Uitspraak
in eerste aanleg: verweerder, tevens verzoeker in de zelfstandige nevenvordering,
[verzoeker]
Coop,
1.1. Het geding bij de kantonrechter
2.Het geding in hoger beroep
- het V6-formulier van 5 oktober 2021 van [verzoeker] met een productie;
- het V6-formulier van 6 oktober 2021 van [verzoeker] met producties;
- het V6-formulier van eveneens 6 oktober 2021 van [verzoeker] met producties;
- het bericht van Coop van 6 oktober 2021 met bezwaar tegen de indiening van de producties;
- de reactie daarop van [verzoeker] van 7 oktober 2021;
3.Waar deze zaak over gaat en wat het hof beslist
4.4. De feiten
In dat formulier is onder meer het volgende opgenomen:
(…)
(…)
Gemeenschappelijk geconcludeerd? Nu taken worden gewijzigd die volgens jou op het grijze gebied liggen, is er sprake van indirecte functiewijziging of zien jullie dat anders? Waarom worden de taken van mijn afgepakt, bijvoorbeeld zaterdagkrachten? Ik vind dat er sprake is van eenzijdige contractwijziging! Waarom is dat? Graag overleggen met [naam3] en [naam4] !
Later die dag heeft Coop aan [verzoeker] een vaststellingsovereenkomst toegezonden. In de begeleidende e-mail schrijft [naam4] , onder meer:
Wij vernemen graag uiterlijk vrijdag 13 november voor 12.00 uur uw reactie in deze.
5.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
6.6. De verzoeken in hoger beroep
Daarnaast handhaaft hij zijn verzoek om Coop te veroordelen tot betaling van € 10.556,43 aan achterstallig salaris, te vermeerderen met 50% wettelijke verhoging. Alles met veroordeling van Coop in de proceskosten.
7.7. De beoordeling in hoger beroep
- heeft [verzoeker] vanaf november 2016 feitelijk gewerkt als voorman, dienen zijn werkzaamheden in die functie daarom te worden beschouwd als de bedongen arbeid en had hij dus aanspraak op beloning als voorman (
gronden I en VII);
gronden II tot en met VI en VIII);
- heeft Coop ernstig verwijtbaar gehandeld.
o Openen en sluiten van DC volgens procedure w.o. in-/uitschakelen alarm.
Dat heeft hij niet gedaan. Hij heeft niet aangevoerd en met bescheiden onderbouwd dat hij rapporteerde over de afhandeling van administratieve taken. In ieder geval niet aan het boven een voorman gestelde gezag (hoofd magazijn en/of de algemeen manager). Ook heeft hij niet aangevoerd en met bescheiden onderbouwd dat hij functionerings- en beoordelingsgesprekken voerde met (magazijn)medewerkers van Coop.
In de omstandigheden van dit geval vormde dat in beginsel voldoende grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de “g-grond”.
Maar de verwijten die Coop daarvan gemaakt zouden kunnen worden, maken nog niet dat Coop te vroeg haar conclusie zou hebben getrokken. En maken evenmin dat de verstoring
In het voorgaande ligt verder besloten dat voor zover (ook) Coop een verwijt treft ten aanzien van de verstoring van de arbeidsverhouding, er geen sprake van is dat de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Coop als bedoeld in artikel 7:671b lid 9 sub c BW. Daarmee bestaat ook geen grond voor toekenning van een billijke vergoeding op die grond.
8.Slotsom8.1 De gronden falen en het hoger beroep tegen de ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt verworpen. Voor het overige wordt de beschikking bekrachtigd.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Coop zullen tot aan deze beschikking worden vastgesteld op € 772,- voor griffierecht en op € 2.228,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten, tarief II in hoger beroep).