In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte had op 2 maart 2020 een vonnis van de rechtbank ontvangen en op 3 maart 2020 heeft zijn raadsman per e-mail verzocht om hoger beroep in te stellen. Echter, het hof oordeelde dat de e-mail met een digitale handtekening niet voldeed aan de eisen van een rechtsgeldige schriftelijke bijzondere volmacht zoals voorgeschreven in artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de e-mail niet vergezeld ging van een ondertekende volmacht en dat de digitale handtekening niet voldeed aan de vereisten van authenticiteit en controleerbaarheid. Ondanks de intentie van de raadsman om hoger beroep in te stellen, heeft het hof geoordeeld dat het verzuim niet voor gedekt kon worden gehouden, gezien het belang van rechtszekerheid. Hierdoor werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de noodzaak van strikte naleving van de vormvereisten voor volmachten in het strafproces.