ECLI:NL:GHARL:2021:10237

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 november 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
200.275.026/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindarrest na bewijsopdracht in faillissementszaak met curator en aannemer

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 2 november 2021 een eindarrest gewezen in hoger beroep. De zaak betreft een vordering van de curator, mr. Frederikus Kolkman, in het faillissement van Bakhuis Vloeren Westerhaar B.V. tegen Paas Totaalafbouw B.V. De curator had in een eerder tussenarrest een bewijsopdracht gekregen, maar heeft afgezien van het leveren van bewijs. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat Paas opdracht had gegeven voor de werkzaamheden die op de facturen stonden vermeld. De vorderingen van de curator met betrekking tot deze facturen werden afgewezen.

Het hof heeft echter wel een aantal andere facturen toegewezen, met een totaalbedrag van € 7.739,88, vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf de vervaldatum van de facturen. De curator had ook buitengerechtelijke incassokosten gevorderd, welke door het hof zijn toegewezen op basis van de geldende tarieven. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en Paas veroordeeld tot betaling van het toegewezen bedrag, inclusief proceskosten in zowel de eerste aanleg als in hoger beroep.

De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de rechters in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.275.026/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 7205177)
arrest van 2 november 2021
in de zaak van
mr. Frederikus Kolkmanin zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
Bakhuis Vloeren Westerhaar B.V.,
gevestigd te Almelo,
appellant,
bij de rechtbank: eiser,
hierna:
de curator,
advocaat: mr. F. Kolkman, kantoorhoudend te Almelo,
tegen
Paas Totaalafbouw B.V.v.h.o.d.n. Paas & Schuler Totaalafbouw B.V.,
gevestigd te Emmen,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: gedaagde,
hierna:
Paas,
advocaat: mr. P. van Rossum, kantoorhoudend te Emmen.

1.De verdere procedure in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 31 augustus 2021 hier over.
1.2
In dit tussenarrest is aan de curator een bewijsopdracht verstrekt. De curator heeft aangegeven af te zien van het leveren van bewijs. Het hof zal daarom opnieuw arrest wijzen.

2.De verdere motivering van de beslissing

2.1
In genoemd tussenarrest is de curator toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat Paas opdracht heeft gegeven tot de werkzaamheden waarop de facturen met de nummers 2013037 en 2013413 zien. Nu de curator heeft afgezien van het leveren van bewijs, is niet komen vast te staan dat Paas hiertoe opdracht heeft gegeven en zal de vordering van de curator voor zover zij betrekking heeft op die facturen worden afgewezen.
2.2
In het tussenarrest was reeds overwogen dat kunnen worden toegewezen:
factuurnummer 2013408 29-12-2013 € 262,50
factuurnummer 2013409 29-12-2013 € 297,50
factuurnummer 2013316 31-12-2013 € 415,00
factuurnummer 2013460 31-12-2013 € 1.273,30
factuurnummer 2013461 31-12-2013 € 300,00
factuurnummer 2013463 31-12-2013 € 400,00
factuurnummer 2013464 31-12-2013 € 2.625,00
factuurnummer 2013465 31-12-2013 € 750,00
factuurnummer 2013466 31-12-2013 € 550,00
factuurnummer 2014016 03-02-2014 € 866,58
Totaal: € 7.739,88
2.3
Verder is in het tussenarrest het beroep van Paas op verrekening reeds afgewezen en het verweer met betrekking tot de gehanteerde dagprijzen verworpen, zodat het genoemde totaalbedrag zal worden toegewezen.
Wettelijke handelsrente
2.4
De wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW zal worden toegewezen vanaf de vervaldatum van de betreffende factuur tot aan de dag van voldoening. Paas heeft aangevoerd dat het tijdsverloop tussen 28 mei 2014 en 28 augustus 2018 niet aan haar te wijten valt en dat zij daarom over die periode geen wettelijke handelsrente verschuldigd is. Hoewel niet bepaalt voortvarend gehandeld lijkt te zijn in deze kwestie, kan niet worden gezegd dat de vertraging niet aan Paas kan worden toegerekend, dan wel dat de curator in verzuim verkeerde. Na een mailwisseling tussen Paas en de (faillissementsmedewerker van de) curator, heeft de advocaat van Paas op 28 oktober 2014 aan de curator verzocht een afwachtende houding aan te nemen, vervolgens heeft de curator sinds 24 november 2014 niets meer vernomen van de zijde van Paas.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.5
De curator heeft een bedrag van € 809,49 gevorderd aan buitengerechtelijke kosten. Hij heeft daarbij aangesloten bij de tarieven die zijn geformuleerd in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Uitgangspunt is dat aan de dubbele redelijkheidstoets moet worden voldaan. Als niet meer dan de staffel wordt gevorderd/toegewezen, mag ervan worden uitgegaan dat het gevorderde bedrag redelijk is. De curator heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het hof zal een bedrag van € 761,99 toewijzen op basis van het bedrag dat aan hoofdsom wordt toegewezen en dat aansluit bij de in het genoemde Besluit bepaalde tarieven.
Slotsom
De grieven slagen. Het vonnis van 23 juli 2019 zal worden vernietigd. Paas zal worden veroordeeld tot betaling van € 7.739,88 vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf de vervaldata van de betreffende facturen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Paas in beide instanties in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van de curator voor de procedure bij de kantonrechter worden vastgesteld op € 561,44 voor verschotten en op € 1.357,50 voor salaris gemachtigde (2,5 punt/tarief II) en voor de procedure bij het hof op € 2.071,- voor griffierecht, € 86,40 kosten dagvaarding en op € 1.574,- voor salaris advocaat (2 punten/tarief I). De niet als zodanig bestreden wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten worden ook toegewezen. Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
De beslissing
Het hof beslist in hoger beroep als volgt:
vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de Rechtbank Noord-Nederland van 23 juli 2019;
veroordeelt Paas tot betaling aan de curator van € 7.739,88, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over de verschillende facturen vanaf de vervaldata tot de dag van voldoening;
veroordeelt Paas in de proceskosten in de procedure bij de kantonrechter (in eerste aanleg) en hoger beroep van de curator, vastgesteld op:
in eerste aanleg: € 476,- griffierecht, € 85,44 kosten van dagvaarding en € 1.357,50 salaris gemachtigde;
in hoger beroep: € 2.071,- griffierecht, € 86,40 kosten van dagvaarding en € 1.574,- salaris advocaat,
veroordeelt Paas in de nakosten, begroot op € 163,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- in geval Paas niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. I. Tubben, J. Smit en H.H.B. Vedder en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
2 november 2021.