ECLI:NL:GHARL:2021:10609

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
200.300.213
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijds hoger beroep zonder toestemming kantonrechter in civiele zaak over schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een tussentijds hoger beroep dat door werknemers is ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 20 april 2021. De werknemers, die in de periode van 2008 tot 2015 in dienst waren bij Enrichment Technology Nederland B.V. (ETNL), stellen dat zij medische klachten hebben opgelopen door het niet naleven van de zorgplicht door hun werkgever. Ze vorderen schadevergoeding op basis van artikel 7:658 BW. De kantonrechter heeft in zijn vonnis overwogen dat de werknemers eerst moeten aantonen dat zij schade hebben geleden in de uitoefening van hun werkzaamheden, waarna ETNL moet bewijzen dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. De werknemers hebben echter zonder toestemming van de kantonrechter hoger beroep ingesteld tegen het tussenvonnis, wat door ETNL is betwist.

Het hof heeft geoordeeld dat op grond van artikel 337 lid 2 Rv een tussenvonnis alleen tegelijk met een eindvonnis kan worden aangevochten, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Het hof heeft vastgesteld dat het vonnis van 20 april 2021 een zuiver tussenvonnis is, omdat er geen beslissingen zijn genomen die een einde maken aan het geschil. Aangezien de kantonrechter geen tussentijds hoger beroep heeft opengesteld, heeft het hof de werknemers niet-ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep. Daarnaast zijn de werknemers veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 5.610,- voor griffierecht en € 1.114,- voor salaris advocaat, met wettelijke rente en nakosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.300.213
(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, 8832361)
arrest van 16 november 2021

1.[appellant1] ,

wonende te [woonplaats1] ,
2.
[appellant2],
wonende te [woonplaats2] ,
3.
[appellant3],
wonende te [woonplaats3] ,
4.
[appellant4],
wonende te [woonplaats4] ,
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk: de werknemers,
advocaat: mr. H.G.M. van Zutphen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Enrichment Technology Nederland B.V.,
gevestigd te Almelo,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: ETNL,
advocaat: mr. H.M. Kruitwagen.

1.De procedure bij de kantonrechter

Voor de procedure in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het tussenvonnis van 20 april 2021 van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 6 juli 2021 (met grieven en producties),
- akte uitlating ontvankelijkheid (met producties) van ETNL.
2.2
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald op het griffiedossier.

3.De motivering van de beslissing

3.1
De werknemers waren in de periode 2008/2009 tot 1 maart 2015 in dienst bij ETNL. De werknemers stellen dat zij in de uitoefening van hun werkzaamheden medische klachten hebben opgelopen, doordat ETNL haar zorgplicht niet in acht heeft genomen. Zij vorderen daarom ieder op grond van artikel 7:658 BW schadevergoeding van ETNL.
3.2
De kantonrechter heeft in zijn vonnis van 20 april 2021 overwogen dat uit artikel 7:658 lid 2 BW volgt dat de werknemers eerst dienen aan te tonen dat zij schade hebben geleden in de uitoefening van hun werkzaamheden en dat ETNL daarna om aan aansprakelijkheid te ontkomen moet aantonen dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. De kantonrechter heeft de zaak vervolgens verwezen naar de rol van 18 mei 2021. De kantonrechter heeft de werknemers de gelegenheid geboden zich op die datum uit te laten over hun medische klachten en de vraag of die veroorzaakt (kunnen) zijn door de werkzaamheden. Vervolgens hebben de werknemers de kantonrechter verzocht tussentijds hoger beroep tegen het vonnis van 20 april 2021 open te stellen. Dit verzoek heeft de kantonrechter afgewezen.
3.3
De werknemers hebben, zonder toestemming van de kantonrechter, hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 20 april 2021. Zij vorderen dat het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigt met veroordeling van ETNL in de kosten van het geding in beide instanties. De werknemers voeren aan dat tussentijds hoger beroep mogelijk is, omdat het om een deelvonnis gaat omdat daarin ook een einduitspraakcomponent zit. ETNL heeft bij akte geconcludeerd dat de werknemers niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden, omdat het vonnis van 20 april 2021 een zuiver tussenvonnis betreft.
3.4
Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 337 lid 2 Rv van een tussenvonnis slechts tegelijk met het eindvonnis hoger beroep kan worden ingesteld, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Bij de toepassing van artikel 337 lid 2 Rv is van belang of het vonnis uitsluitend een tussenvonnis is of mede een (gedeeltelijk) eindvonnis, ook wel een deelvonnis genoemd. Een deelvonnis is een combinatie van een eindvonnis en een tussenvonnis. Indien in het vonnis door een uitdrukkelijk dictum omtrent enig deel van het gevorderde een einde wordt gemaakt aan de instantie, is in zoverre sprake van een eindvonnis. [1] Van dat eindvonnisgedeelte dient binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld.
3.5
In dit geval heeft de kantonrechter in de overwegingen van het vonnis beslissingen genomen over de bewijslastverdeling en instructie gegeven voor het verdere verloop van de procedure. De kantonrechter heeft in het dictum echter geen beslissingen genomen met betrekking tot enig deel van het gevorderde dat een einde maakt aan het geschil. Het vonnis van 20 april 2021 is daarom een zuiver tussenvonnis en geen deelvonnis. Nu de kantonrechter geen tussentijds hoger beroep heeft opengesteld, zullen de werknemers niet-ontvankelijk verklaard worden in hun hoger beroep.
3.6
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof de werknemers in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten aan de zijde van ETNL zullen worden begroot op € 5.610,- voor griffierecht en op € 1.114,- voor salaris advocaat (1 punt x appeltarief II). Het hof zal ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verklaart de werknemers niet-ontvankelijk in hun hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 20 april 2021;
veroordeelt de werknemers in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van ETNL begroot op € 5.610,- voor griffierecht en op € 1.114,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt de werknemers in de nakosten, begroot op € 163,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- en de explootkosten van betekening uit de uitspraak in het geval dat de werknemers niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak hebben voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde kostenveroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Willemse, K. Mans en C.M.E. Lagarde en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
16 november 2021.

Voetnoten

1.HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2905.