ECLI:NL:GHARL:2020:9846
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland inzake opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1958, was eerder door de rechtbank vrijgesproken van het medeplegen van diefstal van elektriciteit, maar werd wel veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 214 hennepplanten in de kelder van haar woning. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor het medeplegen van dit feit, aangezien de verdachte op de hoogte was van de hennepkwekerij en deze willens en wetens heeft geaccepteerd. De advocaat-generaal had gevorderd om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van het tweede feit, en om een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een taakstraf van 120 uren op te leggen. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd en het vonnis van de rechtbank bevestigd, met enkele aanvullingen en verbeteringen in de bewijsvoering. De verdachte werd niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor het tweede feit, maar het hof oordeelde dat de rechtbank terecht had beslist over het eerste feit, waarbij de verdachte medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten werd verweten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de verdachte in de situatie en de nauwe samenwerking met haar echtgenoot, die ook als medeverdachte werd beschouwd.