Uitspraak
[appellante],
bij de rechtbank: eiseres in conventie, gedaagde in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van de procedure bij het hof
2.De verdere beoordeling van de grieven en de vorderingen
Bewijsopdracht en getuigenverklaringen
“
Mevrouw [appellante] ken ik zakelijk. Wij hebben in het verleden wat samenwerkingen gedaan, dan praat ik over circa 10 jaar geleden. Dat is gestopt in 2013. Onze zakelijke contacten hielden in dat mevrouw [appellante] in een aantal modezaken van mij werkzaam was. Dat was tot genoegen. Door faillissement is dit tot een einde gekomen. Op enig moment, later dan 2016 maar ik weet niet meer precies wanneer, heeft mevrouw [appellante] mij benaderd in verband met de zaak waar het vandaag over gaat. Ze zei mij dat zij de indruk had dat ze belazerd werd door meneer [geïntimeerde] , dat was haar overtuiging. Zij wilde dat uitgezocht hebben en zij vroeg mij dat te doen, omdat zij zelf een burn-out had. U vraagt mij waarop mevrouw [appellante] baseerde dat [geïntimeerde] er iets mee te maken had. Dat komt omdat de container vlak voor de woning van [geïntimeerde] stond en dat hij geen aangifte had gedaan van diefstal uit de container en ook mevrouw [appellante] niet heeft gemeld of gebeld. Dat zou toch een logische reactie zijn. Ik dacht toen ook dat er iets niet klopte.
“
Ik ben twee keer op het bedrijf van [geïntimeerde] in [woonplaats2] geweest. Beide keren in 2016. De eerste keer ben ik alleen gaan kijken en de tweede keer heb ik spullen meegenomen zoals ik hierna verder zal verklaren. Ik ging daarheen op advies van een vriend van mij die [naam4] heet. Hij woont in [plaats4] . Hij zei mij dat ik in [woonplaats2] spullen kon kopen, want daar stonden spullen opgeslagen en hij vroeg of ik daar interesse in had. Dat had ik wel, want in die tijd handelde ik nog in van alles, zoals oude kleding of meubels voor Irak. Toen ik in [woonplaats2] aankwam, stond daar een vrouw en die verwees mij door naar een man. U vraagt mij of dat de mevrouw is die achter mij zit. Ik antwoord daarop dat ik die mevrouw niet herken, omdat het al vijf jaar geleden is. De man had de sleutel van de container en maakte deze open. Maar de deur ging niet zover open, omdat er nog een container tegenaan stond. Ik kon niet in de container komen, want er was geen ruimte meer. Ik kon wel een blik werpen in de container en zag daar onder andere meubelen, witgoed, vuilniszakken en ook een oude accordeon. Ik was niet in alles geïnteresseerd, maar wat ik meegenomen heb zijn eettafel plus stoelen, een bankstel, een grote kast, twee tv’s, een wasmachine en een muziekinstallatie, dat is althans wat ik mij herinner. Verder heb ik ook een aantal vuilniszakken meegenomen, want ik was ook geïnteresseerd in kleding. Die vuilniszakken heb ik niet ter plekke uitgepakt, maar meegenomen. Ik was met twee bakwagens gekomen.
2.8 Deze beide verklaringen laten in zoverre niets aan duidelijkheid te wensen over, dat er uit volgt dat [geïntimeerde] de inhoud van een container te koop heeft aangeboden en een groot deel van die inhoud heeft verkocht ( [getuige2] ) en dat een deel van de inhoud van de container van [appellante] is aangetroffen bij de zoon van iemand die ook door [geïntimeerde] is benaderd.
- het feit dat de container zich op het terrein van [geïntimeerde] bevond en dat met het leeghalen van de container de nodige tijd gemoeid moet zijn geweest, zodat het niet aannemelijk is dat [geïntimeerde] of zijn medewerkers niets hebben gemerkt van het leeghalen van de container;
- het feit dat [geïntimeerde] de beschikking had over de sleutel(s) van de container;
- het feit dat hij [appellante] niet heeft geïnformeerd toen hij merkte dat de container leeg was en ook pas veel later aangifte van diefstal heeft gedaan.
Dat de aankoop door [getuige2] niet zou passen in de bedrijfsvoering van de destijds op zijn naam geregistreerde bedrijven, zoals [geïntimeerde] stelt, overtuigt het hof niet. Uit de door [geïntimeerde] verstrekte gegevens blijkt dat [getuige2] diverse bedrijven of bedrijfjes had en heeft. Ten tijde van het getuigenverhoor exploiteerde hij een corona-teststraat. Dat wijst erop dat [getuige2] als het gaat om zaken doen breed georiënteerd is.
Dat in de financiële administratie van [geïntimeerde] geen factuur of betaling betreffende de verkoop van de inhoud van de container is geboekt, zoals [geïntimeerde] betoogt, legt onvoldoende gewicht in de schaal. Indien [geïntimeerde] inderdaad zonder toestemming van [appellante] haar spullen heeft verkocht, is niet verwonderlijk dat hij deze op zijn minst dubieuze transactie ‘buiten de boeken heeft gehouden’.
€ 25.000,-.
Partijen zijn het erover eens dat [appellante] haar inboedel in de container had opgeslagen, hoewel zij van mening verschillen over de precieze omvang en samenstelling van de inboedel. De schadevergoeding moet [geïntimeerde] in staat stellen om een zelfde boedel te kopen als in de container was opgeslagen. Bij de bepaling van de vervangingswaarde van een inboedel zijn de executie- en verkoopwaarde van een inboedel - en dus ook de vraagprijs van [geïntimeerde] en de door [getuige2] betaalde koopprijs - geen goede maatstaf. Naar algemene ervaringsregels brengt een doorsnee tweedehands inboedel bij verkoop weinig op, maar kost het aanmerkelijk meer inspanning en kosten om een vervangende inboedel aan te schaffen. Daarbij geldt dat [appellante] niet zonder meer genoegen hoeft te nemen met alleen maar tweedehands spullen, zeker niet waar het gaat om zaken als bedden, matrassen, bed- en huishoudtextiel, kookgerei en servies [2] .
nieuwe grief, waarin [appellante] heeft aangevoerd dat [geïntimeerde] de inhoud van de container heeft verkocht, slagen.
Grief Ifaalt en bij de bespreking van
grief IIIheeft zij geen belang.
3.3. De conclusie
20 maart 2018, voor zover in conventie gewezen,
en doet in zoverre opnieuw recht:
- € 726,- aan verschotten en € 800,- voor salaris gemachtigde voor de procedure bij de kantonrechter in conventie;
- € 824,01 aan verschotten en € 3.342,- voor geliquideerd salaris van de advocaat voor de procedure bij het hof,
te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 15 dagen na betekening van dit arrest;