ECLI:NL:GHARL:2020:9477

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
21-000968-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens rijden onder invloed van THC met geldboete en ontzegging rijbevoegdheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken voor het rijden onder invloed van cannabis, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd. De verdachte had op 28 augustus 2018 een tweewielige bromfiets bestuurd terwijl hij onder invloed was van THC, met een gehalte van 11 microgram per liter bloed, wat boven de wettelijke grenswaarde ligt. Het hof oordeelde dat de laboratoria waar het bloedonderzoek was uitgevoerd, Mönchengladbach en Dessau, correct geaccrediteerd waren en dat de bloedmonsters op de juiste wijze waren behandeld en verzonden. De advocaat-generaal had vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat er geen schending van wettelijke eisen was aangetoond. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 325,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. Het hof baseerde zijn beslissing op de ernst van de overtreding en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000968-19
Uitspraak d.d.: 17 november 2020
VERSTEK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 7 februari 2019 met parketnummer 96-208060-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 november 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot vrijspraak van verdachte. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 7 februari 2019 ter zake van het ten laste gelegde, kortgezegd: rijden onder invloed, vrijgesproken.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 augustus 2018 te [plaats] een voertuig, te weten een tweewielige bromfiets heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 11 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat Labor Mönchengladbach conform de Wegenverkeerswet is voorzien van de juiste accreditering en beschikt over de vereiste deskundigheid op het gebied van bio-analyse. Dit maakt de rapportages van de door dat laboratorium verrichte bloedonderzoeken rechtsgeldige bewijsmiddelen die kunnen worden ingebracht in het Nederlandse strafproces en in de onderhavige zaak.
Door de advocaat-generaal is aangevoerd dat desalniettemin vrijspraak moet volgen, omdat het bij verdachte afgenomen bloed niet zo spoedig mogelijk is bezorgd bij het laboratorium. Onder verwijzing naar ECLI:NL:HR:2020:1684 heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat in deze zaak de verzendtermijn van acht dagen niet kan worden aangemerkt als een zo spoedig mogelijke verzending in de zin van artikel 13, eerste lid, onder d van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer.
Oordeel van het hof
Wettelijk kader
Artikel 13, eerste lid, onder d van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (verder: het Besluit) luidt:
Bij de bloedafname, bedoeld in artikel 12, eerste lid, is een opsporingsambtenaar aanwezig, die: ervoor zorgt dat de buisjes of het buisje met bloed zo spoedig mogelijk in een bij ministeriële regeling voorgeschreven verpakking die hij van een of meer fraudebestendige sluitzegels of een fraudebestendige afsluiting heeft voorzien, worden of wordt bezorgd bij het laboratorium, bedoeld in artikel 14, tweede lid.
Artikel 14 van het Besluit luidt:
1. De opsporingsambtenaar formuleert de opdracht voor de onderzoeker die het bloedonderzoek verricht.
2. De onderzoeker is verbonden aan een laboratorium. Als laboratorium komt alleen in aanmerking:
a. een laboratorium dat door de Raad voor Accreditatie is geaccrediteerd aan de hand van de algemene criteria voor het functioneren van beproevingslaboratoria, genoemd in de NEN-EN ISO/IEC 17025 of van criteria die daarmee vergelijkbaar zijn, en deskundig is op het terrein van de bio-analyse, dan wel
b. een laboratorium dat in het buitenland is gevestigd en door een met de Raad voor Accreditatie vergelijkbare instantie is geaccrediteerd aan de hand van criteria die vergelijkbaar zijn met de criteria, genoemd in de NEN-EN ISO/IEC 17025, en deskundig is op het terrein van de bio-analyse.
3. Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op de aanvraag om accreditatie, bedoeld in het tweede lid, onder a.
4. Indien de accreditatie van een laboratorium, bedoeld in het tweede lid, is ingetrokken of geschorst of na haar vervaldatum niet is verlengd, kan in dat laboratorium geen bloedonderzoek meer worden verricht.
Accreditatie Labor Mönchengladbach en Dessau
Art. 14 lid 2 van het Besluit vereist dat de laboratoria die de bloedonderzoeken in het kader van art. 8 van de Wegenverkeerswet 1994 verrichten, zijn geaccrediteerd conform de EN-normen. De EN-norm is een Europese norm die geldig is in alle Europese lidstaten en nationaal wordt vertaald in de moedertaal.
Het bloedonderzoek in onderhavige zaak is verricht door Labor Dessau. Labor Mönchengladbach en Labor Dessau zijn geaccrediteerd door de Deutsche Akkreditierungsstelle GmbH (DAKKS). Dit is een met de Nederlandse Raad voor Accreditatie (RVA) vergelijkbare instantie, zoals vereist in art. 14 lid 2 onder b van het Besluit.
Labor Mönchengladbach en Labor Dessau zijn door de DAKKS geaccrediteerd volgens de norm DIN-EN ISO 15189:2014 als medisch laboratorium en volgens de norm DIN EN 150 17025:2005 voor de forensische werkzaamheden. Deze criteria komen overeen met de Nederlandse EN-normen, te weten: NEN-EN ISO 15189:2014 en NEN-EN ISO 17025:2005.
Uit het voorgaande volgt dat de laboratoria Mönchengladbach en Dessau waar het bloedonderzoek aan is uitbesteed conform de Wegenverkeerswet is voorzien van de juiste accreditering en (aldus) beschikt over de vereiste deskundigheid op het gebied van bio-analyse.
Zo spoedig mogelijke bezorging
Het hof stelt op basis van het zich in het dossier bevindende proces-verbaal rijden onder invloed van 21 september 2018 vast, dat een arts op 28 augustus 2018 om 03.15 uur bloed heeft afgenomen bij verdachte. Verbalisant [verbalisant] heeft de bloedmonsters overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, gewaarmerkt, direct verpakt en verzegeld en hij heeft zich ervan vergewist dat de bloedmonsters overeenkomstig het bepaalde in het Besluit zijn verzonden naar het laboratorium Dr. Stein & Collegae te Maastricht.
Uit het rapport drugs in het verkeer van 13 september 2018 volgt dat [werknemer] , werkzaam bij medische laboratoria Dr. Stein & Collegae, de bloedmonsters op 5 september 2018 heeft ontvangen, waarna op 13 september 2018 dr. Manfred Erkens, Forensisch Toxicoloog (GTFCh), het rapport heeft opgemaakt en ondertekend. In het rapport staat vermeld dat het bloed voor en na de analyse wordt bewaard bij -20 °C.
Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof in de hiervoor vastgestelde feitelijke gang van zaken geen aanleiding om te veronderstellen dat de bloedmonsters niet zo snel mogelijk zijn verzonden. Ook overigens is niet gebleken dat niet aan de wettelijke eisen is voldaan. Ten overvloede wordt opgemerkt dat uit het door de advocaat-generaal aangehaalde arrest evenmin kan worden afgeleid dat een verzendtermijn van acht dagen als ondergrens zou moeten worden aangemerkt.
Slotsom
Nu niet is gebleken van een schending van enige in het Besluit opgenomen waarborg, acht het hof de uitkomst van het verrichte bloedonderzoek betrouwbaar en gebruikt het deze voor het bewijs.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 augustus 2018 te [plaats] een voertuig, te weten een tweewielige bromfiets heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 11 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een scooter op de openbare weg onder invloed van THC, zijnde een bestanddeel van cannabis, waardoor, indien – zoals in casu is vastgesteld – de grenswaarde wordt overschreden, de rijvaardigheid wordt verminderd. Door zijn handelen heeft de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 oktober 2020 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, waaronder ook voor verkeersdelicten.
Bij het bepalen van de straf zoekt het hof aansluiting bij straffen die rechters in soortgelijke zaken veelal opleggen, te weten een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid. Naargelang de omstandigheden van het geval, zoals recidive, gevaarlijk rijgedrag en combinatiegebruik van drugs met andere drugs of alcohol, kan hiervan al dan niet in strafverzwarende zin worden afgeweken.
Het hof acht, alles afwegend, oplegging van een geldboete van € 325,00 en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 325,00 (driehonderdvijfentwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Aldus gewezen door
mr. M. Aksu, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 17 november 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van der Horst is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.