veroorzaakte schade te vergoeden. Die schade bedraagt € 335.000,00, zo staat tussen partijen vast.
Grieven 1 tot en met 4kunnen zodoende niet tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank leiden.
Vermindering vergoedingsplicht
5.11.
Met
grief 5doet Zandbergen een beroep op de vermindering van haar vergoedingsplicht als bedoeld in artikel 6:101 BW. Dat beroep slaagt gedeeltelijk. De feitelijke situatie was dat er jarenlang pallets opgestapeld stonden tot een hoogte van drie meter, direct onder de hoogspanningskabels. Niet betwist is dat werknemers van (onderaannemers van) TenneT op het terrein geregeld onderhoudswerkzaamheden hebben verricht aan de hoogspanningskabels en -masten en dat zij daarbij de feitelijke situatie moeten hebben gezien. Zij hadden op dat moment hetzij (extern) naar Zandbergen toe, hetzij (intern) naar de juiste afdeling van TenneT toe, melding kunnen maken van de gevaarlijke situatie op het terrein, zodat hetzij Zandbergen zelf, hetzij TenneT maatregelen had kunnen nemen om de gevaarlijke situatie te (laten) eindigen. TenneT heeft echter kennelijk haar bedrijfsvoering zo ingericht dat haar medewerkers en onderaannemers dergelijke signalen niet doorgeven. Dat is volgens het hof een omstandigheid die aan TenneT kan worden toegerekend. Dit nalaten heeft – in enige mate – bijgedragen aan het in stand blijven van de gevaarlijke situatie tot het moment van de brandstichting en staat daardoor mede in causaal verband met de uiteindelijke schade. Op TenneT rust weliswaar geen verplichting tot het actief controleren van ieder perceel waarop haar masten staan en waarover haar kabels lopen, maar van TenneT kan wel gevergd worden dat zij haar medewerkers of door haar ingeschakelde derden instrueert welke situaties als gevaarlijk voor de stroomvoorziening kunnen worden beschouwd en dat zij, zodra zij in het kader van hun werkzaamheden kennis nemen van een zodanig gevaarlijke situatie, TenneT en/of de eigenaar of gebruiker van het perceel daarop wijzen en TenneT daarop enige actie onderneemt. Hoewel het primair de verplichting van Zandbergen blijft om aan haar contractuele verplichting te voldoen, mag van TenneT gevergd worden dat zij – in enige mate – rekening houdt met de mogelijkheid van enige onachtzaamheid of onwetendheid bij perceeleigenaars. Het past niet om een gevaarlijke situatie te laten voort bestaan, met op de achtergrond de gedachte dat de perceeleigenaar/gebruiker volledig aansprakelijk is, mocht het risico zich verwezenlijken. Als TenneT actie zou ondernemen bij een voor haar kenbare gevaarlijke situatie, kan een gevaarlijke situatie vroegtijdig beëindigd worden, waardoor de kans dat het potentiële gevaar zich realiseert en dus de schade ontstaat kleiner wordt. Een concreet verweer dat dat in dit geval niet mogelijk was, of niet tot minder schade zou hebben geleid of dat zij aan haar verplichtingen op dit punt heeft voldaan, is door TenneT niet gevoerd.
5.8.
Uit het voorgaande volgt dat de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan TenneT als benadeelde kan worden toegerekend. Daarom wordt de vergoedingsplicht van Zandbergen verminderd door de schade over TenneT en Zandbergen te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen. Gelet op de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, te weten de tekortkoming van Zandbergen enerzijds en anderzijds het niet signaleren van de gevaarlijke situatie bij werkzaamheden in opdracht van TenneT, vermindert het hof de schadevergoedingsverplichting van Zandbergen van € 335.000,00 tot een bedrag van € 275.000,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2014).
Het hof ziet geen grond voor een andere verdeling uit hoofde van de billijkheid wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten van partijen of andere omstandigheden van het geval.
5.9.
Het verweer van Zandbergen dat TenneT haar eigendommen had kunnen en moeten verzekeren gaat niet op. In beginsel zou een verzekeraar immers regres kunnen nemen op de aansprakelijke partij, in dit geval Zandbergen. De keuze van TenneT om haar risico’s niet te verzekeren, maar zelf te dragen, levert tegenover Zandbergen alleen al daarom geen grond op om de schadevergoedingsverplichting van Zandbergen te verminderen.
Bewijsaanbod
5.10.
Partijen hebben verder geen feiten gesteld die – indien bewezen – tot een andere beslissing kunnen leiden, dus het hof komt niet toe aan bewijslevering. Wat partijen overigens over en weer hebben aangevoerd behoeft ook verder geen behandeling.

6.De slotsom

6.1.
Grief 5 slaagt gedeeltelijk en het bestreden vonnis zal worden vernietigd voor zover meer dan € 275.000,00 is toegewezen. Als de overwegend in het ongelijk te stellen partij dient Zandbergen de kosten van beide instanties te dragen. Het hof zal daarom de proceskostenveroordeling van het vonnis in eerste aanleg bekrachtigen en Zandbergen in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
6.2.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van TenneT zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 5.382,00
- salaris advocaat € 8.128,00 (2 punten × tarief VI)
6.3
Als niet weersproken zal het hof ook de nakosten en de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

7.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank (Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht) van 5 juli 2019, behoudens voor zover in dat vonnis onder randnummer 3.1. in het dictum een bedrag van € 335.00,00 is toegewezen, vernietigt dit vonnis in zoverre en doet in zoverre opnieuw recht;
veroordeelt Zandbergen hoofdelijk om aan TenneT te betalen een bedrag van € 275.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) over dit bedrag met ingang van 29 juni 2014 tot de dag van betaling;
veroordeelt Zandbergen hoofdelijk in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van TenneT vastgesteld op € 5.382,00 voor verschotten en op € 8.128,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt Zandbergen hoofdelijk in de nakosten, begroot op € 163,00, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,00 in geval Zandbergen niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.J.H.G. Bronzwaer, O.G.H. Milar, en G.M. Menon, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 30 november 2021.