ECLI:NL:GHARL:2020:9850

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 november 2020
Publicatiedatum
30 november 2020
Zaaknummer
21-004080-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Nederland inzake medeplegen van het telen van hennep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden voor het medeplegen van het telen van hennep in een oude melkfabriek. De verdachte was verantwoordelijk voor de elektrische installatie van de kwekerij. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof de verdachte heeft veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof oordeelde dat een lagere straf niet aan de orde was gezien de aard en ernst van het feit, de rol van de verdachte en zijn strafrechtelijk verleden. De verdachte had op 3 november 2015 in de gemeente [gemeente] tezamen met anderen opzettelijk hennep geteeld, wat in strijd is met de Opiumwet. Het hof heeft vastgesteld dat de rol van de verdachte essentieel was voor de exploitatie van de kwekerij en dat hij eerder onherroepelijk was veroordeeld voor een soortgelijk feit. De verdediging had verzocht om een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar het hof oordeelde dat dit niet passend was. De straf van 5 maanden werd als passend en geboden beschouwd, mede in het licht van de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004080-17
Uitspraak d.d.: 27 november 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 11 juli 2017 met parketnummer 18-750073-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
Adres: [woonadres] , [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N.J.H. Lina, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij bovengenoemd vonnis is verdachte ter zake van het medeplegen van beroepsmatig telen van hennep veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof zal om proces-economische redenen het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 3 november 2015 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in het pand [adres] , aldaar,) in totaal (ongeveer) 10.853 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid e/of hoeveelheden van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 november 2015 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld in totaal 10.853 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het tezamen en in vereniging met anderen beroepsmatig telen van een grote hoeveelheid hennepplanten in een oude melkfabriek. Verdachtes rol bestond daarbij met name uit het zorgdragen voor de elektrische installatie. Het bewezenverklaarde handelen wordt verdachte aangerekend omdat hij daarmee een bijdrage heeft geleverd aan het in stand houden van het illegale hennepcircuit en de daaraan gerelateerde criminaliteit.
Het hof constateert dat de rol die verdachte heeft vervuld - het zorgdragen voor de elektrische installatie van de kwekerij - essentieel is voor de exploitatie daarvan. Van een ondergeschikte, beperkte rol, zoals de raadsvrouw heeft aangevoerd, is derhalve geen sprake.
Voorts spreekt in het nadeel van verdachte dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 12 oktober 2020 eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van overtreding van de Opiumwet. De straf die hem toen is opgelegd heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een soortgelijk strafbaar feit te begaan.
Het voorgaande maakt, in onderling verband en samenhang bezien, dat niet volstaan kan worden met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf, in combinatie met een taakstraf, dan wel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, in combinatie met een taakstraf, zoals door de verdediging is verzocht.
De aard en ernst van het bewezenverklaarde feit, in combinatie met verdachtes strafrechtelijk verleden, maken dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is. Dat verdachte thans een baan heeft, maakt dit niet anders. In beginsel acht het hof de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf van 6 maanden passend, mede in aanmerking genomen dat deze straf ook aan een aantal medeverdachten is opgelegd.
De verdediging heeft er evenwel terecht op heeft gewezen dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep die in de straf dient te worden verdisconteerd. Dit maakt dat het hof verdachte een gevangenisstraf van 5 maanden, met aftrek van voorarrest, zal opleggen. Deze straf is passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. M.M.H.P. Houben en mr. J.A.A.M. van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 27 november 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.