ECLI:NL:GHARL:2021:10712

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
19 november 2021
Zaaknummer
20/00012
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 november 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 20 november 2019. De zaak betreft de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning aan de [adres1] 75 in [plaats] voor het belastingjaar 2018. De heffingsambtenaar van de gemeente Hellendoorn had de waarde vastgesteld op € 168.000, gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2017. Belanghebbende was van mening dat de waarde te laag was en stelde dat deze niet lager kon zijn dan € 199.000.

De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep instelde. Tijdens de zitting op 30 september 2021 zijn beide partijen vertegenwoordigd. De heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de waarde een taxatiematrix overgelegd, waaruit blijkt dat de woning vergelijkbaar is met andere panden die recentelijk zijn verkocht. Het Hof oordeelde dat de waarde van de woning niet te laag was vastgesteld, ondanks het eigen verkoopcijfer van de woning dat later tot stand kwam. Het Hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.

De beslissing van het Hof houdt in dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer: 20/00012
uitspraakdatum: 16 november 2021
Uitspraak van de tweede enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.te
[vestigingsplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 20 november 2019, nummer Awb 18/1877 in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan de
gemeente Hellendoorn,(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Bij beschikking van 28 februari 2018 heeft de heffingsambtenaar op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan de [adres1] 75 in [plaats] (hierna ook: de woning) voor het belastingjaar 2018 vastgesteld op € 168.000 naar de waardepeildatum 1 januari 2017.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak van 7 september 2018 de bezwaren ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen. De rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 20 november 2019 het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Het hogerberoepschrift gedateerd 27 december 2019 is op 2 januari 2020 ontvangen door het Hof.
1.5.
De heffingsambtenaar heeft op 17 juli 2020 een verweerschrift ingediend.
1.6.
Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2021. Namens belanghebbende is verschenen mr. [naam1] (hierna: [naam1] ). Namens de heffingsambtenaar is verschenen [naam2] .

2.Feiten

Belanghebbende is eigenaar van de vrijstaande woning, bouwjaar 1935, met een inhoud van 300 m³ en een kaveloppervlakte van 1.315 m². Bij de woning behoort een aangebouwde berging met een inhoud van 235 m³ en een vrijstaande berging met een inhoud van 105 m³. Deze woning is op 30 juli 2019 verkocht voor € 249.000. De levering heeft plaatsgevonden op 1 november 2019. De woning en bijgebouwen verkeerden per waardepeildatum in een zeer slechte toestand.

3.Geschil

In geschil is of de WOZ-waarde van de onroerende zaak door de heffingsambtenaar te laag is vastgesteld. Belanghebbende stelt dat de waarde van de woning niet lager kan zijn dan € 199.000. De heffingsambtenaar betoogt dat de waarde niet te laag is vastgesteld.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Op grond van artikel 17, lid 2, Wet WOZ wordt de waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer die dient te worden vastgesteld op de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor de onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meestbiedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn besteed (vgl. TK, vergaderjaar 1992-1993, 22885, nr. 3, blz. 44, en HR 8 augustus 2003, nr. 38.085, ECLI:NL:HR:2003:AI0924).
4.2.
Belanghebbende heeft gemotiveerd gesteld dat de vastgestelde waarde voor het belastingjaar 2018 te laag is. Gelet daarop rust op de heffingsambtenaar de last, in het licht van hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd, feiten aannemelijk te maken die meebrengen dat de door hem verdedigde waarde niet te laag is.
4.3.
Ter onderbouwing van de door hem verdedigde waarde van de woning wijst de heffingsambtenaar op een in hoger beroep overgelegde taxatiematrix van taxateur [naam3] van 15 juli 2020, waarin de waarde per 1 januari 2017 van de woning op basis van de vergelijkingsmethode als volgt is onderbouwd:
Object
Bj
Opp.
kavel
Inhoud hoofdgebouw
Inhoud bijgebouwen
Waarde
[adres1] 75
1935
1.315 m2
300 m³
340 m³
€ 168.000
Vergelijkingsobjecten
Koopsom
[adres2] 53
1900
980 m2
275 m³
75 m³
€ 140.000
(03-06-2016)
[adres3] 8A
1970
2.370 m2
487 m³
385 m³
€ 236.000
(23-03-2016)
4.4.
Alle referentiepanden verkeerden per verkoopdatum in een zeer slechte toestand. Het pand aan de [adres2] is na verkoop gesloopt en het pand aan de [adres3] is na verkoop volledig gestript, gerenoveerd en uitgebouwd.
4.5.
Bij de waardebepaling is de volgende grondstaffel gehanteerd:
Oppervlakte
€/m²
1 m²
260,00
400 m²
260,00
500 m²
221,97
600 m²
196,61
700 m²
178,50
800 m²
164,92
1000 m²
145,90
1250 m²
130,69
1500 m²
113,96
2000 m²
89,91
2500 m²
75,28
3000 m²
63,78
3500 m²
55,53
4000 m²
49,34
4.6.
Het pand aan de [adres2] heeft ligging 2, hetgeen resulteert in een aftrek van 10% op de waarde van de grond volgens de grondstaffel. Het pand aan de [adres3] heeft ligging 4, hetgeen resulteert in een opslag van 10% op de waarde van de grond volgens de grondstaffel.
4.7.
Gelet op de in de taxatiematrix opgenomen gegevens en foto’s is de onroerende zaak naar het oordeel van het Hof voldoende vergelijkbaar met de vergelijkingsobjecten. Gelet op hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd en op de voor die vergelijkingsobjecten gerealiseerde gecorrigeerde verkoopprijzen van, gelet op de onderhoudstoestand van alle woningen, vooral de grond, acht het Hof aannemelijk dat de waarde van de woning niet te laag is vastgesteld. Het eigen verkoopcijfer van de woning brengt het Hof niet tot een ander oordeel. Dat verkoopcijfer is 2 jaar en 7 maanden na de waardepeildatum tot stand gekomen. Dit tijdsverloop maakt het niet onaannemelijk dat, gelet op de (zeer) stijgende markt voor woningen in deze periode, dit verkoopcijfer in lijn is met een waarde van maximaal € 168.000 per waardepeildatum.
4.8.
Ter zitting zijn door belanghebbende de andere beroepsgronden ingetrokken, waaronder het beroep op betalingsonmacht ter zake van het betalen van het griffierecht en het verzoek de zitting op digitale wijze te laten plaatsvinden.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep van belanghebbende ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A.V. Boxem, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.
De beslissing is op 16 november 2021 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
( A. Vellema) (R.A.V. Boxem)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 16 november 2021.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.