Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ouderlijk gezag van een minderjarige, geboren in 2016, uit de relatie tussen de moeder en de vader. De rechtbank Noord-Nederland had eerder op 25 juli 2018 bepaald dat de ouders gezamenlijk gezag zouden uitoefenen. De moeder, die in hoger beroep ging, verzocht het hof om het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar alleen het gezag te verlenen. De vader verzocht het hof om de eerdere beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft de feiten en het verloop van het geding in eerste aanleg en hoger beroep in overweging genomen. De moeder en vader hebben niet samengewoond en de minderjarige woont bij de moeder. De vader had in eerste instantie verzocht om gezamenlijk gezag en een zorgregeling, maar na een incident in de omgang is er een periode van geen contact geweest. De raad voor de kinderbescherming heeft in een rapport geadviseerd om het gezamenlijk gezag in stand te houden, maar het hof heeft besloten om hiervan af te wijken.
Het hof oordeelde dat de handelwijze van de vader in de afgelopen jaren onvoldoende betrouwbaar was en dat dit het voor de moeder moeilijk maakte om constructief samen te werken. De vader had afspraken niet nagekomen en was slecht bereikbaar. Het hof concludeerde dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk was om het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag af te wijzen. De beslissing van het hof houdt in dat de moeder voortaan alleen het gezag over de minderjarige uitoefent, met de mogelijkheid voor de vader om in de toekomst contact te herstellen, mits hij zijn verantwoordelijkheden nakomt.