Uitspraak
1.[geïntimeerde1] ,
2.[geïntimeerde2] ,
3.[geïntimeerde3] ,
[appellant]. Geïntimeerden in het principaal hoger beroep hierna gezamenlijk aan te duiden als:
[geïntimeerden] c.s.en ieder afzonderlijk als:
[geïntimeerde1],
[geïntimeerde2]en
[geïntimeerde3].
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
grief Iklaagt [appellant] over de in het bestreden vonnis onder 2.1. weergegeven feiten.
grief IIberoept [appellant] zich ter onderbouwing van zijn vorderingen op het bestaan van de door hem al in eerste aanleg in het geding gebrachte
“SCHUUR OVEREENKOMST”van 16/17 januari 2018.
“verdere financiering van de verbouwing”van de schuur
“mogelijk te maken”,wil
“investeren, op voorwaarde dat hij ¼ deel eigendom verkrijgt van de schuur”.Verder staat hierin vermeld dat [geïntimeerden] c.s. bereid zijn
“deze financiering te aanvaarden en eigendom te verstrekken, conform de navolgende bepalingen en uitgangspunten.
koopt zich in voor een gelijk deel van € 6.250,- (…). (…)
grief IIIdoet [appellant] een beroep op onverschuldigde betaling als bedoeld in artikel 6:203 BW. Hij stelt zich op het standpunt dat indien er geen sprake is van een overeenkomst als door hem gesteld de door hem gedane betalingen onverschuldigd zijn gedaan.
grief IVstelt [appellant] zich op het standpunt dat sprake is van wanprestatie aan de
grief Vmaakt [appellant] aanspraak op vergoeding van door hem aan de schuur gewerkte uren op grond van de overeenkomst of een andere afspraak. Voor het geval de aanspraak op vergoeding niet uit de overeenkomst of een andere afspraak zou volgen, stelt [appellant] zich op het standpunt dat hij recht heeft op een redelijk loon of een redelijke prijs als bedoeld in de artikelen 7:405 lid 2 BW (overeenkomst van opdracht) en 7:752 BW (aanneming van werk). Bovendien beroept [appellant] zich ook in deze grief op wanprestatie als bedoeld in artikel 6:74 BW.
“afgesproken werd € 15,- p/p ex materiaal.”Verder blijkt uit deze verklaring dat de vader en oom van [appellant] met dit uurloon akkoord zijn gegaan
“Om [geïntimeerde2] en [appellant] te helpen”,dat dit anders
“inderdaad te weinig”zou zijn en dat zij
“Op het laatste openstaande uren/bedrag na (…) elke euro betaald”hebben gekregen. Uit deze verklaring valt niet op te maken dat [appellant] zélf aanspraak kan maken op vergoeding van door hem aan de schuur gewerkte uren. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat het ook niet zonder meer vanzelfsprekend is dat [appellant] een beloning voor zijn werkzaamheden zou ontvangen, gelet op het uitgangspunt dat hij de schuur zou opknappen en daarin vervolgens samen met [geïntimeerde2] zou gaan wonen.
grief VIdoet [appellant] een beroep op ongerechtvaardigde verrijking als bedoeld in artikel 6:212 BW.
“elektra (…) niet”voldoet
“aan de norm NEN 1010. (…) Hierdoor kan brand ontstaan bij waterlekkage. De elektra dient door een erkend installateur te worden verbeterd en gekeurd.”,dat de
“naden tussen”de isolatieplaten aan de binnenzijde van drie van de vier buitenwanden op de begane grond
“niet luchtdicht afgewerkt”zijn
“waardoor er vochtige warme binnen lucht kan doordringen en op de buitenwanden kan gaan condenseren met als gevolg dat er houtrot in de buitenschil kan ontstaan. De binnenzijde moet dampdicht afgewerkt worden. Mogelijk moeten hiervoor de gipsplaten tijdelijk verwijderd worden. De stalen constructiedelen zullen gaan corroderen indien dit niet juist wordt opgelost. Een extra coating bij de voet, bij de vloer van de staander, raad ik aan.”En dat de
“binnendeuren in de woning (…) slecht”sluiten. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat in dit rapport staat vermeld dat [geïntimeerde1] aan de deskundige heeft medegedeeld dat zij
“de elektra voor ‘nood’ heeft laten aansluiten omdat er anders geen verlichting in het buitenhuis zou zijn”en dat nergens uit blijkt dat het slecht sluiten van de deuren te wijten zou zijn aan de werkzaamheden van [appellant] . Het komt het hof voor dat de bevindingen van de door [geïntimeerde1] ingeschakelde deskundige veeleer aansluiten bij de overweging van de kantonrechter dat aan het opknappen van de schuur inherent is dat er eerst sloopwerkzaamheden moeten plaatsvinden vooraleer een aanvang kan worden gemaakt met het daadwerkelijke opknappen van de schuur. Het hof verenigt zich met deze overweging van de kantonrechter alsook met diens overweging dat niet gebleken is dat de sloopwerkzaamheden zonder medeweten of instemming van [geïntimeerde1] zijn geschied. Ook uit de door [geïntimeerde1] in het geding gebrachte foto’s blijkt naar het oordeel van het hof niet van schade en waardevermindering van de schuur, maar veeleer van (sloop)werkzaamheden (in uitvoering). Het vorenstaande leidt het hof tot het oordeel dat de werkzaamheden van [appellant] aan de schuur hebben geleid tot een verbetering van de schuur en dat in zoverre sprake is van een verrijking aan de zijde van [geïntimeerden] c.s.
grief VIIklaagt [appellant] over de afwijzing van zijn vorderingen en de proceskostenveroordeling.
“geen water”en
“geen elektriciteit”is en dat
“de volledige achtergevel (…) eruit”is, maar zij stelt niet dat dit het gevolg is van vernielingen door [appellant] . Zij meldt in deze e-mail slechts dat zij het [appellant] en zijn vader en oom kwalijk neemt dat zij
“in zo’n situatie gewoon weglopen”.Ook dit wijst naar het oordeel van het hof veeleer op (sloop)werkzaamheden