ECLI:NL:GHARL:2021:10717

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
19 november 2021
Zaaknummer
20/00780 en 20/00781
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WOZ-waarde van onroerende zaken en aanslag afvalstoffenheffing

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WOZ-waarde van een woning en een winkel, beide eigendom van de belanghebbende. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaken vastgesteld op respectievelijk € 289.000 voor de woning en € 178.000 voor de winkel, met als waardepeildatum 1 januari 2018. De belanghebbende was het niet eens met deze waardebepalingen en stelde dat de waarde van de woning niet hoger kon zijn dan € 269.000 en die van de winkel niet hoger dan € 149.000. De rechtbank Midden-Nederland had eerder de beroepen van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende hoger beroep instelde.

Tijdens de zitting op 15 september 2021 heeft de belanghebbende haar standpunt toegelicht, waarbij zij ook aanvoerde dat zij geen gebruiker was van de woning, wat leidde tot een aanslag afvalstoffenheffing van € 266. De heffingsambtenaar verdedigde de vastgestelde waarden met een taxatiematrix en stelde dat de waarden niet te hoog waren vastgesteld. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende had aangetoond dat de waarden niet te hoog waren en dat de aanslag afvalstoffenheffing geen onderdeel uitmaakte van het geschil. Het Hof verklaarde het hoger beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk voor zover het de aanslag afvalstoffenheffing betrof en ongegrond voor het overige. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummers: 20/00780 en 20/00781
uitspraakdatum: 16 november 2021
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 21 juli 2020, nummers UTR 19/3556 en UTR 19/3719 in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan de
Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht,(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Bij beschikkingen van 28 februari 2019 heeft de heffingsambtenaar op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaken aan de [adres1] 259BS in [plaats] (hierna ook: de woning) en [adres1] 259 in [plaats] (hierna ook: de winkel) voor het belastingjaar 2019 vastgesteld op respectievelijk € 289.000 en € 178.000 naar de waardepeildatum 1 januari 2018. De heffingsambtenaar heeft bij deze beschikking aan belanghebbende als eigenaar ook aanslagen onroerendezaakbelastingen en watersysteemheffing opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak van 2 augustus 2019 de bezwaren ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 21 juli 2020 de beroepen ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft op tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Het hogerberoepschrift gedateerd 31 augustus 2020 is op 1 september 2020 ontvangen door het Hof.
1.5.
De heffingsambtenaar heeft op 8 april 2021 een verweerschrift ingediend.
1.6.
Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2021. Namens belanghebbende is verschenen mr. [naam1] (hierna: [naam1] ). Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen mr. [naam2] en [naam3] (taxateur).

2.Feiten

Belanghebbende is eigenaar van de woning en de winkel, welke zijn gebouwd in 1926 (woning) en 1930 (winkel). De winkel heeft als publiekrechtelijke bestemming (detail)handel/winkel.

3.Geschil

In geschil is of de WOZ-waarde van de onroerende zaken door de heffingsambtenaar te hoog is vastgesteld. Belanghebbende stelt dat de waarde van de woning niet hoger kan zijn dan € 269.000 en die van de winkel niet hoger dan € 149.000. De heffingsambtenaar betoogt dat de waardes niet te hoog zijn vastgesteld. Verder heeft belanghebbende ter zitting gesteld dat zij geen gebruiker is van de woning, zodat aan haar ten onrechte een aanslag afvalstoffenheffing ten bedrage van € 266 is opgelegd.

4.Beoordeling van het geschil

WOZ-beschikkingen
4.1.
Op grond van artikel 17, lid 2, Wet WOZ wordt de waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer die dient te worden vastgesteld op de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor de onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meestbiedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn besteed (vgl. TK, vergaderjaar 1992-1993, 22885, nr. 3, blz. 44, en HR 8 augustus 2003, nr. 38.085, ECLI:NL:HR:2003:AI0924).
4.2.
Belanghebbende heeft gemotiveerd gesteld dat de vastgestelde waarde voor het belastingjaar 2018 te hoog is. Gelet daarop rust op de heffingsambtenaar de last, in het licht van hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd, feiten aannemelijk te maken die meebrengen dat de door hem verdedigde waarde niet te hoog is.
4.3.
Ter onderbouwing van de door hem verdedigde waarde van de winkel wijst de heffingsambtenaar op een in hoger beroep overgelegde taxatiematrix van taxateur [naam4] van 31 maart 2021, waarin de waarde per 1 januari 2017 van de winkel op basis van de vergelijkingsmethode als volgt is onderbouwd:
Object
Bj
Functie
Opp.
Huur/m2
Huurwaarde
Factor
Waarde
Waarde/m2
[adres1]
259 (winkel)
1930
Winkel
110 m2
€ 171/ m2
€ 18.810
9,5
€ 178.000
€ 1.618/ m2
Vergelijkingsobjecten
Koopsom
[adres1]
287B
1930
Winkel
78 m2
(26 m2 opslag)
€ 171/ m2
€ 10.582
12,7
€ 134.500
(12-06-2018)
€ 1.724/ m2
[adres1]
197
1925
Winkel
97 m2
€ 171/ m2
€ 16.587
9,5
€ 158.000
(03-03-2017)
€ 1.629/ m2
[adres1]
101
1920
Winkel
163 m2
€ 163/ m2
€ 32.600
11,4
€ 372.000
(03-09-2018)
€ 1.860/ m2
Ter onderbouwing van de door hem verdedigde waarde van de woning wijst de heffingsambtenaar in hoger beroep op een overgelegde taxatiematrix van taxateur [naam4] van 31 maart 2021, waarin de waarde per 1 januari 2017 van de woning op basis van de vergelijkingsmethode als volgt is onderbouwd.
Object
Bj
Opp.
Waarde
Waarde/m2
[adres1]
259BS (woning)
1926
113 m2
€ 289.000
€ 2.557/ m2
Vergelijkingsobjecten
Koopsom
[adres2] 16BS
1903
111 m2
(+23 m2 dakterras)
€ 395.000
(28-04-2017)
€ 3.559m2
[adres2] 14BS
1903
111 m2 (+ 20 m2 dakterras)
€ 387.000
(26-04-2017)
€ 3.486/ m2
[adres2] 24BS
1903
111 m2 (+ 36 m2 dakterras)
€ 451.100
(28-08-2017)
€ 4.063/ m2
Verder wordt gewezen op een in beroep overgelegde taxatiematrix opgesteld door taxateur [naam3] van 9 januari 2020.
Object
Bj
Opp.
Waarde
Waarde/m2
[adres1]
259BS (woning)
1926
113 m2
€ 289.000
€ 2.557/ m2
Vergelijkingsobjecten
Koopsom
[adres1]
699 A BS
1936
91 m2
(+ 51 m2 dakterras)
€ 240.000
(18-05-2017)
€ 2.554/m2
[adres1]
301 BS
1929
111 m2
(+ 47 m2 dakterras)
€ 265.000
(03-07-2017)
€ 2.320/ m2
[adres1]
296 C
1913
107 m2
(+ 20 m2 dakterras)
€ 275.000
(09-01-2017)
€ 2.720/ m2
4.4.
Onderhoud van de winkel is bepaald op matig en de uitstraling op eenvoudig. Van nummers 287B en 101 zijn onderhoud op voldoende bepaald en de uitstraling op normaal. Van nummer 197 is onderhoud op voldoende bepaald en de uitstraling op eenvoudig. De heffingsambtenaar heeft desgevraagd bevestigd dat de kwalificatie matig slechter is dan voldoende en de kwalificatie eenvoudig slechter is dan normaal.
4.5.
Gelet op de in de taxatiematrix opgenomen gegevens en foto’s zijn de onroerende zaken naar het oordeel van het Hof voldoende vergelijkbaar met de vergelijkingsobjecten. Gelet op hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd en op de voor die vergelijkingsobjecten gerealiseerde gecorrigeerde verkoopprijzen per m², acht het Hof aannemelijk dat de waarden van de onroerende zaken niet te hoog zijn vastgesteld. Het Hof merkt daarbij op dat de taxateurs inzichtelijk hebben gemaakt op welke wijze met aanwezige verschillen, zoals de aanwezigheid van een dakterras of berging, rekening is gehouden.
4.6.
Het Hof heeft bij de beoordeling de getaxeerde huurwaarden en de getaxeerde kapitalisatiefactoren buiten beschouwing gelaten. Wat partijen daarover hebben aangevoerd behoeft daarom geen bespreking.
Afvalstoffenheffing
4.7.
Met betrekking tot de ter zitting ingebrachte hogerberoepsgrond gericht tegen de aanslag afvalstoffenheffing, is het Hof van oordeel dat deze aanslag geen onderdeel uitmaakt van het onderhavige geschil. Blijkens de uitspraken op bezwaar zien deze uitspraken op de volgende beschikkingen:
“Betreft
WOZ-beschikking Eigenaar: [adres1] 259 BS [plaats] , € 289.000
OZB Eigenaar: [adres1] 259 BS [plaats]
WaterSysteemHeffing Eigenaren: [adres1] 259 BS [plaats]
WOZ-beschikking Eigenaar: [adres1] 259 [plaats] , € 178.000
OZB Eigenaar: [adres1] 259 [plaats]
WaterSysteemHeffing Eigenaren: [adres1] 259 [plaats] ”
Blijkens de uitspraak van de Rechtbank ziet ook die uitspraak slechts op de beroepen gericht tegen de uitspraken op bezwaar waarbij de bezwaren gericht tegen deze beschikkingen ongegrond zijn verklaard, zodat ook om die reden thans in hoger beroep niet kan worden opgekomen tegen de aanslag afvalstoffenheffing.
4.9.
Ter zitting zijn door belanghebbende de andere beroepsgronden ingetrokken, waaronder het beroep op betalingsonmacht ter zake van het betalen van het griffierecht.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk voor zover het ziet op de aanslag afvalstoffenheffing en ongegrond voor het overige.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof:
  • verklaart het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de aanslag afvalstoffenheffing niet-ontvankelijk en
  • bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A.V. Boxem, voorzitter, mr. J. van de Merwe en mr. A.J.H. van Suilen, in tegenwoordigheid van dr. J.W.J. de Kort als griffier.
De beslissing is op 16 november 2021 in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd de uitspraak De voorzitter,
te ondertekenen.
(R.A.V. Boxem)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 16 november 2021.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.