Uitspraak
[appellant],
1.Flexellon B.V.,
Flexellon,
Flexellon Holding,
Flexellon c.s.,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de beëindiging van een arbeidsovereenkomst van [appellant] met Flexellon B.V. en de vraag of deze arbeidsovereenkomst is omgezet in een overeenkomst van opdracht. [appellant] was werkzaam als projectleider bij Flexellon en was tevens aandeelhouder. Op 29 november 2018 werd in een aandeelhoudersvergadering unaniem besloten om de verloning van de aandeelhouders te verplaatsen van de werkmaatschappij naar hun persoonlijke houdstermaatschappijen, met als doel belastingvoordelen te behalen. Vanaf 1 januari 2019 heeft [appellant] facturen voor een management fee ingediend vanuit zijn houdstermaatschappij, Aroma B.V., en ontving hij geen loon meer via Flexellon.
Flexellon heeft op 25 september 2019 de managementovereenkomst opgezegd, waarop [appellant] zich verzet en stelt dat er nog steeds sprake was van een arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de vorderingen van [appellant] afgewezen, waarna hij in hoger beroep ging. Het hof oordeelt dat de arbeidsovereenkomst op 1 januari 2019 is geëindigd, omdat [appellant] door zijn handelen en de instemming met de wijziging van de verloning feitelijk afstand heeft gedaan van zijn werknemerschap. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van [appellant] af, waarbij hij in de kosten van de procedure wordt veroordeeld.