Overwegingen met betrekking tot het bewijs van feit 1
Standpunt verdediging
Door de raadsvrouw is ter terechtzitting van het hof bepleit dat verdachte van het hem onder 1 ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. Hiertoe heeft zij - kort gezegd - aangevoerd dat van seksuele uitbuiting van aangeefster [benadeelde partij] geen sprake is geweest. Verdachte heeft geen dwangmiddelen jegens [benadeelde partij] uitgeoefend en geen geld van haar afgenomen. De verklaring van aangeefster dat er wel sprake is geweest van uitbuiting, moet als onbetrouwbaar terzijde worden geschoven. De getuigenverklaringen die haar verklaring op onderdelen zouden ondersteunen zijn veelal de-auditu verklaringen. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat niet kan worden bewezen dat gedurende de gehele ten laste gelegde periode sprake is geweest van een uitbuitingssituatie. In het geval van een bewezenverklaring dient de pleegperiode daarom aanzienlijk te worden ingekort.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verweren van verdediging moeten worden verworpen. Er is volgens hem voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte aangeefster [benadeelde partij] seksueel heeft uitgebuit. De bewijsvoering in het vonnis waartegen hoger beroep is ingesteld, is in grote lijnen juist, aldus de advocaat-generaal.
Oordeel hof
Het hof stelt vast dat het in hoger beroep in de kern draait om de vraag aan wiens verklaring meer geloof wordt gehecht: die van aangeefster of die van verdachte. Verdachte heeft tegenover de verklaring van aangeefster dat sprake is geweest van uitbuiting een alternatief scenario gesteld dat er op neer komt dat hij en [benadeelde partij] een liefdevolle, gelijkwaardige relatie hadden, waarbij [benadeelde partij] volkomen vrij was in de uitvoering van haar prostitutie-werkzaamheden en de besteding van haar inkomsten. De ruzies en het geweld waarvan - ook volgens eigen verklaring van verdachte - (sporadisch) sprake was, vonden plaats in de relationele sfeer en hadden volgens verdachte niets te maken met die prostitutiewerkzaamheden. Dat verdachte en [benadeelde partij] samen, als koppel, van de inkomsten van [benadeelde partij] hebben geleefd, en verdachte er in die zin van heeft geprofiteerd, maakt niet dat er sprake was van een uitbuitingssituatie. Als mogelijke verklaring voor het feit dat aangeefster onterecht aangifte tegen hem zou doen, heeft verdachte aangegeven dat hij een affaire heeft gehad, dat aangeefster dit heeft ontdekt en dat zij daardoor wrok jegens hem koestert.
Het hof volgt verdachte niet in deze lezing en acht het geschetste alternatieve scenario ongeloofwaardig en niet aannemelijk geworden. Op grond van de bewijsmiddelen en overwegingen zoals die hieronder uit het vonnis zijn overgenomen - de genoemde aanvullingen/verbeteringen daarbij in aanmerking genomen - stelt het hof vast dat er wel degelijk sprake is geweest van seksuele uitbuiting van [benadeelde partij] . Het hof voegt aan die overwegingen het volgende toe.
Betrouwbaarheid aangeefster
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van aangeefster is van belang dat het hof heeft gelet op de mate van consistentie, accuraatheid en volledigheid van haar verklaringen. Daarbij gaat het om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop deze zijn afgelegd. Het enkele feit dat in verklaringen op onderdelen tegenstrijdigheden of onduidelijkheden voorkomen, zoals de raadsvrouw heeft aangevoerd, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Verschillen tussen verklaringen kunnen immers veroorzaakt zijn door de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht onder invloed van emoties, ontstaan door het delict of door het tijdsverloop. Ook het (soms forse en dagelijkse) drugsgebruik van aangeefster in de ten laste gelegde periode kan daarbij een rol hebben gespeeld. Dit betekent niet dat de betrouwbaarheid van haar verklaring daardoor volledig is aangetast, maar het is wel een aspect dat onduidelijkheden en verschillen op detailniveau kan verklaren. Zo noemt
aangeefster met betrekking tot het UMCG incident de datum 24 december 2013, maar gelet op de medische informatie van bewijsmiddel 11, p. 791van het dossier, heeft dit incident plaatsgevonden op 25 maart 2013. Dat aangeefster zich kennelijk heeft vergist in de datum, maakt niet dat het hof haar overige verklaring omtrent de gebeurtenis zelf niet geloofwaardig acht. Het hof behandelt dit bewijsmiddel hieronder verder concreet op pagina 8 inclusief de noot.
Bij het hof wekken de verklaringen van aangeefster als geheel een geloofwaardige, authentieke indruk. Nadat aangeefster op 10 september 2018 hevig geëmotioneerd het politiebureau is binnengelopen, heeft zij haar verhaal gedaan. Samen met de verklaringen die zij nadien heeft afgelegd, betreft dit een volledig en gedetailleerd verslag, met een logisch, plausibel verloop. Het feit dat zij dingen koppelt aan specifieke gebeurtenissen - zoals verdachtes verjaardag (“
[verdachte] is op [geboortedatum] jarig en dat is in een tragedie uitgemond. (…)”)- sterkt het hof in de overtuiging dat zij naar waarheid heeft verklaard. Hetzelfde geldt voor het feit dat zij niet alleen verwijtend is geweest richting verdachte, maar dat zij ook open is geweest in het benoemen van haar liefdesgevoelens richting verdachte en de positieve aspecten van hun relatie, haar twijfels over het doen van aangifte en haar drugsgebruik. Bovendien heeft zij niet onbesproken gelaten dat het bepaalde periodes beter ging. Het voorgaande maakt dat aangeefster een oprechte indruk heeft gewekt.
Daartegenover staat de verklaring van verdachte, die bij het hof een veel minder kloppende, geloofwaardige indruk heeft gewekt. In dat kader is het volgende van belang.
Ten aanzien van de Whatsapp-berichten met geldbedragen die zich in het dossier bevinden en die voor het bewijs zijn gebruikt (hieronder uit het vonnis overgenomen), heeft verdachte ter zitting van het hof verklaard dat er twee redenen waren dat aangeefster hem telkens op de hoogte hield van de klanten die ze kreeg. In de eerste plaats was dit voor haar eigen veiligheid - als ze te lang niets stuurde moest verdachte zich zorgen maken - , en tweede was dit om haar alert te maken op de tijd die ze per klant had, omdat aangeefster van andere prostituées het verwijt zou hebben gekregen dat ze zich niet hield aan “de regels van de straat”. Het hof kan deze uitleg van verdachte niet rijmen met de aard en inhoud van de appjes, zoals die zich in het dossier bevinden. Het strookt simpelweg niet met elkaar. In plaats van dat op enigerlei wijze blijkt van zorgen van verdachte om aangeefster haar veiligheid of haar reputatie op straat, zoals verdachte heeft betoogd, wijst de inhoud juist op een machtsverhouding door de manier waarop aangeefster toestemming vraagt voor dingen, niet alleen voor drugs, maar bijvoorbeeld ook om te roken (“Mag ik gaan bij Russian 1 cigarett roken?”). Verdachte heeft weliswaar gesteld dat zij op die manier niet écht toestemming aan hem vroeg, maar waarom ze het dan toch steeds op die manier formuleerde en verdachte instemmend reageerde, in plaats van iets te sturen als “moet je zelf weten”, heeft hij niet kunnen ophelderen. De appjes wijzen verder op het uitoefenen van controle doordat verdachte continu op de hoogte werd gehouden van klanten en verdiensten. Ten slotte tonen de appjes een denigrerende houding aan richting aangeefster door berichten als “Goedkoop hoertje” en “Hoer pak geld elke 20 min”.
De inhoud van de berichten past gezien het voorgaande veel beter bij de verklaring van aangeefster dat zij over alles verslag moest uitbrengen aan verdachte en dat verdachte minderwaardig tegen haar deed, dan bij verdachtes uitleg. Illustratief is ook dat het getuige [getuige1] is opgevallen dat aangeefster van al haar doen en laten verslag deed aan verdachte en dat getuige aangeefster om de reden van dat sms-en bevroeg.
Ook anderszins biedt het dossier meer steun voor de verklaring van aangeefster, dan voor die van verdachte. Zo is er op verschillende momenten letsel bij aangeefster geconstateerd dat niet past bij het enkel slaan met een platte hand, zoals verdachte heeft verklaard. Voorts wijst het hof op het proces-verbaal van bevindingen op p. 945 van het dossier waaruit blijkt dat aangeefster haar bankrekening weinig gebruikte; veelal alleen voor zakelijke transacties. Dit weerspreekt het verweer van de verdediging dat aangeefster vaak contant geld op haar rekening stortte, zij derhalve haar eigen geldstroom beheerde en niet al het geld afstond aan cliënt.
Al met al leidt hetgeen verdachte tegenover de verklaring van aangever heeft gesteld, niet tot twijfel aan de juistheid van de verklaring van aangeefster. Er is geen enkel aanknopingspunt dat zij uit gevoelens van wraak een onjuiste aangifte heeft afgelegd, zoals verdachte heeft gesteld.
Het hof acht de verklaring van aangeefster aldus geloofwaardig en betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Dit geldt voor de verschillende onderdelen van haar verklaring, zowel waar het betreft de toepassing van dwangmiddelen door verdachte, als waar het gaat om de door hem uitgeoefende controle tijdens haar werkzaamheden, het isoleren en het afnemen van haar verdiensten. Op grond van haar verklaring en de overige bewijsmiddelen, zoals die hieronder worden uitgewerkt, kan het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend worden bewezen.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, gaat het hof bij de bewezenverklaring uit van dezelfde pleegperiode als de rechtbank, te weten 1 mei 2012 tot en met 1 september 2018. Hoewel het hof aanneemt dat de uitbuiting in die periode niet telkens even indringend is geweest - zo zijn er periodes geweest dat het geweld en de controle minder hevig waren - , betekent dit niet dat de pleegperiode moet worden ingekort. Uit de bewijsmiddelen blijkt immers dat verdachte aangeefster in die periodes nog steeds controleerde en dat de uitbuitingssituatie steeds is blijven bestaan. Dat het soms
beterging, betekent niet dat het ook werkelijk goed ging. Illustratief in dat kader is de verklaring van aangeefster inhoudende: “
De laatste 2 jaar ging het soms wel 2 maanden goed, hij sloeg me dan wel, maar niet dat het zichtbaar was. Ik werd een paar keer met vlakke hand of met een telefoon of wat hij maar in zijn hand had, in mijn gezicht geslagen maar niet meer zo vaak.”Bovendien blijkt uit de verklaring van aangeefster dat het ook aan haar zelf te danken was dat het soms beter ging, zo blijkt uit haar verklaring: “
Ik wist dat als ik mij aanpaste aan hem het beter voor mij was. Ik werd dan niet mishandeld. Daarom heb ik de laatste tijd niet zoveel klappen gekregen. Ik leerde hoe ik iets wel of niet moest doen. Of te wel hoe ik mij moest gedragen.”
Het verweer omtrent het inkorten van de pleegperiode wordt gezien het voorgaande verworpen.
Bewijsmiddelen:
Het hof neemt uit het bestreden vonnis over de inhoud van de volgende bewijsmiddelen (cursief). Eventuele aanvullingen of verbeteringen worden niet cursief weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober
2018, opgenomen op pagina 645 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van
verbalisant:
Op maandag 10 september 2018, omstreeks 16.45 uur, zag ik dat er een zichtbaar emotionele vrouw het bureau politiebureau aan de Vondellaan 8 te Haren Gn binnen kwam lopen. Ik zag dat ze twee grote koffers bij haar had en dat ze tranen over haar wangen had. Ze gaf mij een paspoort waaruit ik opmerkte dat de vrouw moest zijn, [benadeelde partij] . Ik hoorde dat ze zei dat ze een gesprek wilde met een collega van zeden. Ze vertelde dat ze prostituee bij de [adres1] te [plaats] was. Ik hoorde dat [benadeelde partij] zei dat ze verschrikkelijk bang was om naar buiten te gaan. Ik hoorde dat haar pooier [verdachte](het hof begrijpt telkens: verdachte)
haar op zou zoeken. Als hij haar zou vinden zou ze geslagen worden en meer. Ik zag dat [benadeelde partij] het hele gesprek zeer emotioneel was.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 september
2018, opgenomen op pagina 655 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met
nummer NNRCC15031 ALEKTO d.d. 4 april 2019, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij] :
(p. 659) A: Ik heb geen gezin.
A: Ik had geen goed contact met mijn pleegmoeder wel met mij oma maar die is in 2012 overleden en sinds die tijd heb ik geen contact met mijn pleegmoeder.
V: Heb je nog andere contacten in Hongarije?
A: Nee dat heb ik niet.
V: Hoe dat verder in 2009?
A: Ik werd hier aan een pooier uit Hongarije verkocht en toen werkte ik in Den Haag voor hem. Hij heeft mij weer aan een andere pooier verkocht.
(p. 661) Daarna ben ik naar [plaats] verhuisd.
A: Ik denk haast dat dat in 2012 was.
V: Kan je verder vertellen hoe het werken in de prostitutie toen in [plaats] ging?
A: Ik hoefde niet lang te wachten op nieuwe problemen. Ik kon eerst twee week voor mezelf werken en toen kwam er een klant genaamd “ [naam1] ’.
(p. 662) A: Nadat de problemen er waren met [naam1] ging ik weer naar dat barretje ‘ [naam2] ”. Daar is [verdachte] bij mij gekomen, Hij heeft mij eigenlijk opgemerkt toen ik moeilijkheden kreeg met [naam1] . Hij heeft zijn hulp mij aangeboden. Hij zei dat als [naam1] opnieuw zou komen hij mij zou kunnen helpen. Natuurlijk vond ik hem als man aantrekkelijk. Daarna begin hij mij te bezoeken.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 25 september
2018, opgenomen op pagina 665 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[benadeelde partij] :
(p. 666) Hij (het hof begrijpt telkens
:verdachte
) heeft mij toen om 7 uur ‘s ochtends terug gebracht naar mijn werkkamer. En toen de deur dicht was kreeg ik twee grote klappen van
hem. Nadat ik de twee klappen heb gekregen daarna pas heeft hij een vraag gesteld. Hij heeft aan mij gevraagd of een Koerdische jongen [naam3] genaamd, een cliënt van mij was. Zij waren namelijk vrienden. Ik heb beaamt dat hij mijn cliënt was.
(p. 667) Toen heeft hij mij bespuugd. Ik kreeg een klap en hij heeft mijn haren gepakt en mij zo over de vloer getrokken.
(p. 668) [verdachte] begon met regelmaat aan mij geld te vragen en begon mij te controleren. Hij
heeft mij steeds gecontroleerd omdat hij daar aan het eind van de straat in de bar verbleef.
Hij bekeek hoelang de klant bij mij gebleven is die bij mij binnen kwam. Vaak als een klant
2 minuten of meer dan twee minuten lang na de seksuele contact binnen bleef dan sloeg hij
met regelmaat op de deur. Soms deed hij dat zolang dat ik de deur open moest maken. Dan
heeft hij de klant uit de kamer geschopt of in bijzijn van de klant heeft hij mij geslagen. Hij heeft mij toen weer heel erg in elkaar geslagen. Ik had letsel, Ik had blauwe plekken op mijn bovenarmen en benen. Op die dag zei hij tegen mij dat ik elke keer als een klant binnen komt en weggaat ik dat per sms bij hem moet aangeven.
A: Dat was in 2012. Vanaf deze periode heeft hij ook mijn geld afgepakt.
A: Ik borg het geld altijd op in de kast van de kamer. Hij pakte dan het geld uit de kast.
A: In het begin kwam hij na iedere klant. Hij kwam dan met een smoes dat hij mij miste.
Later deed hij dat niet meer na elke klant. Hij kwam dan wel dagelijks een paar keer langs en nam mijn geld toen mee.
(p. 669) A: Later heeft hij mij verteld dat hij mijn geld in zou leggen voor cocaïne zodat mijn geld meer zou worden.
A: Hij heeft het medegedeeld en niet gevraagd.
A: Dit gebeurde in het 1ste jaar toen ik in [plaats] aan het werk was. Er gebeurde dat ik de ene dag goed verdiende. En dan de andere dag weer niet. [verdachte] werd kwaad op mij op het moment dat ik op een dag weinig verdiende.
V: Hoeveel dagen per week werkte je in die periode?
A: Elke dag. 7 dagen per week.
V: Hoeveel uur per dag werkte je?
A: In het algemeen begon ik ’s avonds 18.00 uur te werken tot ’s ochtend 08.00 of 09.00 of tot 10.00 uur. Ook kwam het weleens voor dat ik doorwerkte tot 11.00 uur ‘s ochtends. Ik moest weleens huilen omdat ik zo moe was en zolang moest werken van [verdachte] . Ik zei dat dan wel tegen [verdachte] . Hij zei dan tegen mij dat ik nog even door moest werken en gaf dan bij mij een tijd aan dat ik mocht ophouden met werken.
p. 670) A: Daarna ben ik nog erger in elkaar geslagen door [verdachte] . Dit deed hij omdat een klant voor 50 euro drie minuten langer verbleef in mijn kamer. Toen heeft hij weer de deur ingeslagen van mijn kamer en heeft de klant er uitgegooid. Hij sloeg mij toen tegen mijn oog. Zijn armband raakte mijn oog en ik kon een paar dagen niet meer zien. Hij heeft mij met hele lelijke woorden behandeld. Daarna pakte hij mijn geld af en ging weg. Hij nam mijn geld en sigaretten mee. Op een geven moment kwam dat Bulgaarse meisje bij mij genaamd [naam4] . Zij vroeg mij mee te gaan naar haar kamer. Ze had medelijden met mij. [verdachte] zocht mij daarna. Omdat ik de deur niet opende heeft hij de deur van mijn werkkamer weer ingetrapt. Dat was de 2 keer dat dat gebeurde. Hij had mij bedreigd. Hij zei tegen mij dat ik niet zou proberen te vluchten anders zou hij een mes in mij steken. Ik mocht van [verdachte] niet meer met [naam4] spreken. Ik was in eerste instantie bang om alleen te blijven en ik was verliefd op [verdachte] . Daarom ben ik niet gevlucht. Ik mocht eigenlijk 2 jaar met niemand spreken ook niet met collega’s, alleen met klanten. Hij heeft mij helemaal opgeëist. Ik moest over alles eigenlijk verslag uit brengen aan [verdachte] . Als ik naar de winkel ging moest ik aan [verdachte] vertellen wie ik onderweg tegen kwam. Ik moest vertellen wanneer ik op mijn werkplek de gordijnen had dicht getrokken. Ik moest vertellen aan hem wanneer ik aan het eten was. Als ik geen intieme relatie met hem wilde omdat ik te moe was werd ik ook vaak geslagen.
(p. 671) [verdachte] heeft mijn contacten op sociale media gecontroleerd. Op een gegeven moment mocht ik met niemand meer contacten onderhouden. Vanwege mijn depressie begon ik cocaïne te gebruiken. Hij kwam daar op een gegeven moment achter. Hij sloeg mij.
Hij was in de veronderstelling dat ik zijn geld uitgaf. In dat jaar heb ik haast dagelijks wel klappen gekregen van hem.
V: Hebben we het dan nog steeds over 2013?
A: Ja 2013.
Op (…)sliep [verdachte] bij mij. Nadat wij wakker waren was ik heel erg depressief. Ik vroeg hem toen om drugs. Hij werd toen heel erg boos op mij. Hij gooide toen en glas naar mij. De versplinterde glasstukken tegen mijn hoofd hebben heel veel bloedingen veroorzaakt. Het bloed vloeide over mijn gezicht. Hij heeft mij toen naar het ziekenhuis, het UMCG te Groningen gebracht. Er was een Hongaarse collega die naast mij werkte zijnde [naam5] . [verdachte] heeft mij toegelaten om met [naam5] te praten. Op een gegeven moment vond [verdachte] dat ook niet goed meer.
(p. 672) A: Ik denk dat het in 2015 gebeurde toen twee Roemeense meisjes uit Utrecht naar ons toekwamen, ze werkten tegenover mij. Toen merkte [verdachte] aan mij dat ik erg te neergeslagen was en met niemand eigenlijk meer sprak. Toen heeft hij toegelaten dat ik met deze beide Roemeense meisjes kon spreken. Hij heeft voorwaarden gesteld: Hij zei dat ik tegen hun niets over ons mocht vertellen en niets over onze relatie vertellen. Ik mocht tien tot 15 minuten met de meisjes praten en daarna moest ik verslag uitbrengen over wat er was besproken.
(p. 673) Op een gegeven moment vond [verdachte] dat ook niet meer goed.
(p. 674) V: We hebben gesproken over de periode 2013 tot begin 2015. Hoe zat dat met je
werktijden en je verdiensten en je geld in die periode?
A: Ik was eigenlijk elke dag aan het werk. 7 dagen per week. De tijdstippen waren van 18.00 uur tot in de ochtend. Er was geen verschil. Hetzelfde als toen. Hoeveel ik verdiende dat weet ik niet. Hij pakte het geld en ik had soms geen geld om [naam6] te betalen.
V: Haalde hij dagelijks je geld op?
A: Ja dat klopt.
V: De werktijden, de lange dagen ging dat ook omdat hij dat wilde?
A: Ja dat klopt
(p. 675) V: Als je eens geen zin had om te werken?
A: Ik was vrij als ik blauwe plekken had. Ik kon geen vrij krijgen of nemen. Ik moest ook werken toen ik Chlamidya had dat deed pijn.
V: Als je wel pauze nam?
A: Dan kwam hij langs en schreeuwde. Hij was altijd in de buurt in de [naam7] of [naam2]
en kon mij makkelijk zien.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 2 oktober 2018, opgenomen op pagina 704 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij] :
(p. 706) V: Ok, dan gaan we nu Verder van begin 2015, kan je ons vertellen hoe het toen
verder ging?
A: Na een periode mocht ik niet meer met de Roemeense meisjes contact onderhouden. Met niemand eigenlijk meer. Daarna veranderde het gedrag van [verdachte] met 180 graden naar mij. Ik kreeg meer vrijheden maar mocht geen contacten met andere mensen hebben. Ook niet met meiden in de straat.
(p. 706) V: We zitten halverwege 2016. Tot deze periode werkte jij en tot deze periode pakte
[verdachte] dagelijks je geld wat je verdiende?
A: Ja dat klopt.
(p. 710) A: [verdachte] is op [geboortedatum] jarig en dat is in een tragedie uitgemond. Hij heeft de voordeur bij de gang dicht gedaan en mij daarna erg in elkaar geslagen.
(p. 711) V: Hij was er achter gekomen dat de klant langer was zonder dat je het had gemeld?
A: Ja dat de klant langer bleef. Nadat hij mij in elkaar heeft geslagen dwong hij mij eigenlijk
om naar mijn eigen kamer terug te gaan. Daar heeft hij mij nog langer geslagen met de
zijkant van de telefoon. Ik bloedde aan de zijkant van mijn hoofd en ik werd ook duizelig.
Daarna zei hij: “Was je gezicht en ga maar snel weer werken”. Het minimale bedrag was 500 euro die ik moest klaren. Mijn ogen en mond waren opgezwollen en zo ging ik weer werken.
(p. 712) A: Ik was vergeten te vertellen dat [verdachte] mij mee genomen heeft op vakantie in
2016. In april waren we 3 dagen met de auto in Parijs. In begin september van dat jaar waren we 8 dagen in Alanya Turkije. Hij gaf heel veel geld aan die Turkse vakantie. Daarna wilde ik graag dat [verdachte] mij met rust moest laten. Daarna zei [verdachte] dat ik mij moest aan te kleden. Ik zag dat hij onder invloed was. Ik durfde dus geen nee te zeggen. Ik kreeg cocaïne van hem om goed wakker te kunnen worden.
(p. 713) V: In welke tijd zitten we nu?
A: Ongeveer oktober 2017.
A: In deze periode walgde ik van hem. Maar ik was bang dat ik alleen zou blijven en was
bang voor hem. Daarom durfde ik ook niet bij hem weg te gaan.
Ik wist dat als ik mij aanpaste aan hem het beter voor mij was. Ik werd dan niet mishandeld.
Daarom heb ik de laatste tijd niet zoveel klappen gekregen. Ik leerde hoe ik iets wel of niet
moest doen. Of te wel hoe ik mij moest gedragen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 3 oktober 2018, opgenomen op pagina 723 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij] :
(p. 726) Het is zo geweest dat ik voor een uur 150 euro vroeg. Maar [verdachte] zei dat als ik zag dat de klant veel geld had ik meer zou kunnen vragen bijvoorbeeld 250 euro. Of de klant eerder wegsturen. [verdachte] lette altijd op de tijd. Als er een klant bij mij was dan appte hij mij dat ik bijvoorbeeld nog 5 of 10 minuten tijd had.
(p. 728) V: Je hebt verklaard dat je, nadat je in begon te werken in [plaats] , [naam1] tegen het lijf liep en nadat [naam1] uitje leven was verdwenen, kwam [verdachte] in beeld.
A: Volgens mij is dat begonnen eind april 2012. Toen kregen we contact.
p. 730) A: Totaal mocht ik 3 keer werkkleding kopen per jaar. Ik mocht niet meer dan 50 euro per keer van hem besteden. Totaal kostte deze kleding 150 euro per jaar.
6. Verklaring van [benadeelde partij] , afgelegd in Hongarije middels een videoverbinding met de
rechtercommissaris, d.d. 5 december 2019:
Ik werd verliefd op hem. U vraagt of hij me sloeg zodat ik ging werken. Ook daarvoor. U vraagt of [verdachte] nog andere dingen tegen mij deed dan slaan. Ja. Geestelijk ook. Minderwaardig doen, over mijn uiterlijk, lelijke woorden en zijn gedrag tegen mij. Ik ben bij hem gebleven omdat ik bang was en omdat ik niet wist wat hij met me ging doen als hij me zou vinden. Ik wilde vluchten en heb 2 keer tegen hem gezegd dat ik weg wilde. Hij zei toen dat hij me in stukken zou scheuren als hij me zou vinden want hij zei ik mocht niet van een ander zijn.
In de eerste 4 jaar mocht ik met niemand contact. In het laatste jaar heeft hij een taxibedrijf opgericht. Toen controleerde hij mij nog steeds, maar was hij iets minder met mij bezig. De eerste 4 jaar was horror, daarna waren er momenten dat het steeds beter ging. De laatste 2 jaar ging het soms wel 2 maanden goed, hij sloeg me dan wel, maar niet dat het zichtbaar was. Ik werd een paar keer met vlakke hand of met een telefoon of wat hij maar in zijn hand had, in mijn gezicht geslagen maar niet meer zo vaak. Toen een klant lang er dan één minuut b1eef heeft hij de deur ingetrapt en de klant eruit gezet en mij tot de dood geslagen, want hij wilde weten of ik voor mijn eigen plezier met de klant was.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen opgenomen op pagina 633 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas verbalisant:
In de veiliggestelde gegevenszag ik in de iCloud van [benadeelde partij] de volgende verwijderde notitie staan met de titel ‘ [verdachte] ’.“ [verdachte] ! Ik ga weg..aub niet mij zoeken! Wij onze relacie is klaar! Ik weg gegaan zo, omdat ik weet het wel, Jij ga mij niet laten, ...ik wil niet meerjour slave zijn!! ik ben moe van dat ik ben moe, omdat na zo veel tijd, ik ben nog steeds jouw hoerje, veder niks. Maar nu ik wil ik ook niet meer worden.’
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20juni
2018, behorend bij voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Het toestel waarin ik onderzoek heb gedaan is de zwarte iPhone 8 met beslagcode A.0 1.01.002_S 07726.
Om de verklaring van aangeefster te falsificeren of te verifiëren heb ik gezocht naar gesprekken tussen de verdachte en aangeefster. Ik zag dat er op de telefoon WhatsApp gesprekken stonden tussen aangeefster en de verdachte. Dit WhatsApp-gesprek beslaat een
korte periode, namelijk tussen 7 juni 2018 en 29 juni 2018. De berichten kwamen binnen (incoming) van het nummer + [nummer1] , deze was in gebruik bij aangeefster. Hieronder zijn een aantal onderdelen uit het gehele WhatsApp gesprek opgenomen.
Het hof acht daarnaast de volgende app-berichten relevant en voegt die aan het bewijsmiddel toe:
9. De door verdachte ter(rechtbank)zitting van 12 december 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
De Whatsappgesprekken die u mij zojuist heeft voorgehouden heb ik met [benadeelde partij] gevoerd. Er is inderdaad onenigheid ontstaan tussen ons over [naam3] , omdat ze hem niet als klant maar voor haar plezier had ontvangen. Er was thuis wel eens sprake van duwen en trekken tussen [benadeelde partij] en mij. In het begin hadden we vaak ruzie dat klopt wel. Thuis heb ik haar wel eens een platte hand gegeven. Zij gaf mij geld uit zichzelf. Ik bracht haar wel naar haar werk en haalde haar ook wel op.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 5 december
2018, opgenomen op pagina 564 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
verdachte:
(p. 571) A: Er waren mensen die ons uit elkaar wilden halen. Maar ja er was wel iets dat ze
gewoon bleef bij mij. En eerlijk is eerlijk, ik heb daar ook wel vaak in de kamer geslapen.
Dat was 2012, 2013, 2014, 2015.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen medische
informatie [benadeelde partij] d.d. 23 januari 2019, opgenomen op pagina 791 e.v. van voornoemd
dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Van de GGD is informatie ontvangen over [benadeelde partij] . Een medewerkster van de dienst vertelde
telefonisch dat [benadeelde partij] veelvuldig bij de GGD is geweest in verband met SOA-onderzoeken.
Daarbij is in 2016 chlamydia vastgesteld.
Van het UMCG zijn gegevens ontvangen met betrekkingen tot bezoeken van [benadeelde partij] aan het
ziekenhuis. Op 25 maart 2013 is [benadeelde partij] bij het ziekenhuis geweest in verband met
‘glasverwondingen aangezicht’. Vastgesteld letsel is: ‘Links naast neus snijwondje 1cm,
scherpe wondranden. Tevens snijwondje boven linker mondhoek’.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10
augustus 2016, opgenomen op pagina 594 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas
van verbalisanten:
Uit het politiesysteem blijkt dat er op donderdag 19 juli 2012 omstreeks 02:41 uur wederom
een incident is geweest tussen [verdachte] en [benadeelde partij] . De politie is ter plaatse
geweest op het werkadres van [benadeelde partij] namelijk [adres1] te [plaats] . Het volgende
blijkt:
[verdachte] valt [benadeelde partij] opnieuw lastig, bonkt op deur en ruiten, tijdens haar werk als
prostituee. [benadeelde partij] en collega [naam8] geven aan dat hun klanten nu wegblijven. Zelf zijn ze
bang voor [verdachte] . Door de ter plaatse gekomen politiemensen wordt gezien dat [benadeelde partij] een
blauw oog heeft. Volgens [benadeelde partij] is ze door [verdachte] geslagen.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7
november 2018, opgenomen op pagina 613 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 9 augustus 2013 is door mij de volgende rapportage opgemaakt:
[benadeelde partij] , werkzaam in de [adres1] heeft afgelopen zondag haar relatie verbroken met
[verdachte] . Sindsdien valt hij haar lastig. RAP constateerde een blauw oog, volgens [benadeelde partij] is ze door hem geslagen. [benadeelde partij] heeft al afspraak gemaakt voor het doen van aangifte. Tijdens haar werk wordt ze nu lastig gevallen door ex: op ramen/deuren beuken in de [adres1] , uitschelden. [benadeelde partij] en collega [naam8] geven aan dat hun klanten nu wegblijven. Zelf zijn ze bang voor [verdachte] .
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2016, opgenomen op pagina 606 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 30 juni 2015, omstreeks 22.00 uur, werden wij, tijdens onze controle in de [adres1] ,
aangesproken door de Roemeense prostituee [naam9] ( [adres1] ).
Wij hoorden dat zij vanavond [benadeelde partij] huilend op haar kamer had gehad. [benadeelde partij] had
verteld dat ze geslagen was door haar vriend [verdachte] . [verdachte] zou haar niet alleen hebben geslagen, maar ook al haar verdiende geld hebben afgepakt. Volgens [naam9] is dit niet de eerste keer. [benadeelde partij] is al vaker bij haar geweest met dit verhaal en [verdachte] komt regelmatig bij haar om geld te halen.
15. De verklaring van [naam9] , afgelegd bij de rechter-commissaris op 23 mei 2019:
Ik kreeg problemen met [benadeelde partij] nadat haar vriend kwam, dat was [verdachte] . Hij was in onze straat van de ochtend tot de avond. Later begon zij langs te komen en dan was zij geslagen door deze man. Zij vertelde mij dat. Ik zag dat zij blauwe plekken had. Ze legde de ruzie bij met haar vriend en vertelde haar vriend dat ik had gezegd hem te laten gaan. Hij begon mij toen te haten en ik ben een keer door hem geslagen en 1 keer heeft hij mijn arm uit de kom geslagen. Wat ik wel zag is dat hij kwam, naar binnen ging en de deur dicht sloeg. Dan zag ik dat er beweging was in de kamer, en ik hoorde schreeuwen en gillen.
Nadat hij wegging had [benadeelde partij] blauwe plekken. De eerste 3, 4 jaar werkte ze iedere dag en sliep op haar kamer. Later, de laatste 2 jaar, kwam hij haar ophalen en gingen ze ergens anders slapen.
U vraagt of ik heb gezien dat [benadeelde partij] werd gecontroleerd gedurende haar werktijden door [verdachte] . Ja. Zij werkte heel veel uren. Hij was de hele dag op straat en ik zag dat na iedere klant hij naar binnen ging bij [benadeelde partij] , de gordijnen gingen dicht en na 2 minuten kwam hij weer naar buiten. U vraagt of [benadeelde partij] ook in andere zaken werd gecontroleerd. [benadeelde partij] mocht van hem niet uit de kamer. Ze mocht niet met ons koffie komen drinken. Als ze bij mij kwam stuurde ze hem een bericht dat ze bij mij was. Dat heb ik zelf gezien.
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 14
oktober 2015, opgenomen op pagina p. 837 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als
verklaring van [getuige1] :
(p. 839) A: Ik heb met mijn ogen gezien dat [benadeelde partij] na iedere klant aan [verdachte] een sms stuurt dat zij een klant heeft gehad, iedere keer dat zij 2 tot 3 klanten heeft gehad, komt [verdachte] het geld van haar afhalen. Ik ben een paar keer met haar voor trio geweest. Ik zag dat [benadeelde partij] met [verdachte] sms’te. Ik heb nog tegen haar gezegd: Waarom doe je dat, waarop [benadeelde partij] antwoordde, dat zij alles moest vertellen, omdat ze anders trammelant kreeg met hem. Ik heb haar erop attent gemaakt dat de liefde overgaat en dat zij dan zonder geld zal overblijven. [benadeelde partij] heeft dit aan [verdachte] verteld en [verdachte] kwam bij mij verhaal halen. Als [benadeelde partij] samen met ons bv, kopje koffie ging drinken in de stad, was de sfeer geladen omdat [benadeelde partij] de hele tijd gestrest was. [benadeelde partij] zat de hele tijd met [verdachte] te sms’en, zoals: Wat zij deed en waar zij was. [benadeelde partij] vertelde dat zij hem moest berichten. Soms ging [benadeelde partij] eerder weg, omdat [verdachte] dat wilde.
V: Dit koffiedrinken in welke periode was dit?
A: Voordat wij met vakantie gingen, tot juli van dit jaar. [naam9] heeft een keer tegen [benadeelde partij]
gezegd, zeg tegen [verdachte] dat je hem geen geld meer geeft en dat als hij van jou houdt, bij jou blijft zonder dat je hem geld geeft. [benadeelde partij] heeft dit tegen [verdachte] gezegd en [verdachte] liet haar eigenlijk niet meer bij ons komen.
(p. 840) [benadeelde partij] wilde bij hem weg, maar vertelde bang voor hem te zijn. [benadeelde partij] zou haar bagage pakken en vertrekken naar Hongarije. Toen [verdachte] daarachter kwam, ging hij naar [naam9] en bedreigde haar dat hij zou slaan.
V: [verdachte] komt geld bij [benadeelde partij] ophalen Wat weet je op dit moment daar van af?
A: Zij stuurt een sms naar hem. [verdachte] komt naar de kamer. Het gordijn gaat dicht voor enkele minuten. Hierna gaan de gordijnen weer open en [verdachte] gaat weer weg.
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 24
november 2015, opgenomen op pagina 842 van voornoemd dossier, inhoudend als
verklaring van [naam10] :
(p. 843) A: Het gebeurde toen weer dat [benadeelde partij] huilend bij mij op de kamer kwam. Ik liet haar toen weer binnen en probeerde haar te troosten. Toen kwam [verdachte] ook bij mijn kamer aan de deur. Hij schopte tegen mijn deur en schreeuwde laat mijn vriendin naar buiten of doe de deur open.
(p. 844) A: na iedere klant die zij had, was [verdachte] in haar kamer.
A: Ik bedoel daarmee dat hij na elke klant het geld bij haar ging pakken. Ik zag haar zelf ook vaak een rieten laatje open doen en ik zag dat zij dan geld uit de la pakte en dat aan hem gaf. Ik kon dit vanuit mijn werkkamer zien als haar gordijnen open waren.
A: Ik heb wel krassen bij haar op de pols gezien. [benadeelde partij] vertelde mij dat ze met [verdachte] had
gevochten op haar kamer.
(p. 845) A: [verdachte] probeerde mij weg te jagen uit de straat. Zodat [benadeelde partij] alleen achterblijft
en niemand haar raad kan geven.
18. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 25 oktober
2018, opgenomen op pagina 858 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[naam11] :
(p. 861) A: Een keer vertelde ze (de rechtbanken ook het hof
begrijpt:
[benadeelde partij] ) dat zij een litteken had
onder een van haar ogen. [benadeelde partij] vertelde mij dat [verdachte] dat had gedaan. Hij had
dat gedaan met een glas. Ik heb zelf dat litteken ook wel gezien bij [benadeelde partij] .
19. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 14 november
2018, opgenomen op pagina 867 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als
verklaring van [naam12] :
(p. 871) Ik heb berichten op haar (de rechtbanken ook het hof
begrijpt: [benadeelde partij] ’s) telefoon gezien die er niet om
liegen.
V: Zoals?
A: “Opschieten anders sla ik je kop eraf dat soort dingen.
(p. 874) A: Als je een beetje scrolde dan stonden er berichten in van “wachten jij nu” of “geen klant” en “noe klant” een beetje dat soort teksten. En dan zei hij gelijk “hoe lang” weet je wel. Dat was een telefoon waarop hij continu wou weten hoeveel geld die dag binnenkomt.
20. Verklaring van [naam12] , afgelegd bij de rechter-commissaris op 13 juni 2019:
Ik heb de eerste keer geen geld betaald aan [benadeelde partij] . De tweede keer was [benadeelde partij] in de veronderstelling dat ik wel moest betalen, omdat zij anders in de problemen zou komen met
[verdachte] . U vraagt mij of ik weet om wie het precies ging. Op het moment zelf was dat niet
duidelijk, zij noemde [verdachte] toen “schatje patatje’. Zij was gewoon bang. U vraagt mij of ik in de [adres1] al angst bij [benadeelde partij] zag. Dat klopt. U vraagt mij waarom ik haar toen niet direct heb meegenomen. Volgens [benadeelde partij] kon dat niet. Zij kon zich volgens haar niet vrij bewegen.
21. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 13
december 2018, opgenomen op pagina 908 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als
verklaring van [naam13] :
(p. 909) V: Hoe vaak zag je hem (de rechtbanken ook het hof
begrijpt: verdachte) rijden?
A: Misschien 2x per nacht, misschien vaker.
V: Was aan [benadeelde partij] aan het werk als hij door de straat reed?
A: Ja, hij reed met de taxi of met de Audi. [benadeelde partij] stond dan in het raam of was bezig.
22. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2018, opgenomen op pagina 606 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
(p. 608) Op donderdag 18 november 2015, omstreeks 01.20 uur, stonden wij in de [adres1] in de omgeving van perceel 27. Wij zagen dat [benadeelde partij] aan het werk was in perceel 27-1 en wij zagen dat zij ons wenkte. Kort voordat wij naar [benadeelde partij] toe liepen zagen wij dat de bekende personenauto, merk Lexus en voorzien van het kenteken [kenteken2] door de [adres1] reed en kort voor het raam van perceel 27-1 stopte. Van afstand hebben wij alleen kunnen zien dat er maar 1 persoon in de auto zat en wel op de bestuurdersplaats. Vrijwel zeker heeft de bekende [verdachte] als bestuurder opgetreden.
Wij zagen op 25 februari 2016, omstreeks 00.45 uur, [verdachte] in een personenauto door de [adres1] rijden, in een auto, merk Lexus met het kenteken [kenteken2] .
Op woensdag 6 juli 2016, omstreeks 23.30 uur zagen wij, [verdachte] , op een bromscooter rijden
in de [adres1] .
Op zondag 10 juli 2016, omstreeks 01.30 uur, zagen wij [verdachte] wederom rijden op dezelfde
bromscooter in de [adres1] . Wij zagen deze keer dat hij ging stil staan bij de werkkamer
[adres1] ) van [benadeelde partij] en ging met haar in gesprek.
23. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 oktober 2016, opgenomen op pagina 623 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas verbalisant:
Op vrijdag 7 oktober 2016, omstreeks 20.25 uur reed ik over [adres2] te
[plaats] . Ter hoogte van de splitsing met de [adres3] zag ik een personenauto met de waarschuwingslichten aan stilstaan. Ik zag dat de mij ambtshalve bekende [verdachte] op de bestuurdersplaats zat en dat de mij ambtshalve bekende [benadeelde partij] op de passagiersplaats zat. Ik zag dat [benadeelde partij] uit de personenauto stapte en wegliep in de richting van de [adres3] . Ik zag dat [verdachte] wegreed.
Het hof voegt aan de bewijsmiddelen toe:
24. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof op 14 oktober 2021, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
Ik heb profijt gehad van de werkzaamheden van [benadeelde partij] want ik kreeg geld van haar dat zij verdiende met haar prostitutiewerk. Het klopt dat [benadeelde partij] mij soms appte en dan vroeg of ze cocaïne mocht gebruiken. U houdt mij de appjes van 8 juni 2018 om 23:55: uur voor inhoudende “Patat, mag ik doen? Beetje energie”. Dat gaat over cocaïne. Toen ze vroeg op 29 juni 2018 “Mag ik eentje nemen”, ging dat ook over cocaïne.
Ik heb [benadeelde partij] wel eens geslagen in haar gezicht. We hadden in het begin veel ruzie. Het klopt dat ik haar in appjes ‘hoer’ heb genoemd. We hadden voornamelijk ruzie omdat ze domme dingen deed en problemen maakte.
Ik wist dat [benadeelde partij] door een Hongaarse organisatie naar Nederland is gehaald en dat ze van pooier tot pooier is gegaan.
25. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, ongedateerd, p. 944 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
De rekening ING-op naam van [benadeelde partij] wordt weinig gebruikt. Het lijkt erop dat contant geld gestort wordt, om girale verplichtingen te kunnen voldoen, zoals betaling van de zorgverzekeraar of de boekhouder. Het merendeel van de stortingen vindt plaats vlak voor dergelijke afschrijvingen. Voor huur van een kamer in de [adres1] of een woning zijn geen girale betalingen te zien.
Bewijsoverwegingen mensenhandel:
Voorts neemt het hof na te noemen overwegingen uit het vonnis over en maakt die tot de zijne. Het hof is van oordeel dat de rechtbank de betreffende verweren van de verdediging, die ook in hoger beroep zijn gevoerd, terecht en op goede gronden heeft verworpen:
“De rechtbank leidt ten aanzien van feit 1 uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat de aan
verdachte ten laste gelegde sub-onderdelen 1, 4, 6 en 9 van lid 1, van artikel 273f van het
Wetboek van Strafrecht (Sr) bewezen kunnen worden, waarbij jegens [benadeelde partij] de
dwangmiddelen dwang, geweld, andere feitelijkheden, dreiging met geweld, misbruik van een kwetsbare positie zijn toegepast.
De rechtbank overweegt daartoe allereerst dat zij - anders dan de raadsman -
de aangifte van [benadeelde partij] betrouwbaar acht. De aangifte en aanvullende verklaringen van [benadeelde partij] zijn authentiek, gedetailleerd en consistent en vinden op essentiële onderdelen steun in de overige bewijsmiddelen. De rechtbank heeft dan ook geen reden om aan de juistheid van inhoud ervan te twijfelen. De omstandigheid dat [naam11] niets heeft gemerkt van hetgeen volgens [benadeelde partij] met betrekking tot verdachte heeft plaatsgevonden, zoals de raadsman heeft aangevoerd, wil niet zeggen dat dit dan ook niet is gebeurd.
Dwang, geweld en dreiging met geweld
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte [benadeelde partij] meermalen heeft mishandeld en met geweld heeft bedreigd. [benadeelde partij] heeft daar uitgebreid over verklaard, [naam9] heeft meerdere keren blauwe plekken bij [benadeelde partij] geconstateerd nadat er onenigheid tussen [benadeelde partij] en verdachte was geweest en de politie heeft tweemaal een blauw oog bij [benadeelde partij] geconstateerd nadat er een incident tussen haar en verdachte had plaatsgevonden. Verder wordt de verklaring van [naam9] dat verdachte een glas naar haar heeft gegooid waarbij zij versplinterde glasstukken in haar gezicht heeft gekregen, ondersteund door de medische gegevens van het UMCG, zoals opgenomen onder bewijsmiddel 11. De weinig concrete verklaring van verdachte dat het letsel bij [benadeelde partij] was veroorzaakt doordat er een glazen standaard (ter terechtzitting) of een glas (bij de politie) vanuit of vanaf de kast op haar gezicht was gevallen, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
De rechtbank ziet de toepassing van dit geweld en de bedreigingen met geweld, gelet op de
omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden, in direct verband staan met de
prostitutiewerkzaamheden en het afdragen van verdiensten daarvan door [benadeelde partij] aan verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat het geweld en de dreiging met geweld door verdachte werden gebruikt als instrumenten om zijn wil aan haar op te Leggen en dat sprake is van
dwangmiddelen in de zin van voornoemde bepaling. Het verweer van de raadsman dat de
mishandelingen niet kunnen worden bewezen en dat eventueel geweld los heeft gestaan van de prostitutiewerkzaamheden wordt verworpen.
Andere feitelijkheden
Uit de bewijsmiddelen blijkt tevens dat in de periode waarop de aangifte ziet sprake is
geweest van isoleren en controleren door verdachte van [benadeelde partij] , waarbij contacten met
derden, die [benadeelde partij] uit haar - door verdachte gecreëerde - isolement zouden kunnen halen, zoveel mogelijk moesten worden voorkomen.
Zo leidt de rechtbank uit de verklaringen van [naam9] , [naam10] en [getuige1] af dat verdachte
verhaal bij hen kwam halen indien zij zich over [benadeelde partij] hadden ontfermd dan wel haar voor
verdachte hadden gewaarschuwd. [naam9] heeft verder verklaard dat [benadeelde partij] van verdachte
geen koffie met hen mocht komen drinken en uit de verklaring van [getuige1] blijkt dat, indien
[benadeelde partij] wel met de dames iets ging drinken, de sfeer geladen was, omdat zij “de hele tijd met [verdachte] zat de sms’en, omdat zij hem moest berichten”. Daarnaast controleerde verdachte [benadeelde partij] op sociale media en mocht zij op een gegeven moment met niemand meer contact onderhouden, zo heeft [benadeelde partij] verklaard. Verder blijkt uit de WhatsAppgesprekken die tussen [benadeelde partij] en verdachte hebben plaatsgevonden van 8 tot en met 28 juni 2018 (opgenomen onder bewijsmiddel 8) van een zeer intensieve controle door verdachte van [benadeelde partij] . [benadeelde partij] legde daarbij tot op de minuut nauwkeurig verantwoording aan verdachte af over al haar werkzaamheden en verdiensten en voelde zich kennelijk zelfs verplicht hem voor het roken van een sigaretje om toestemming te vragen. Verdachte heeft ter zitting, hiernaar gevraagd, niet betwist dat deze gesprekken representatief zijn voor hun onderlinge communicatie over aangeefsters werkzaamheden.
De rechtbank duidt dit isoleren en controleren door verdachte als ‘andere feitelijkheden’ die
door verdachte werden ingezet, enerzijds om te voorkomen dat [benadeelde partij] minder afhankelijk van hem zou worden, hetgeen haar ‘bereidwilligheid’ om voor hem te blijven werken in gevaar zou kunnen brengen, en anderzijds om te bewerkstelligen dat zij zoveel mogelijk klanten per dag zou blijven afwerken, om zoveel mogelijk inkomsten uit haar prostitutiewerkzaamheden te kunnen genereren.
Misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van een uit feitelijke omstandigheden
voortvloeiend overwicht
Met betrekking tot het dwangmiddel misbruik van een kwetsbare positie geldt dat daaronder
mede wordt begrepen “een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan.”
Met betrekking tot het dwangmiddel misbruik van uit feitelijke omstandigheden voorvloeiend overwicht geldt blijkens de wetsgeschiedenis dat, waar het de prostitutie betreft, dit misbruik kan worden verondersteld indien de prostitué(e) in een situatie verkeert of komt te verkeren die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostitué(e) in Nederland pleegt te verkeren.
Volgens de Hoge Raad is voor het bewijs van door “misbruik” handelen toereikend dat de dader zich bewust moet zijn geweest van de relevante feitelijke omstandigheden van de betrokkene waaruit het overwicht voortvloeit, dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien, in die zin dat tenminste voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn. Datzelfde geldt voor gevallen waarin sprake is van een kwetsbare positie van het slachtoffer.
De rechtbank overweegt dat [benadeelde partij] , vanaf het moment dat zij op 18-jarige leeftijd vanuit Hongarije naar Nederland (Den Haag) is gekomen tot het moment waarop zij zich op 21-jarige leeftijd in [plaats] heeft gevestigd, onafgebroken als prostituee voor pooiers heeft gewerkt.
Nadat zij in [plaats] twee weken als zelfstandig prostituee had gewerkt, ontmoette zij de
toen bijna 27-jarige verdachte. Verdachte heeft zich al snel als haar vriend opgeworpen, nadat hij haar tegen haar gewelddadige vriend, [naam1] , ‘in bescherming’ had genomen. [benadeelde partij] bevond zich op dat moment in een kwetsbare positie. Zij kende, op haar pooiers na, niemand in Nederland (…). Ook in Hongarije had zij niemand om op terug te vallen.
Dit maakte haar ontvankelijk voor de aandacht van verdachte die zich over haar had ontfermd en zij werd verliefd op hem. Verdachte was van deze kwetsbare positie van [benadeelde partij] op de hoogte en begon zich vrijwel direct als haar volgende pooier op te werpen. Verdachte begon haar te mishandelen en te dreigen met geweld. Zij moest haar prostitutiewerkzaamheden volgens zijn aanwijzingen en bevelen gaan uitvoeren, waarbij hij haar constant in de gaten hield. Haar inkomsten moest zij aan verdachte afstaan. De verhouding tussen verdachte en [benadeelde partij] was daarbij geenszins gelijkwaardig. [benadeelde partij] was door het (gewelddadige) handelen van verdachte en de constante controle die hij op haar uitoefende in een afhankelijke positie van hem geraakt waarin zij zich niet tegen zijn wil kon en durfde te verzetten.
Dat van een dergelijke situatie sprake was, wordt naar het oordeel van de rechtbank bevestigd door de zeer emotionele toestand waarin [benadeelde partij] verkeerde toen zij zich op 10 september 2018 op het politiebureau in Haren meldde. Tevens vindt de rechtbank bevestiging daarvan in de omstandigheid dat [benadeelde partij] pas bij verdachte weg durfde te gaan nadat zij bevriend was geraakt met [naam12] die haar heeft geholpen bij verdachte weg te vluchten. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan de veronderstelling van de raadsman dat de verliefdheid van [benadeelde partij] voor [naam12] tot een valse aangifte heeft geleid.
De rechtbank is van oordeel dat uit deze feitelijke omstandigheden volgt dat [benadeelde partij] zich ten
opzichte van verdachte in een afhankelijke positie bevond/waarin zij geen andere reële keuze
had dan, zoals verdacht haar opdroegin de
prostitutie te (…)blijven werken en het verdiende geld aan hem af te dragen. De positie waarin zij verkeerde was niet vergelijkbaar met die van een mondige prostituee in Nederland. [benadeelde partij] verkeerde aldus in een uitbuitingssituatie en verdachte heeft daar misbruik van gemaakt.
De omstandigheid dat [benadeelde partij] aanvankelijk vrijwillig in de prostitutie zou zijn gaan werken,
zoals door de raadsman is aangevoerd, maakt niet dat van een dergelijke dwang geen sprake
was. Immers een situatie van uitbuiting kan ook ontstaan nadat aanvankelijk vrijwilligheid bij het slachtoffer bestond. Het verweer van de raadsman op dit punt wordt daarom verworpen.
Uitbuiting
Uit de wettekst van sub-onderdelen 1 en 6 van lid 1, artikel 237f Sr volgt dat voor
bewezenverklaring van deze sub-onderdelen is vereist dat sprake is van (het oogmerk van)
uitbuiting. Uit de jurisprudentievolgt dat de in de overige sub-onderdelen omschreven gedragingen eveneens alleen strafbaar zijn indien zij zijn begaan onder omstandigheden
waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Uitbuiting moet derhalve worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van deze sub-onderdelen. In lid 2 van artikel 237f Sr is bepaald dat onder uitbuiting in ieder geval uitbuiting in de prostitutie valt.
Ten aanzien van het oogmerk van uitbuiting overweegt de rechtbank dat hiervoor is vereist dat het handelen van verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg meebracht dat de ander werd of zou kunnen worden uitgebuit.
Nu naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat [benadeelde partij] er met toepassing van voornoemde dwangmiddelen door verdachte toe is gebracht om zich te prostitueren en verdachte hier financieel voordeel uit heeft gehaald, is de rechtbank van oordeel dat verdachte [benadeelde partij] heeft uitgebuit. Dat verdachte daadwerkelijk handelde met het oogmerk van uitbuiting, vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort uit hetgeen reeds is overwogen ten aanzien van de dwangmiddelen misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.
Het op deze wijze financieel voordeel behalen uit werkzaamheden die door een ander onder
deze omstandigheden in de prostitutie worden verricht, terwijl er sprake is van dwang, zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, leidt tot uitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr.
De rechtbank is derhalve - anders dan de raadsman - van oordeel dat sprake was van uitbuiting van [benadeelde partij] door verdachte en dat verdachte daar ook het oogmerk op heeft gehad.
De rechtbank acht verder de onder de gedachtestreepjes ten laste gelegde feitelijke gedragingen alle te bewijzen, met uitzondering van het verwijt aan verdachte dat hij [benadeelde partij] heeft laten werken zonder condoom. Daarvan -is uit de verklaringen van [benadeelde partij] niet gebleken. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover ten laste gelegde gedragingen slechts berusten op de verklaring van [benadeelde partij] , stelt de rechtbank dat voor een bewezenverklaring niet vereist is dat er ten aanzien van alle onderdelen twee bewijsmiddelen zijn.
De rechtbank volgt de raadsman in zijn verweer ten aanzien van de pleegperiode. Nu
[benadeelde partij] heeft verklaard dat zij en verdachte eind april 2012 contact met kregen, zal zij het feit ingaande mei 2012 bewezen verklaren.”