ECLI:NL:GHARL:2020:9932

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 december 2020
Publicatiedatum
1 december 2020
Zaaknummer
200.253.756
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake gebreken van landbouwmachines en bewijsopdracht

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een geschil tussen een loonbedrijf, [appellant], en de besloten vennootschap [geïntimeerde] Holding Den Ham B.V. over de aankoop van landbouwmachines, waaronder een Claes 970 Jaguar hakselaar. [appellant] stelt dat de hakselaar niet voldeed aan de verwachtingen die hij had op basis van de koopovereenkomst, omdat deze niet in staat was om shredlage te hakselen zonder aanvullende apparatuur. Hij vordert schadevergoeding en ontbinding van de overeenkomsten, terwijl [geïntimeerde] in reconventie betaling eist voor kosten die verband houden met de inbezitneming van de machines.

De rechtbank heeft in eerste aanleg geoordeeld dat [appellant] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims over gebreken bij aflevering van de hakselaar. [appellant] is in hoger beroep gegaan, waarbij hij opnieuw bewijs wil leveren dat de hakselaar gebreken vertoonde en dat deze niet voldeed aan de afgesproken specificaties. Het hof heeft [appellant] toegestaan om dit bewijs te leveren en heeft een getuigenverhoor bepaald. De zaak is complex, met verschillende juridische termen zoals non-conformiteit, dwaling en onrechtmatige daad die aan de orde komen. Het hof heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden en zal na bewijslevering verder beslissen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel/familie
zaaknummer gerechtshof 200.253.756
(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, 214904)
arrest van 1 december 2020
in de zaak van
[appellant], handelend onder de naam
Loonbedrijf,
wonende in [A] ,
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiser in conventie, gedaagde in reconventie,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. F.R.H. Kuiper,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[geïntimeerde] Holding Den Ham B.V.,
gevestigd in [B] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. M.B. Bollen.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van de procedure tot 21 juli 2020 verwijst het hof naar het arrest dat op die datum is gewezen. Ter uitvoering van dat arrest heeft op 4 november 2020 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Van beide zijden zijn spreeknotities overgelegd. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.
1.2
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.22 van het (bestreden) vonnis van 21 november 2018, behalve de feiten beschreven in rechtsoverwegingen 2.10 en 2.21 omdat [appellant] daar bezwaar tegen heeft gemaakt. Het bezwaar tegen rechtsoverweging 2.10 is niet weersproken en is dus gegrond, maar heeft verder voor de beoordeling van de zaak geen consequenties. Het bezwaar tegen rechtsoverweging 2.21 zag op het ontbreken van bewijsstukken. Deze zijn inmiddels door [geïntimeerde] overgelegd, zodat bij de behandeling van dit bezwaar ook geen belang meer bestaat.
2.2
Samengevat komen deze feiten op het volgende neer. [appellant] heeft een loonbedrijf en heeft in september 2016, na bemiddeling door [C] , van [geïntimeerde] de volgende landbouwmachines gekocht:
(a) een Claes 970 Jaguar hakselaar (hierna: de Claes hakselaar) voor € 200.000 exclusief BTW, waarbij [appellant] een New Holland hakselaar aan [geïntimeerde] als “inruil” heeft verkocht voor € 80.000 exclusief BTW; en
(b) een Krone doseer-opraapwagen (hierna: de opraapwagen) voor € 50,000 exclusief BTW, waarbij [appellant] een Krone hark (hierna: de inruilhark) aan [geïntimeerde] als “inruil” heeft verkocht voor € 12.500 exclusief BTW.
2.3
Na deze transacties moest [appellant] voor de Claes Hakselaar nog € 120.000 exclusief BTW betalen en voor de opraapwagen € 37.500 exclusief BTW, in totaal dus € 157.500 exclusief BTW en € 190.575 inclusief BTW. In verband met fiscale aftrekmogelijkheden van [appellant] is afgesproken dat [appellant] het resterende bedrag uiterlijk op 30 april 2017 zou betalen.
2.4
Deze transacties zijn gedocumenteerd in de volgende overeenkomsten, die door [D] , destijds accountant van [geïntimeerde] , zijn opgesteld en op 8 september 2016 gesloten:
(a) een huurkoopovereenkomst op grond waarvan de Claes hakselaar is verkocht voor een koopprijs van € 242.000 inclusief BTW, waarvan volgens deze overeenkomst € 51.425 direct na ondertekening voldaan moest worden en het restant van € 190.575 uiterlijk per 30 april 2017; in deze huurkoopovereenkomst is voorzien dat nadere bepalingen omtrent het schuldig gebleven bedrag in een separate overeenkomst zouden worden vastgelegd en is bepaald dat de eigendom op koper overging onder de opschortende voorwaarde van betaling van al wat koper aan verkoper verschuldigd was;
(b) een leningsovereenkomst die verwijst naar de huurkoopovereenkomst, waarin is vastgelegd dat [appellant] € 190.575 schuldig is aan [geïntimeerde] , af te lossen uiterlijk op 30 april 2017, en dat over dat bedrag geen rente verschuldigd is behoudens wanneer de aflossingen niet volledig of niet tijdig zouden worden voldaan;
(c) een pandovereenkomst op grond waarvan de Claes hakselaar en de opraapwagen aan [geïntimeerde] verpand werden tot zekerheid voor de schuld op grond van de leningsovereenkomst.
De verkoop van de opraapwagen en inruil van de inruilhark blijken uit een factuur met als datum 9 september 2016; de koopprijs voor de opraapwagen en de inruilprijs voor de hark zijn gesaldeerd, zodat € 37.500 exclusief BTW en € 45.735 inclusief BTW betaalbaar was.
2.5
[appellant] heeft geen betalingen meer gedaan. Op 15 mei 2017 heeft [appellant] de Claes hakselaar op verzoek van [geïntimeerde] teruggebracht. Op 14 juni 2017 is namens [appellant] in een brief en een mailbericht aan [geïntimeerde] gemeld dat de hakselaar niet zou voldoen aan de koopovereenkomst en de huurkoopovereenkomst en dat de daarmee samenhangende overeenkomsten buitengerechtelijk worden ontbonden. Namens [geïntimeerde] is dit per brief van 14 juni 2017 bestreden. Op 21 juni 2017 heeft [geïntimeerde] vervolgens met verlof van de voorzieningenrechter en met hulp van de deurwaarder de opraapwagen in bezit genomen. De Claes hakselaar en de opraapwagen zijn door [geïntimeerde] aan een derde verkocht.

3.De procedure bij de rechtbank

3.1
[appellant] heeft bij de rechtbank in conventie – samengevat – gevorderd om voor recht te verklaren dat alle overeenkomsten tussen [appellant] en [geïntimeerde] vernietigd zijn, dan wel zijn ontbonden, dan wel dat [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellant] , omdat de Claes hakselaar gebreken had en zonder aanvullende korrelkneuzer niet shredlage kon hakselen, terwijl hem dat wel toegezegd was. Shredlage hakselen is een manier van hakselen waarbij een maisplant grof gehakseld en de maiskorrels fijn versnipperd worden. Ook zou [geïntimeerde] door de inbezitneming en uitwinning van de landbouwmachines onrechtmatig gehandeld hebben. Volgens [appellant] moet [geïntimeerde] daarom veroordeeld worden om € 115.000 met rente en kosten te betalen. Indien deze vordering niet zou slagen heeft [appellant] (meer subsidiair) gevorderd om voor recht te verklaren dat door het terugnemen van de Claes hakselaar de huurkoopovereenkomst en alle andere overeenkomsten tussen [appellant] en [geïntimeerde] zijn ontbonden. [geïntimeerde] moet dan volgens [appellant] veroordeeld worden om € 42.500 te betalen, met rente en kosten.
3.2
[geïntimeerde] heeft bij de rechtbank in reconventie – samengevat – gevorderd om [appellant] te veroordelen tot betaling van € 18.599,13, voor rente, verzekeringspremies en kosten in verband met de inbezitneming en uitwinning van de Claes hakselaar en de opraapmachine en als gebruiksvergoeding voor het gebruik van deze landbouwmachines.
3.3
De rechtbank heeft bij vonnis van 21 november 2018 geoordeeld dat [appellant] onvoldoende heeft onderbouwd dat de Claes hakselaar gebreken had bij aflevering of dat hij mocht verwachten dat de Claes hakselaar shredlage kon hakselen zonder aanvullende korrelkneuzer. De vorderingen tot vernietiging, ontbinding en betaling van schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad zijn op die gronden afgewezen. Wat betreft de Claes hakselaar heeft de rechtbank geoordeeld dat de huurkoopovereenkomst is ontbonden, zodat [geïntimeerde] (na saldering van alle kosten en baten) nog € 3.702,13 aan [appellant] moest betalen (met wettelijke handelsrente). Wat betreft de opraapmachine heeft de rechtbank geoordeeld dat de koop daarvan niet zo nauw met de huurkoop van de Claes hakselaar samenhing dat ook de koopovereenkomst voor de opraapmachine ontbonden moest worden. Voor de opraapmachine moest [appellant] daarom nog € 467,30 aan [geïntimeerde] betalen (met wettelijke rente), omdat dat bedrag niet voldaan is uit de opbrengst van de verkoop van de opraapmachine. Een onrechtmatige daad door [geïntimeerde] bij de inbezitneming en uitwinning van de opraapwagen is volgens de rechtbank onvoldoende onderbouwd. In reconventie heeft de rechtbank geoordeeld dat [appellant] geen gebruiksvergoeding verschuldigd is. [geïntimeerde] is in de proceskosten veroordeeld.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1
Zowel [appellant] als [geïntimeerde] zijn tegen het vonnis van 21 november in hoger beroep gekomen. [appellant] maakt daarbij, onder andere, bezwaar tegen de afwijzing van zijn vorderingen wegens bedrog, dwaling, non-conformiteit en onrechtmatige daad. Daarbij stelt [appellant] opnieuw aan de orde dat hij voor de koop van de Claes hakselaar heeft aangegeven een hakselaar te willen kopen die shredlage kon hakselen en dat [geïntimeerde] hem heeft toegezegd dat de Claes hakselaar daar zonder nadere aanpassing geschikt voor was [geïntimeerde] heeft dat betwist. Het hof zal [appellant] daarvan bewijs laten leveren.
4.2
Ook stelt [appellant] opnieuw aan de orde dat de Claes hakselaar volgens hem gebreken had die ervoor zorgden dat de Claes hakselaar na ingebruikname regelmatig stilviel, waarbij de boordcomputer niet meer uit te lezen was. Omdat [geïntimeerde] [appellant] heeft verzekerd dat de hakselaar in orde was, is er daarom sprake van dwaling of bedrog. En omdat de hakselaar door deze gebreken niet de eigenschappen had die [appellant] van de hakselaar mocht verwachten is er sprake van non-conformiteit, aldus nog steeds [appellant] . Omdat [appellant] een beroep doet op non-conformiteit, begrijpt het hof zijn stellingen zo dat deze gebreken bij aflevering van de Claes hakselaar aanwezig waren. Dat er gebreken waren of de Claes hakselaar niet in orde zou zijn geweest op het moment van aflevering, is door [geïntimeerde] betwist. Ook hiervan zal [appellant] bewijs mogen leveren. Voor zover relevant kan daarbij ook aan de orde komen of de Claes hakselaar een ernstig ongeluk gehad heeft en of dit tot de door [appellant] gestelde gebreken zou kunnen leiden.
4.3
Op de overige bezwaren van [appellant] en [geïntimeerde] zal zo nodig na bewijslevering worden ingegaan.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
5.1
laat [appellant] toe te bewijzen dat:
( a) hij voor de koop van de Claes hakselaar aan [geïntimeerde] heeft aangegeven een hakselaar te willen kopen die shredlage kon hakselen en dat [geïntimeerde] heeft aangegeven dat de Claes hakselaar daar zonder nadere aanpassing geschikt voor was; en
( b) de Claes hakselaar, toen hij aan [appellant] werd geleverd, gebreken had die ervoor zorgden dat de Claes hakselaar na ingebruikname regelmatig stilviel waarbij de boordcomputer niet meer uit te lezen was.
5.2
bepaalt dat, indien [appellant] dat bewijs door middel van getuigen wenst te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. L. Janse, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
5.3
bepaalt dat partijen in persoon in het geval van [appellant] en vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het beantwoorden van vragen in staat in het geval van [geïntimeerde] bij het getuigenverhoor aanwezig dienen te zijn opdat hen naar aanleiding van de getuigenverklaringen vragen kunnen worden gesteld;
5.4
bepaalt dat [appellant] het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen over de maanden februari tot en met april 2021 zal opgeven op de
roldatum 22 december 2020, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
5.5
bepaalt dat [appellant] overeenkomstig artikel 170 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de namen en woonplaatsen van de getuigen tenminste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;
5.6
bepaalt dat indien een partij bij gelegenheid van het getuigenverhoor nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, deze partij ervoor dient te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen;
5.7
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.S.A. van Dam, C.G. ter Veer en L. Janse, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 december 2020.