ECLI:NL:GHARL:2020:9848

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 november 2020
Publicatiedatum
30 november 2020
Zaaknummer
21-005554-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van oplichting bij verkoop van auto met onjuiste kilometerstand

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, een autohandelaar, was eerder veroordeeld voor oplichting omdat hij een auto had verkocht met een onjuiste kilometerstand. De aangever, die de auto had gekocht, stelde dat hij was misleid door de verdachte, die de werkelijke kilometerstand had verzwegen. De verdachte ontkende echter dat er sprake was van oplichting en stelde dat het om een miscommunicatie ging. Tijdens de zitting heeft de raadsvrouw van de verdachte verweer gevoerd en gepleit voor vrijspraak.

Het hof heeft de zaak onderzocht en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de aangever bewust had misleid. De verklaringen van de betrokken partijen verschilden op belangrijke punten en de getuigen waren niet onafhankelijk. Het hof oordeelde dat de gang van zaken rondom de verkoop onduidelijk bleef en dat er geen overtuigend bewijs was voor de oplichting. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Daarnaast heeft het hof ook de vordering van de benadeelde partij, die in eerste aanleg was toegewezen tot € 300, verworpen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding. De kosten werden door beide partijen gedragen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005554-17
Uitspraak d.d.: 27 november 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 6 oktober 2017 met parketnummer 18-109714-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
adres: [woonadres] , [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het ten laste gelegde tot een voorwaardelijke geldboete van € 700,-, subsidiair 14 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. De vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen tot € 300,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige kan de benadeelde partij niet in zijn vordering worden ontvangen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. J.B. Pieters, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij bovengenoemd vonnis is verdachte ter zake van oplichting veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen tot € 300,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 8 april 2016 t/m 11 april 2016 te [plaats] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag voor de aankoop van een auto, door
- een auto (een Ford Focus met kenteken [kenteken] ) met een onjuiste kilometerstand (te weten: 268.242) te koop aan te bieden via marktplaats.nl en/of
- een onjuiste kilometerstand (te weten 268.242) te vermelden op een zich bij de auto bevindend bord met informatie over voornoemde auto en/of
- voorafgaand aan de verkoop van voornoemde auto aan die [benadeelde partij] en/of de vader van die [benadeelde partij] te vermelden dat de distributieriem van voornoemde auto op 6 juni 2015 was vervangen bij een kilometerstand van 260.000 en zodoende de indruk te wekken dat de vermelde/genoemde kilometerstand (te weten 268.242) de juiste was, terwijl het daadwerkelijke aantal gereden kilometers in ieder geval meer dan 368.552 bedroeg.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Verdachte is autohandelaar. Uit het dossier blijkt dat aangever [benadeelde partij] in de ten laste gelegde periode een auto van verdachte heeft gekocht, waarvan de werkelijke kilometerstand niet overeen bleek te komen met de kilometerstand die op de teller werd aangegeven. Omtrent de wijze waarop de koop heeft plaatsgevonden en de mededelingen die door verdachte zijn gedaan, en welke stukken wanneer zijn getekend, hebben verdachte en aangever verschillende lezingen. Kort gezegd stelt aangever zich op het standpunt dat hem niets is medegedeeld over de onjuiste kilometerstand en dat hij door verdachte is misleid en opgelicht. De verklaring van aangever wordt op onderdelen gesteund door verklaringen van zijn partner, zijn vader en schoonvader. Verdachte heeft gedurende de gehele procedure stellig ontkend dat van oplichting sprake is. Volgens hem is er hoogstens sprake van miscommunicatie. Volgens verdachte betreft dit een civiele aangelegenheid en heeft hij direct aangeboden de koop ongedaan te maken en de auto terug te nemen.
Verdachtes raadsvrouw heeft ter terechtzitting van het hof uitgebreid verweer gevoerd, strekkende tot vrijspraak van verdachte.
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken. Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Het hof is er op grond van het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende van overtuigd geraakt dat verdachte aangever bij de koop van de auto bewust heeft misleid. Dat er sprake is geweest van méér dan een communicatieprobleem kan niet worden vastgesteld. In dat licht overweegt het hof dat de precieze gang van zaken rondom de koop onduidelijk is gebleven: de verklaringen wijken op belangrijke punten van elkaar af en de getuigen zijn niet onafhankelijk. Al met al heeft het hof niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het verweer slaagt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.012,45, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 300,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. M.M.H.P. Houben, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. J.A.A.M. van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 27 november 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.