Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Edge Holding B.V.,
Edge,
Meubelhallen,
Edge c.s.,
1.Schuur B.V.,gevestigd te Wagenborgen,hierna:Schuur,2. [geïntimeerde2] ,
[geïntimeerde2],
Schuur c.s.,
1.De verdere procedure bij het hof
2.Waar gaat het in deze zaak om?
3.De relevante feiten
7 juli 2017 een optieovereenkomst gesloten waarin is vastgelegd dat Strohallen gedurende drie maanden de tijd kreeg om de door Schuur gehouden aandelen in het kapitaal van Kolham Holding te kopen en geleverd te krijgen en dat, indien zij niet binnen die termijn de financiering rond had, de omgekeerde situatie zou gelden. De koopprijs bedroeg
€ 2.900.000,-. Verder is overeengekomen dat Strohallen over de koopsom een rente over de periode gelegen tussen 1 januari 2017 tot en met de datum van overdracht van de aandelen is verschuldigd van 12,4%.
4.4. Wijziging van eis
Daar staat tegenover dat het hoger beroep ook dient om partijen in de gelegenheid te stellen hun eigen fouten en verzuimen te corrigeren. Meubelhallen was wel partij in de procedure bij de rechtbank. Zij trad op als eiseres, hoewel ze zelf niets vorderde en de rechtbank heeft ook ten aanzien van haar een beslissing genomen door haar niet-ontvankelijk te verklaren en, met Edge, in de proceskosten te veroordelen. De ‘wijziging van eis’ - het hof gebruikt de leestekens, gelet op wat hiervoor is overwogen - kan dan ook gezien worden als een poging om een in de procedure bij de rechtbank gemaakte fout te corrigeren.
5.5. De bespreking van de standpunten van partijen
- Meubelhuis is in februari 2018 opgericht. De door Meubelhuis geëxploiteerde winkel is in september 2018 geopend.
- De winkel van Meubelhuis ligt op iets minder dan 20 kilometer afstand (15 minuten rijden met de auto) van de winkel van Meubelhallen in Kolham.
- Meubelhuis voert andere meubellijnen dan Meubelhallen en verkoopt, anders dan Meubelhallen, geen keukens. Wel verkopen beide bedrijven naast meubels van de door hen gevoerde meubellijnen (individuele) meubels van dezelfde merken.
- Schuur heeft een aandelenbelang van 5% in Meubelhuis. Van de haar als houder van B-aandelen toekomende speciale bevoegdheden op grond van genoemd artikel 18 van de statuten heeft zij geen gebruik gemaakt. Schuur is als volledig gevolmachtigde van Meubelhuis ingeschreven in het handelsregister.
- [geïntimeerde2] is vrijwel dagelijks in het pand van Meubelhuis aanwezig, volgens hemzelf vooral in het magazijn. De dagelijkse leiding van meubelhuis berust bij zijn dochters, die hij wel van adviezen voorziet. Op enkele advertenties rond de opening van Meubelhuis is [geïntimeerde2] op foto’s te zien.
Strijd met de overeenkomst?5.3 Het staat in hoger beroep niet (langer) ter discussie dat [geïntimeerde2] zich niet in persoon aan een concurrentiebeding heeft gebonden. Hij is immers ook geen partij bij de overeenkomst met Edge. Tegen het oordeel van de rechtbank daarover in 4.6 van het vonnis heeft Edge niet gegriefd. Volgens Edge c.s. was het Schuur op grond van de overeenkomst met Edge niet toegestaan om concurrerende activiteiten te verrichten. Edge c.s. beroepen zich daartoe op een arrest van de Hoge Raad uit 1997 [1] , waarin de Hoge Raad onder meer heeft overwogen:
“
Een dergelijke overeenkomst, waarbij iemand een handelsonderneming aan een ander overdraagt, verzet zich immers in de regel tegen een handelwijze die erop neerkomt dat de overdrager zijn rechtsopvolger concurrentie aandoet door in de directe omgeving van de overgedragen onderneming dezelfde werkzaamheden te blijven verrichten, die hij vóór de overdracht in de onderneming ook reeds verrichtte. Daarbij zal de plaatselijke bekendheid van de overdrager mede beslissend zijn voor de vraag of een gedraging binnen de hier bedoelde grenzen valt. (…)Overigens betekent het niet aangaan van een concurrentiebeding nog geen vrijbrief om in strijd met de overeenkomst of met de in artikel 6:248 lid 1 BW bedoelde eisen van redelijkheid en billijkheid zijn wederpartij concurrentie aan te doen.”
Uit dit arrest volgt volgens Edge c.s. dat bij een overeenkomst waarbij een handelsonderneming aan een ander wordt overgedragen, ook in het geval van een overdracht van een 50%-belang in een holdingvennootschap zoals hier aan de orde is, het uitgangspunt is dat het niet is toegestaan de rechtsopvolger concurrentie aan te doen door in de directe omgeving dezelfde werkzaamheden te (doen)verrichten als verricht worden door de indirect door die rechtsopvolger gehouden onderneming, ook als geen concurrentiebeding is overeengekomen.
In de zaak die tot dat arrest heeft geleid, waren de activiteiten, de assurantieportefeuille, de handelsnaam en het klantenbestand van een assurantiebedrijf overgedragen. De overdrager bleef ook in dienst van het overgedragen assurantiebedrijf en hij stelde zijn 'papieren c.q. vergunningen' ter beschikking aan de overnemer zodat die het bedrijf kon voortzetten. De overdrager behield dan ook het contact met de (overgedragen) cliënten. Nadat de verhouding tussen hem en de overnemer verslechterde zegden diverse cliënten, na contact met de overdrager, de overnemer als tussenpersoon op en wendden ze zich tot een ander, terwijl de overdrager op eigen naam offertes ging uitbrengen, vanuit het oude pand (dat niet was overgedragen). Door de Hoge Raad is niet vastgesteld dat partijen hebben onderhandeld over een concurrentiebeding.
De omstandigheden rond de overeenkomst tussen Edge en Schuur verschillen op cruciale punten van die betreffende de aan de Hoge Raad voorgelegde overeenkomst. Het hof werkt dat als volgt uit.
allereerst, vast dat in de optieovereenkomst en in de aanvullende overeenkomst tussen Edge en Schuur over de overdracht van de aandelen geen concurrentiebeding is opgenomen. Het staat ook vast dat van de zijde van Edge op een dergelijk beding is aangedrongen, maar dat Schuur c.s. daar uitdrukkelijk niet mee instemden. De hiervoor onder 3.6-3.8 aangehaalde correspondentie tussen de toenmalige advocaten van partijen spreekt op dat punt voor zich. Een dergelijk beding was volgens zijn toenmalige advocaat voor [geïntimeerde2] beslist niet acceptabel. Partijen hebben dus niet alleen geen concurrentiebeding opgenomen in de overeenkomst, ze hebben dat ook bewust - na onderhandelingen, waarbij Edge wel een dergelijk beding wilde en Schuur niet - niet gedaan.
Daarin verschilt de overeenkomst dus van de overeenkomst in het genoemde arrest, waarin niet is vastgesteld dat partijen bewust geen concurrentiebeding zijn aangegaan.
vervolgens, terecht op gewezen dat in de aan de Hoge Raad voorgelegde overeenkomst de nadruk lag op de overdracht van immateriële activa, de goodwill en dat die overgedragen activa ook kwetsbaar waren voor concurrentie door de overdrager, die een persoonlijke relatie had met de overgedragen klanten. Die relatie werd na de overdracht nog in stand gehouden. Door concurrentie van de overdrager werd de overeenkomst dan ook in de kern geraakt; het (overgedragen) bedrijfsdebiet werd er door aangetast. Tegen die achtergrond is het begrijpelijk dat de Hoge Raad heeft overwogen dat “een dergelijke overeenkomst” zich in de regel verzet tegen concurrentie door de overdrager, daarin bestaande dat de overdrager in de directe omgeving dezelfde activiteiten blijft ontwikkelen.
Schuur c.s. hebben er, eveneens terecht, op gewezen dat de kern van de overeenkomst tussen Edge en Schuur juist niet gelegen is in de overdracht van immateriële activa/goodwill.
Edge c.s. hebben hun stelling dat dat wel het geval is, onvoldoende onderbouwd. Zo hebben zij niet inzichtelijk gemaakt dat, zoals zij stellen, de overnamesom is gebaseerd op een berekening waarin de goodwill (van de gehele onderneming) op € 2.300.000,- is gesteld. Zij verwijzen in dat verband naar een e-mail van MTH accountants, maar in die e-mail wordt het bedrag van € 2.300.000,- niet toegelicht, terwijl [geïntimeerde2] bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft uiteengezet dat alleen met de materiële activa (onder meer panden, voorraden, inventaris en banktegoeden) al een bedrag gemoeid was dat meer dan het dubbele was van de overeengekomen verkoopprijs van de helft van de aandelen. Bovendien ligt de nadruk bij de overdracht van een meubelbedrijf, gelet op de aard van zo’n bedrijf, niet (primair) op de overdracht van een klantenbestand, in elk geval veel minder dan bij een assurantiebedrijf en speelt de persoon van de ondernemer in beginsel een minder belangrijke rol. Dat de goodwill van Meubelhallen nauw verbonden was aan de persoon van [geïntimeerde2] , in die zin dat een groot deel van de klanten bij Meubelhallen kochten omdat [geïntimeerde2] aan Meubelhallen verbonden was, hebben Edge c.s. niet aannemelijk gemaakt.
Bovendien heeft Meubelhuis haar deuren niet geopend in Kolham maar in Veendam, bijna 20 kilometer verderop, met een beperkter assortiment (geen keukens), en verkoopt zij andere merken in een ander marktsegment. Meubelhuis is slechts een van de vele andere meubelzaken in de provincie Groningen. Schuur c.s. hebben in dat verband onbestreden gesteld dat het om meer dan 100 meubelzaken gaat.
Al met al raken de concurrerende activiteiten van Meubelhuis de overeenkomst tussen Schuur en Edge, anders dan in de aan de Hoge Raad voorgelegde zaak, niet in de kern.
Dat [geïntimeerde2] in diverse reclame-uitingen van Meubelhuis voorkomt, is gelet op wat hiervoor is overwogen over de goodwill van een meubelzaak en aantal en aard van die uitingen eveneens onvoldoende voor de conclusie dat [geïntimeerde2] onrechtmatig handelt jegens Edge c.s.
6.6. De conclusie
de grieven 1 en 2)falen dan ook. De rechtbank heeft Meubelhallen ook terecht niet-ontvankelijk verklaard omdat Meubelhallen in de procedure bij de rechtbank nog geen vorderingen had ingesteld. Het bezwaar van Edge c.s. tegen dat oordeel (grief 2) faalt ook.
7.7. De beslissing
€ 11.410,- aan geliquideerd salaris van de advocaat, te vermeerderen met € 163,- voor nasalaris, te verhogen met € 85,- indien niet binnen 14 dagen aan deze veroordeling is voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;