In deze civiele zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een geschil tussen [appellant] en [geïntimeerde1] over de saneringskosten van vervuilde grond na de verkoop van een woonhuis met bedrijfshal. De koopovereenkomst, gesloten voor € 650.000, bevatte afspraken over de mogelijke aanwezigheid van vervuilde grond. Voor de levering zou [geïntimeerde1] onderzoek laten doen naar de bodemverontreiniging. Dit onderzoek wees uit dat er verhoogde gehalten PAK in de grond aanwezig waren, wat leidde tot de afspraak om € 10.000 in depot te houden bij de notaris voor nader onderzoek.
In eerste aanleg vorderde [appellant] betaling van € 28.435 voor saneringskosten, maar de rechtbank wees deze vordering af. In hoger beroep heeft [appellant] zijn vordering aangepast naar € 10.000, stellende dat dit bedrag was afgesproken voor het afvoeren van de vervuilde grond. [geïntimeerde1] betwistte deze afspraak en stelde dat hij slechts € 5.000 zou betalen, afhankelijk van de noodzaak van sanering.
Het hof oordeelt dat het nog niet mogelijk is om de vordering van [appellant] toe te wijzen, omdat onduidelijk is wat er precies is afgesproken. Het hof biedt [appellant] de gelegenheid om bewijs te leveren van de gemaakte afspraak. Tevens wordt partijen aangeraden om te proberen de zaak onderling op te lossen. De beslissing van het hof houdt in dat [appellant] moet bewijzen dat [geïntimeerde1] onvoorwaardelijk de saneringskosten tot € 10.000 zou voldoen. Het hof heeft een getuigenverhoor aangekondigd en verdere beslissingen aangehouden.