ECLI:NL:GHARL:2021:10022

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
200.278.750
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over betalingsvordering en bewijslevering in civiele zaak tussen Them B.V. en Mark Security

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een hoger beroep van Them B.V. tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. Them B.V. is een besloten vennootschap die zich bezighoudt met beveiliging, en is in deze procedure in geschil met [geïntimeerde], die onder de naam Mark Security een vergelijkbare onderneming runt. De zaak betreft een betalingsvordering van [geïntimeerde] op Them B.V. voor werkzaamheden die hij heeft verricht in de periode van januari 2017 tot november 2017. In eerste aanleg heeft de rechtbank Gelderland [geïntimeerde] in het gelijk gesteld en een bedrag van € 35.609,48 toegewezen, inclusief rente en kosten.

Them B.V. heeft in hoger beroep drie grieven ingediend, waarbij zij het bewijs dat [geïntimeerde] heeft geleverd aanvecht. Them betwist de gemaakte afspraken over het declareren van uren en de hoogte van de vordering. Het hof heeft in deze procedure de vraag te beantwoorden of [geïntimeerde] voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij met Them B.V. is overeengekomen dat hij zijn gewerkte uren mocht declareren tegen een uurtarief van € 30,00 en een vergoeding van € 0,30 per zakelijke kilometer. Het hof heeft [geïntimeerde] opnieuw toegelaten om bewijs te leveren, en de verdere beslissing is aangehouden in afwachting van deze bewijslevering.

De uitspraak van het hof benadrukt het belang van bewijsvoering in civiele procedures en de rol van getuigen in het proces. Het hof heeft specifieke instructies gegeven over de wijze waarop [geïntimeerde] zijn bewijs kan leveren, inclusief het aanleveren van getuigen en documentatie. De zaak illustreert de complexiteit van contractuele afspraken en de gevolgen van het niet nakomen daarvan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel/familie
zaaknummer gerechtshof 200.278.750
(zaaknummer rechtbank NL18.13934)
arrest van 26 oktober 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Them B.V.,
gevestigd te Otterlo (gemeente Ede),
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: Them,
advocaat: mr. M.H.M Deppenbroek,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. R.B.M. van Poorten.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 15 maart 2019 en 25 februari 2020 die de rechtbank Gelderland (zittingsplaats Arnhem) heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 14 mei 2020,
- de incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis, met een productie, van 25 februari 2020,
- het tussenarrest van 14 juli 2020 waarin ambtshalve een comparitie van partijen is gelast,
- de brief van mr. Deppenbroek, met producties, van 4 september 2020
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 17 september 2020,
- de conclusie van antwoord in het incident van 13 oktober 2020,
- de memorie van grieven, met producties, van 1 december 2020,
- het arrest in het incident van 19 januari 2021,
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde] , met producties.
2.2
Vervolgens hebben zijn de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

3.1.
[geïntimeerde] drijft onder de naam Mark Security een onderneming voor de beveiliging van objecten, locaties en evenementen, waarbij hij gebruik maakt van gecertificeerde speur- en surveillancehonden.
3.2.
Them is ook actief in de beveiliging van personen en objecten met behulp van honden. Enig aandeelhouder in Them B.V. is [naam1] Holding B.V. [naam1] is de bestuurder en middellijk aandeelhouder van Them (hierna: [naam1] ).
3.3.
Op 11 januari 2017 hebben [geïntimeerde] , Them en twee andere ondernemingen afspraken gemaakt over samenwerking. Onderdeel daarvan maakte uit een “
Indeling van de werkdagen voor de BV” en daarbij staat achter “
[geïntimeerde]en “
[naam1]vermeld “
100%”. De inbreng van [geïntimeerde] bestond uit:
“[…]
  • Opdrachten en klanten voor beveiliging
  • Bedrijfsinventaris
  • 4 honden[…]”
3.4.
[geïntimeerde] en [naam1] Holding B.V. en twee andere ondernemingen hebben een “
overeenkomst toetreding aandeelhouders Them B.V.” gesloten (hierna: de toetredingsovereenkomst) die inhield dat [geïntimeerde] en de twee andere partijen elk 25% van de aandelen in Them B.V. zouden verwerven. Ook is overeengekomen dat Them B.V. maandelijks een bedrag van € 3.200,00, exclusief btw, aan (onder meer) [geïntimeerde] zou betalen als voorschot op het exploitatieresultaat.
3.5.
De vier partijen bij de toetredingsovereenkomst hebben op 5 april 2017 in een nadere overeenkomst vastgelegd dat er ten aanzien van Mark Security B.V. op een later moment uitvoering aan de toetredingsovereenkomst zou worden gegeven.
3.6.
[geïntimeerde] heeft in de periode januari 2017 tot begin november 2017 werkzaamheden voor Them verricht. Hij heeft daarvoor tweemaal een voorschot van € 2.500,00 ontvangen.
3.7.
Op 27 september 2017 schreef [geïntimeerde] aan (onder meer) [naam1] :

Zoals besproken met [naam1]voor mijn vakantie hebben we besloten om als ZZP er door te gaan met het werk als speurhonden geleider. Wat betekend dat ik dus geen onderdeel meer zal zijn van THEM BV.[…]
De grote reden hiervoor zijn twee zaken. […]
En het uitblijven van betalingen aan mijn adres. De afspraak was toentertijd we met ze allen in december om de tafel hebben gezeten. Dat zowel ik als Wim 3200 (9 maanden * 3200 = 28,000) euro ex btw p/maand op onze rekening zouden krijgen om van te leven.[…]
Ik heb een Exel sheet gemaakt met de kosten die we naar mijn mening nog zouden moeten verrekenen. Het gaat mij puur om de gemaakte kosten. Wat in het rood staat is meer zoals het eigenlijk afgesproken is. Ik reken puur gewerkte uren tegen een tarief die ook Marco Leenders/Siwart krijgen.
Ik verwacht deze week duidelijkheid te hebben zodat we dit per 01-10-2017 kunnen afsluiten.
[…]”
3.8.
Het is nooit tot uitvoering van de toetredingsovereenkomst gekomen en in oktober 2017 is de samenwerking tussen de vier partijen en Them geëindigd. Vanaf 29 oktober 2017 heeft [geïntimeerde] bij Them in totaal € 37.935,82 in rekening gebracht, waarop de twee voorschotten van € 2.500,00 in mindering zijn gebracht.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1.
[geïntimeerde] vorderde in eerste aanleg – samengevat – veroordeling van Them tot betaling van € 35.609,48 (€ 32.935,48 plus € 1.569,31 aan reeds verschenen contractuele rente), te vermeerderen met kosten en de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 32,935,82 vanaf 15 juli 2018.
4.2.
[geïntimeerde] legde aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij in de periode van 1 januari 2017 tot begin november 2017 werkzaamheden heeft verricht voor Them. Met Them is hij overeengekomen dat hij zijn werkzaamheden kon declareren tegen de tarieven die Them ook hanteerde voor speurhondenbegeleiders die als zzp’er voor Them werkten: dat wil zeggen een tarief van € 30,00 per gewerkt uur, exclusief btw, en een vergoeding van € 0,30 per zakelijk gereden kilometer. Verder heeft [geïntimeerde] goederen aan Them verkocht en geleverd, waarvoor hij nog niet is betaald.
4.3
De rechtbank heeft bij vonnis van 15 maart 2019 [geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld om onder meer te bewijzen dat hij met Them B.V. is overeengekomen dat hij alle door hem ten behoeve van Them B.V. gewerkte uren mocht declareren tegen een uurtarief van € 30,00 en een vergoeding van € 0,30 per zakelijk gereden kilometer. Als getuigen zijn [geïntimeerde] en zijn vrouw gehoord. Zij verklaarden dat er in april 2017 een ontmoeting – bij hen thuis – is geweest met [naam1] waar deze afspraak is gemaakt. Them heeft geen getuigen in contra-enquête laten horen. De rechtbank heeft [geïntimeerde] in het bewijs geslaagd geacht en bij vonnis van 25 februari 2020 de vordering van [geïntimeerde] vrijwel volledig toegewezen.

5.De motivering van de beslissing in hoger beroep

5.1.
In hoger beroep komt Them met drie grieven op tegen het bewijsoordeel van de rechtbank en de toewijzing van de gefactureerde uren en reiskosten. Hij vordert ook vergoeding van zijn volledige proceskosten, omdat [geïntimeerde] als getuige bewust een onware verklaring afgelegd zou hebben. Them betwist dat in april 2017 een ontmoeting tussen [geïntimeerde] en [naam1] is geweest, betwist dat de door [geïntimeerde] gestelde afspraken zijn gemaakt over het factureren van uren en reiskosten en betwist de hoogte van de vordering. Het hoger beroep richt zich niet tegen het oordeel van de rechtbank dat Them aan [geïntimeerde] vergoedingen verschuldigd is voor twee in een auto te gebruiken hondenkennels (van in totaal € 700,00 btw daarin begrepen, factuurnummer 7550) en kosten van twee abonnementen voor mobiele telefoons (van in totaal € 284,23, btw daarin begrepen, factuurnummer 7551).
5.2.
De grieven leggen aan het hof de vraag voor of [geïntimeerde] is geslaagd in het hem opgedragen bewijs. Het hof moet daarbij al het in eerste aanleg en hoger beroep bijgebrachte bewijs beoordelen. De e-mail van 27 september 2017 (zie onder 3.8 hiervoor) is voor het eerst in hoger beroep overgelegd en wat daaraan opvalt is dat [geïntimeerde] daarin niet kenbaar verwijst naar de afspraken die volgens [geïntimeerde] al sinds de nadere afspraken in april 2017 tussen [geïntimeerde] en Them zouden gelden. Dat deze mail als schikkingsvoorstel is bedoeld, zoals [geïntimeerde] aanvoert, verklaart op zichzelf niet waarom [geïntimeerde] niet verwijst naar de in april 2017 gemaakte afspraken, maar alleen lijkt te verwijzen naar de in december van het jaar daarvoor gemaakte afspraken. Ook heeft Them betoogd dat de gestelde bijeenkomst in april 2017 helemaal niet heeft plaatsgevonden en verzoekt Them om [naam1] alsnog in hoger beroep als getuige in contra-enquête te horen. [geïntimeerde] legt in hoger beroep verklaringen over van betrokkenen die verklaren over de gang van zaken binnen Them na april 2017 en [geïntimeerde] biedt aan hen te horen als getuigen. Them is nog niet in de gelegenheid geweest daarop te reageren en deze personen zijn in eerste aanleg ook niet als getuige gehoord.
5.3.
Het hof zal gelet op het hiervoor overwogene [geïntimeerde] (opnieuw) toelaten om het bewijs van zijn stelling te leveren dat hij met Them is overeengekomen dat hij alle door hem ten behoeve van Them gewerkte uren mocht declareren tegen een uurtarief van € 30,00 en een vergoeding van € 0,30 per zakelijk gereden kilometer.
5.4.
In afwachting van de bewijslevering houdt het hof iedere verdere beslissing aan.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
laat [geïntimeerde] toe te bewijzen dat [geïntimeerde] met Them is overeengekomen dat hij alle door hem ten behoeve van Them gewerkte uren mocht declareren tegen een uurtarief van € 30,00 en een vergoeding van € 0,30 per zakelijk gereden kilometer
bepaalt dat, indien [geïntimeerde]
uitsluitendbewijs door bewijsstukken wenst te leveren, hij die stukken op de roldatum 23 november 2021 in het geding dient te brengen,
bepaalt dat, indien [geïntimeerde] dat bewijs (ook) door middel van getuigen wenst te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. C.J.H.G. Bronzwaer, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
bepaalt dat partijen ( [geïntimeerde] in persoon / Them vertegenwoordigd door [naam1] ) bij het getuigenverhoor aanwezig dienen te zijn opdat hen naar aanleiding van de getuigenverklaringen vragen kunnen worden gesteld;
bepaalt dat [geïntimeerde] het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de
roldatum
9 november 2021,waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
bepaalt dat [geïntimeerde] overeenkomstig artikel 170 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de namen en woonplaatsen van de getuigen tenminste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;
bepaalt dat, in het geval er getuigen worden voorgebracht, partijen ( [geïntimeerde] in persoon / Them vertegenwoordigd door [naam1] ) samen met hun advocaten bij het verhoor van de getuigen aanwezig zullen zijn om partijen zelf zo nodig nadere inlichtingen te laten geven over de punten waarover de getuigen zullen worden gehoord en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;
bepaalt dat indien een partij bij gelegenheid van het getuigenverhoor nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, deze partij ervoor dient te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.J.H.G. Bronzwaer, O.G.H. Milar en J.G.J. Rinkes, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2021.