Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant1] ,
[appellant2],
[appellant3],
[appellant4],
1.De procedure bij de kantonrechter
2.De procedure in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing
4.De beslissing
16 november 2021.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een tussentijds hoger beroep dat door werknemers is ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 20 april 2021. De werknemers, die in de periode van 2008 tot 2015 in dienst waren bij Enrichment Technology Nederland B.V. (ETNL), stellen dat zij medische klachten hebben opgelopen door het niet naleven van de zorgplicht door hun werkgever. Ze vorderen schadevergoeding op basis van artikel 7:658 BW. De kantonrechter heeft in zijn vonnis overwogen dat de werknemers eerst moeten aantonen dat zij schade hebben geleden in de uitoefening van hun werkzaamheden, waarna ETNL moet bewijzen dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. De werknemers hebben echter zonder toestemming van de kantonrechter hoger beroep ingesteld tegen het tussenvonnis, wat door ETNL is betwist.
Het hof heeft geoordeeld dat op grond van artikel 337 lid 2 Rv een tussenvonnis alleen tegelijk met een eindvonnis kan worden aangevochten, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Het hof heeft vastgesteld dat het vonnis van 20 april 2021 een zuiver tussenvonnis is, omdat er geen beslissingen zijn genomen die een einde maken aan het geschil. Aangezien de kantonrechter geen tussentijds hoger beroep heeft opengesteld, heeft het hof de werknemers niet-ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep. Daarnaast zijn de werknemers veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 5.610,- voor griffierecht en € 1.114,- voor salaris advocaat, met wettelijke rente en nakosten.