Uitspraak
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
1.v.o.f. [verweerster1] t.h.o.d.nASN Autoschade,
2. [verweerder2],
vennoot,
3. [verweerder3],
vennoot,
beiden wonende te [woonplaats2] ,
verzoekers in het incidenteel hoger beroep,
1.1. Het geding bij de kantonrechter
2.Het geding in hoger beroep
- de nagezonden producties van ASN van 27 september 2021;
- de akte aanpassing verzoek van ASN van 29 september 2021;
- het proces verbaal van de op 29 september 2021 gehouden mondelinge behandeling.
primair:- de arbeidsovereenkomst te herstellen per 1 mei 2021;
- ASN te veroordelen tot betaling van achterstallig salaris, te verhogen met 50% wettelijke verhoging en wettelijke rente;
subsidiair:
primair en subsidiair:
- ASN te veroordelen tot betaling van 8% vakantietoeslag over 96,8 niet genoten vakantie uren, te verhogen met 50% wettelijke verhoging en wettelijke rente;
- ASN te veroordelen in de proceskosten in beide instanties.
3.3. De feiten
Zijn laatstgenoten salaris bedroeg € 2.275,- bruto per maand exclusief vakantietoeslag op basis van 38 uur per week. In zowel de arbeidsovereenkomst als de op de arbeidsovereenkomst van toepassing zijnde cao carrosseriebedrijf is een verbod opgenomen voor de werknemer tot het verrichten van nevenwerkzaamheden, behoudens voor zover de werkgever daarvoor schriftelijk ontheffing/toestemming heeft gegeven.
3.3 Vanaf half maart 2020 heeft [verzoeker] getracht zijn werkzaamheden weer op te pakken. Op 6 mei 2020 heeft de bedrijfsarts in een probleemanalyse aangegeven dat [verzoeker] marginaal belastbaar is en niet inzetbaar is voor werk. Volgens de analyse is bij [verzoeker] sprake van een beperking in zijn energie en is nader onderzoek daarnaar nodig. Op 12 juni 2020 heeft de bedrijfsarts aangegeven dat er geen verandering is in de medische situatie van [verzoeker] . [verzoeker] is ondanks deze berichten gedeeltelijk aan het werk gebleven voor ASN. Vanaf juli 2020 werkt hij weer halve dagen.
4.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
5.De beoordeling in hoger beroep
ASN heeft in incidenteel beroep drie grieven aangevoerd.
De bezwaren en de daarop gegeven toelichtingen worden hieronder behandeld aan de hand van de verschillende thema’s die zij bestrijken.
Weliswaar biedt het rapport van BvR op zichzelf maar in beperkte mate ondersteuning daarvoor, maar uit door ASN overgelegde verklaringen van [naam1] , bezien in samenhang met eveneens overgelegde app-correspondentie tussen [naam1] en [verzoeker] , komt voldoende naar voren dat [verzoeker] tijdens zijn arbeidsongeschiktheid met enig regelmaat herstel- en reparatiewerkzamheden aan auto’s heeft verricht in de schuur bij de woning van [naam1] , en dat hij dat ook wel deed tijdens ziekte-uren. Die werkzaamheden betroffen, anders dan [verzoeker] aanvankelijk zelf verklaarde, niet alleen zijn eigen auto en scooter, maar ook werkzaamheden aan auto’s van derden. [verzoeker] bestelde daarvoor tevens onderdelen (bij [naam2] ) en werd daarvoor ook betaald.
[verzoeker] heeft verder zelf bevestigd dat hij inderdaad voor aanzienlijke bedragen goederen bestelde bij [naam2] en dat hij dat ook deed voor auto’s van anderen. Ook heeft hij in een interview met BvR bevestigd dat hij op facebook heeft vermeld dat hij eigen ondernemer is.
Uit wat hiervoor is overwogen in het kader van het opzegverbod bij ziekte volgt wel dat [verzoeker] verwijt treft; hij heeft zonder overleg daarover met ASN contractueel verboden nevenwerkzaamheden verricht, deels ook in uren dat hij anders voor ASN had behoren te werken. Het hof is echter niet van oordeel dat in de omstandigheden van het geval dat verwijt dermate ernstig is, dat om die reden van ASN niet kon worden gevergd het dienstverband voort te zetten. Het volgende, bezien in samenhang, is daarvoor redengevend:
- de omvang van de nevenwerkzaamheden van [verzoeker] is vaag gebleven; het was weliswaar meer dan incidenteel, maar dat het ook structureel was, kan niet worden afgeleid uit de bevindingen van BvR, de verklaringen van [naam1] en de app-berichten;
- het verwijt dat [verzoeker] geen openheid heeft gegeven over zijn nevenwerkzaamheden wordt gerelativeerd door de omstandigheid dat niet kan worden vastgesteld dat deze ook omvangrijk waren. ASN heeft van die omvang weliswaar nader bewijs aangeboden door het horen van [naam1] en [naam2] als getuigen, maar aan dat aanbod gaat het hof voorbij. Voor [naam1] geldt dat ASN niet heeft aangegeven dat zij meer of anders kan verklaren dan zij al op papier heeft gedaan (en waar het hof ook al vanuit gaat). Voor [naam2] geldt dat de stellingen van ASN niet inhouden dat [naam2] uit eigen wetenschap bekend is met de (omvang van de) werkzaamheden van [verzoeker] in de schuur. Weliswaar zou [naam2] nader kunnen verklaren over de omvang van de bestellingen door [verzoeker] , maar die omvang zegt op zich zelf nog niets over de omvang van de nevenwerkzaamheden door [verzoeker] , nu hij onweersproken heeft aangevoerd dat het aantrekkelijk was om op zijn account bij [naam2] ook voor anderen te bestellen, omdat hij (als werknemer van ASN) korting kreeg op zijn bestellingen;
- volgens [verzoeker] waren de werkzaamheden die hij in de schuur uitvoerde minder zwaar dan zijn werk bij ASN. Daartegenover heeft ASN niet aannemelijk gemaakt dat de aard en omvang van de nevenwerkzaamheden zich niet verdroegen met zijn gedeeltelijke arbeidsongeschikheid;
- niet aannemelijk is geworden dat ASN [verzoeker] heeft aangesproken nadat zij de eerste signalen ontving dat hij nevenwerkzaamheden zou verrichten. Dat had (al dan niet in het kader van de reïntegatie van [verzoeker] ) wel van haar gevergd mogen worden als zorgvuldig handelend werkgever. Immers een ontbinding op de e-grond is alleen mogelijk het de werknemer van tevoren duidelijk is geweest wat wel of niet door de werkgever als toelaatbaar werd gezien. [1] Tijdens de mondelinge behandeling heeft ASN verklaard dat zij [verzoeker] daarop wel eerst heeft aangesproken voordat zij BvR inschakelde, maar die stelling heeft zij tegenover de ontkenning daarvan door [verzoeker] op geen enkele wijze onderbouwd;
- de arbeidsverhoudingen zijn imiddels grondig verstoord, maar dat is niet alleen aan [verzoeker] te wijten. Uit de gedingstukken wordt, als gezegd, voldoende aannemelijk dat ASN [verzoeker] heeft gepusht om meer werk te verrichten dan door de bedrijfsarts werd aangegeven. ASN had zich daarvan als goed werkgever behoren te onthouden, en had niet buiten de adviezen van de bedrijfsarts om, op eigen houtje moeten proberen [verzoeker] te bewegen om meer werk te verrichten, ook niet als [verzoeker] daar (in het begin) niet onwelwillend tegenover zou hebben gestaan. Dat is in strijd met de verplichting van een goed werkgever om een werknemer te vrijwaren van (psychische) druk bij zijn herstel. Daarmee heeft ook ASN verwijtbaar gehandeld jegens [verzoeker] . Aannemelijk is dat ook dat heeft bijgedagen aan de verstoring van de arbeidsverhoudingen.
96,8 niet genoten vakantieuren uitbetaald, een bedrag van € 817,43 netto. [verzoeker] heeft zich erbij neergelegd dat hij geen aanspraak heeft op uitbetaling van meer vakantie uren. ASN heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat daarover nog wel 8% vakantietoeslag verschuldigd is. Dat bedrag is daarmee toewijsbaar, te berekenen op € 65,39 netto. Wettelijke rente daarover is in dit geval verschuldigd vanaf de datum waarop de vakantie-uren zijn voldaan; de vakantietoeslag daarover had gelijktijdig voldaan moeten worden. In de omstandigheden van het geval vindt het hof aanleiding om de wettelijke verhoging te beperken tot 20%.