In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 november 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 20 november 2019. De zaak betreft de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning aan de [adres1] 75 in [plaats] voor het belastingjaar 2018. De heffingsambtenaar van de gemeente Hellendoorn had de waarde vastgesteld op € 168.000, gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2017. Belanghebbende was van mening dat de waarde te laag was en stelde dat deze niet lager kon zijn dan € 199.000.
De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep instelde. Tijdens de zitting op 30 september 2021 zijn beide partijen vertegenwoordigd. De heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de waarde een taxatiematrix overgelegd, waaruit blijkt dat de woning vergelijkbaar is met andere panden die recentelijk zijn verkocht. Het Hof oordeelde dat de waarde van de woning niet te laag was vastgesteld, ondanks het eigen verkoopcijfer van de woning dat later tot stand kwam. Het Hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De beslissing van het Hof houdt in dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.