ECLI:NL:GHARL:2020:999

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 februari 2020
Publicatiedatum
7 februari 2020
Zaaknummer
200.267.036
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging schuldsaneringsregeling en toekenning schone lei

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep met betrekking tot de schuldsaneringsregelingen van twee appellanten. Appellant sub 1 is tijdens de schuldsaneringsregeling overleden, waardoor zijn regeling op grond van artikel 358 lid 1 jo lid 6 van de Faillissementswet (Fw) werd beëindigd zonder toekenning van de schone lei. Het hof oordeelde dat de schone lei niet kan worden verleend aan een overleden schuldenaar, omdat de verbintenissen overgaan op de erfgenamen, die reeds de mogelijkheid hebben om de nalatenschap te verwerpen of beneficiair te aanvaarden.

Appellante sub 2, die samen met appellant sub 1 in de schuldsaneringsregeling zat, had tijdens de regeling nieuwe schulden opgebouwd. Het hof heeft vastgesteld dat deze nieuwe schulden niet toerekenbaar waren aan haar, gezien de omstandigheden waaronder zij zorg droeg voor haar ernstig zieke echtgenoot. De schulden waren aanzienlijk lager dan eerder geschat, en het hof concludeerde dat appellante sub 2 niet tekortgeschoten was in haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. Daarom werd haar schuldsaneringsregeling beëindigd met toekenning van de schone lei.

Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank Overijssel voor appellant sub 1 en vernietigde het vonnis voor appellante sub 2, waarbij het hof oordeelde dat zij niet toerekenbaar tekortgeschoten was in haar verplichtingen. De toepassing van de schuldsaneringsregeling voor appellante sub 2 eindigt na het verbindend worden van de slotuitdelingslijst, waarna de vorderingen niet langer afdwingbaar zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.267.036
(zaaknummers rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, C 08/16/154 R en C 08/16/155 R)
arrest van 6 februari 2020
in de zaak van

1.[appellant1] (overleden [in] 2019),

hierna: [appellant1] ,
2.
[appellante2],
hierna: [appellante2] ,
wonende te [A] ,
appellanten,
advocaat: mr. J.M. van der Linden.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 16 december 2019 hier over.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- het faxbericht van 20 december 2019 van mr. J.F. Vanhommerig, bewindvoerder in de wettelijke schuldsaneringsregeling van [appellant1] en [appellante2] (hierna: de bewindvoerder);
- het V6-formulier met bijlagen van 15 januari 2020 van mr. Van der Linden;
- het faxbericht van 20 januari 2020 van de bewindvoerder.

2.De motivering van de beslissing in hoger beroep

2.1
In het tussenarrest van 16 december 2019 heeft het hof vastgesteld dat [appellant1] en [appellante2] in de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichting om geen nieuwe schulden te laten ontstaan tekort zijn geschoten. Zij zijn in de gelegenheid gesteld een aantal stukken te overleggen met betrekking tot de hoogte van de nieuwe schulden (die volgens de bewindvoerder tenminste € 1.400 bedroegen). Het hof zal hierna ten aanzien van [appellant1] en [appellante2] afzonderlijk beoordelen of aan hen de schone lei kan worden verleend.
Ten aanzien van [appellant1] :
2.2
Op grond van artikel 358 lid 1 jo lid 6 Fw wordt geen schone lei verleend indien de schuldenaar tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling is overleden. In de wetsgeschiedenis ten aanzien van dat artikel wordt onder meer het volgende vermeld (zie Kamerstukken II 2006/2007, 29942, nr. 24, p. 4):
“De schone lei wordt aan het eind van de schuldsaneringsregeling verleend aan de schuldenaar persoonlijk. Zij is bedoeld om de schuldenaar een kans te bieden een nieuwe start in de maatschappij te maken, zonder dat schuldeisers hem blijven achtervolgen. Dat is in geval van overlijden niet meer aan de orde. De verbintenissen waaraan door de schone lei afdwingbaarheid zou worden ontnomen, gaan bij het overlijden over op de erfgenamen van de schuldenaar. De erfgenamen hebben in het erfrecht reeds de middelen om afdwingbaarheid te voorkomen: zij kunnen de nalatenschap verwerpen of de nalatenschap beneficiair aanvaarden. Een schone lei voor de erfgenamen voegt daar niks aan toe.”
De bewindvoerder heeft het hof op 20 december 2019 bericht dat [appellant1] [in] 2019 is overleden. Op grond van artikel 356 lid 2 Fw, van welk artikel in dit geval moet worden uitgegaan, eindigt de schuldsaneringsregeling zodra de slotuitdelingslijst verbindend is geworden dan wel, indien de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling heeft beëindigd op grond van artikel 354a, zodra de uitspraak tot de beëindiging in kracht van gewijsde is gegaan. Nu daarvan op het moment van overlijden van [appellant1] nog geen sprake was, zal aan hem geen schone lei worden verleend.
Ten aanzien van [appellante2] :
2.3
Met de na het tussenarrest van 16 december 2019 door mr. Van der Linden overgelegde stukken en de reactie daarop van de bewindvoerder is duidelijk geworden dat op dit moment van de tijdens de regeling ontstane schulden nog de volgende bedragen openstaan:
- een schuld van € 135,55 aan de Sociale Verzekeringsbank;
- een schuld van € 225,70 aan GBT Twente;
- schulden van € 15,74 en € 106,30 (premie over januari 2020) aan Menzis.
2.4
Het hof ziet aanleiding de schuldsaneringsregeling van [appellante2] te beëindigen met toekenning van de schone lei. Ten aanzien van de schulden aan Menzis heeft de bewindvoerder verklaard dat het bedrag van € 106,30 (premie over januari 2020) op grond van een betalingsregeling in drie termijnen door de Stadsbank aan Menzis zal worden betaald. Na die betalingen door de Stadsbank resteert een totaalbedrag van € 376,99 aan nieuwe schulden. Dat bedrag is aanzienlijk lager dan de eerdere schattingen van het totaalbedrag aan nieuwe schulden (eerder zijn door de bewindvoerder en mr. Van der Linden bedragen van € 1.400,- en € 1.800,- genoemd). Gelet op de intensieve mantelzorg die [appellante2] gedurende de schuldsaneringsregeling aan haar ernstige zieke, inmiddels overleden, echtgenoot [appellant1] heeft gegeven en de omstandigheid dat het totaalbedrag aan nieuwe schulden gering is, komt het hof tot de conclusie dat [appellante2] niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen (artikel 354 lid 1 Fw).
2.5
Het hof zal ten aanzien van [appellant1] het vonnis bekrachtigen. Wat betreft [appellante2] zal het vonnis worden vernietigd en zal worden beslist als hierna te melden.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
ten aanzien van [appellant1] :
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 30 september 2019;
ten aanzien van [appellante2] :
vernietigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 30 september 2019 en, opnieuw recht doende:
bepaalt dat [appellante2] niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen;
verstaat dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling zal eindigen na het verbindend worden van de slotuitdelingslijst, waarna de vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt conform artikel 358 lid 1 Fw niet langer afdwingbaar zijn.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.S. Gratama, L.J. de Kerpel-van de Poel en Ch.E. Bethlem, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. De Kerpel-van de Poel en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2020.