ECLI:NL:GHARL:2020:9442

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
16 november 2020
Zaaknummer
200.249.401
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van overeenkomst en contractsvrijheid in het kader van afgebroken onderhandelingen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een geschil tussen Memory Events B.V. en Jaarbeurs B.V. over de uitleg van een meerjarenhuurovereenkomst en de gevolgen van afgebroken onderhandelingen. Memory Events B.V. had een overeenkomst gesloten met Jaarbeurs B.V. voor het organiseren van de 'Nederlandse Carrièredagen' in de jaren 2014, 2015 en 2016. Memory stelt dat Jaarbeurs in 2016 een concurrent, de Buitenlandbeurs, tegelijkertijd met haar evenement heeft georganiseerd, wat in strijd zou zijn met het exclusiviteitsbeding in de overeenkomst. Het hof oordeelt dat Memory onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de Buitenlandbeurs een concurrerende beurs is met carrière als hoofdbestanddeel, zoals vereist door artikel 4 van de overeenkomst. Het hof concludeert dat Jaarbeurs niet in strijd heeft gehandeld met de overeenkomst en dat de vorderingen van Memory in conventie worden afgewezen.

Daarnaast heeft Memory in hoger beroep ook geklaagd over de afgebroken onderhandelingen voor de editie van 2017. Het hof oordeelt dat Jaarbeurs vrij was om de onderhandelingen af te breken, aangezien er geen gerechtvaardigd vertrouwen bestond dat er een overeenkomst tot stand zou komen. De verschillen in huurprijs en andere voorwaarden waren te groot om tot overeenstemming te komen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, die de vorderingen van Memory in eerste aanleg had afgewezen, en veroordeelt Memory in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof: 200.249.401
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht: C/16/443423)
arrest van 17 november 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Memory Events B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna: Memory,
advocaat: mr. M.Ch. Kaaks te Amsterdam,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Jaarbeurs B.V.,
gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna: Jaarbeurs,
advocaat: mr. R.J.G. van Brakel te Utrecht.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 25 februari 2020 hier over. Bij dat arrest is een comparitie van partijen bepaald.
1.2.
De comparitie heeft - digitaal - plaatsgevonden op 12 oktober 2020. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.
1.3.
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De vaststaande feiten

Geen grieven zijn gericht tegen de vaststelling van de feiten in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.6 van het bestreden vonnis van 11 juli 2018. Die feiten vormen daarom ook voor het hof het uitgangspunt. Het gaat in dit geding om het volgende.
2.1.
Memory en Jaarbeurs hebben in 2014 een 'Meerjarenhuurovereenkomst' gesloten voor de jaren 2014, 2015 en 2016 (hierna: meerjarenovereenkomst). Voor 2014 en 2015 zijn de concreet te huren ruimte (verschillend voor 2014 en 2015) en de concrete huurperiode (dezelfde huurperiode van donderdag tot en met de zaterdag in het laatste weekend van de maand november) beschreven.
2.2.
De meerjarenovereenkomst komt erop neer dat Jaarbeurs ruimte in het door haar geëxploiteerde hallencomplex beschikbaar stelt aan Memory voor drie achtereenvolgens jaarlijks door Memory Events te houden edities van een publieksbeurs onder de naam: De Nederlandse Carrièredagen' (hierna ook aangeduid als: DNC).
2.3.
Artikel 4 van de meerjarenovereenkomst luidt:
"4.1 Jaarbeurs zal in de periode 8 weken voor huurdatum en 2 weken na huurdatum geen concurrerende beurzen accommoderen in Utrecht met als hoofdbestanddeel "carrière".
4.2
Het bepaalde in lid 1 is eveneens van toepassing op een aan de Beurs[waarmee bedoeld is: De Nederlandse Carrièredagen, toevoeging hof]
overeenkomstig (deel) concept als bedoeld in Bijlage I.
4.3.
De beurs Studiekeuzebeurs Midden (…) die bij Jaarbeurs jaarlijks wordt georganiseerd valt uitdrukkelijk buiten deze clausule."
2.4.
Bijlage I bij de meerjarenovereenkomst ('Conceptbeschrijving De Nederlandse Carrièredagen') luidt:
"1. (Beurs)titel:
De Nederlandse Carrièredagen, parallel hieraan vinden de volgende onderdelen plaats:
De Masterdagen, (…)[waarna een opsomming volgt van nog 18 onderdelen die parallel aan De Nederlandse Carrièredagen plaatsvinden].
2. Onderwerp:
a.
Exposanten: nationale en internationale werkgevers vanuit diverse branches, onderwijsinstellingen en content partners
(…)
7. Frequentie: dit evenement wordt jaarlijks in het najaar gehouden.
(…)"
2.5.
In bijlage III bij de meerjarenovereenkomst zijn de door Jaarbeurs gehanteerde algemene voorwaarden opgenomen. In artikel 16 lid 2 van die algemene voorwaarden is bepaald dat Jaarbeurs niet aansprakelijk is voor enigerlei schade, direct of indirect geleden door de Contractant, diens personeel of bezoekers - gevolgschade, bedrijfsschade en schade door diefstal, vernieling of welke oorzaak dan ook inbegrepen - tenzij Jaarbeurs ter zake opzet of grove nalatigheid kan worden verweten.
2.6.
In 2014 heeft op 28 en 29 november (vrijdag en zaterdag in het laatste weekend van november, dus gelijktijdig met de publieksbeurs van Memory) een kleinschalig evenement plaatsgevonden onder de naam 'Buitenlandbeurs' in een zaal van het door Jaarbeurs geëxploiteerde congrescentrum. In 2015 is deze Buitenlandbeurs gegroeid naar een groot evenement dat gelijktijdig met de publieksbeurs van Memory in een van de hallen van Jaarbeurs heeft plaatsgevonden.
2.7.
In 2015 heeft op de eerste beursdag van de publieksbeurs van Memory overleg tussen partijen plaatsgevonden over het gelijktijdig plaatsvinden van beide beurzen. Jaarbeurs schrijft bij e-mail van 27 november 2015 aan Memory Events:
"(…) Vanmiddag hebben wij met jullie moeten delen dat het huisvesten van jullie event met de Buitenlandbeurs conflicterend blijkt te zijn. We hebben voorgesteld om jullie in contact te brengen met OGZ (organisator Buitenlandbeurs) om met elkaar het gesprek aan te gaan over het najaar van 2016 en het zo goed mogelijk huisvesten van beide evenementen."
2.8.
Met ingang van (najaar) 2017 heeft Jaarbeurs geen ruimte meer willen verhuren aan Memory voor De Nederlandse Carrièredagen. Sindsdien organiseert Memory de beurs in de Werkspoorkathedraal in Utrecht.

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1.
Memory vordert in conventie:
voor recht te verklaren dat Jaarbeurs toerekenbaar tekort is geschoten is in de nakoming van haar verplichtingen uit de meerjarenovereenkomst;
voor recht te verklaren dat Jaarbeurs onrechtmatig jegens Memory heeft gehandeld door te weigeren accommodatie in de tweede helft november 2017 aan Memory te verhuren terwijl deze wel beschikbaar was;
veroordeling van Jaarbeurs tot betaling van schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
veroordeling van Jaarbeurs tot betaling van € 5.000,00 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten.
Ter onderbouwing van haar vordering onder 1 heeft Memory aangevoerd, kort weergegeven, dat Jaarbeurs artikel 4 van de meerjarenovereenkomst (het exclusiviteitsbeding) heeft geschonden doordat Jaarbeurs in 2016, tegelijkertijd met de door Memory georganiseerde 'De Nederlandse Carrièredagen', namelijk op 25 en 26 november 2016, de door een concurrent van Memory, Organisatie Groep Zuid B.V. (hierna: OGZ), georganiseerde Buitenlandbeurs in hetzelfde hallencomplex heeft laten plaatsvinden.
Ter onderbouwing van haar vordering onder 2 heeft Memory aangevoerd dat Jaarbeurs onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld doordat Jaarbeurs, ondanks dat deze had toegezegd offertes te zullen uitbrengen, Memory niet heeft willen faciliteren in de tweede helft van november 2017 en Memory ten onrechte heeft voorgehouden dat er dan geen ruimte beschikbaar was voor De Nederlandse Carrièredagen.
Als gevolg van deze toerekenbare tekortkoming en onrechtmatige daad heeft Memory schade geleden die Jaarbeurs moet vergoeden, aldus Memory.
3.2.
Jaarbeurs heeft in reconventie, na vermindering van eis ter comparitie in eerste aanleg, veroordeling van Memory gevorderd tot betaling van € 17.624,84, te vermeerderen met wettelijke handelsrente en met € 1.093,05 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten.
Jaarbeurs heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat Memory tot het eerste bedrag in gebreke is gebleven haar facturen voor de huur van beursruimte in 2016 te betalen.
3.3
Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vordering van Memory in conventie afgewezen. De rechtbank heeft daartoe in de eerste plaats overwogen, in de kern genomen, dat Memory onvoldoende heeft gesteld om te kunnen concluderen dat Memory met Jaarbeurs al een datum (het laatste weekend van november 2016) voor DNC heeft afgesproken vóórdat OGZ die datum heeft vastgelegd voor de Buitenlandbeurs. Van schending van artikel 4 van de meerjarenovereenkomst kan daarom volgens de rechtbank geen sprake zijn.
In de tweede plaats is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat Jaarbeurs niet onrechtmatig jegens Memory heeft gehandeld door niet met Memory voor het jaar 2017 te willen contracteren. Dat Jaarbeurs zich daarbij heeft bediend van het onware argument dat er in het najaar van 2017 feitelijk geen beschikbaarheid zou zijn, doet daaraan niet af. Hoewel laakbaar, heeft die mededeling immers niet tot schade van Memory geleid, aldus de rechtbank.
De (verminderde) vordering van Jaarbeurs in reconventie heeft de rechtbank toegewezen omdat die vordering door Memory niet is betwist.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1.
Memory heeft in principaal hoger beroep drie grieven aangevoerd tegen het vonnis in conventie. Haar grieven zijn gericht tegen:
I. het oordeel van de rechtbank dat Jaarbeurs artikel 4 van de meerjarenovereenkomst niet heeft geschonden omdat met Memory niet eerder dan met OGZ een huurdatum voor 2016 (25 en 26 november) was afgesproken;
II. het oordeel van de rechtbank dat Jaarbeurs niet jegens Memory onrechtmatig heeft gehandeld met haar weigering om Memory in de tweede helft van november 2017 accommodatie voor DNC te verhuren;
III. het passeren door de rechtbank van het uitdrukkelijke aanbod van Memory om haar stellingen te bewijzen.
Memory concludeert tot vernietiging van het bestreden vonnis in conventie en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen.
4.2.
Jaarbeurs heeft in incidenteel hoger beroep voorwaardelijk drie grieven aangevoerd tegen het vonnis in conventie, namelijk voor het geval er grieven in principaal hoger beroep slagen. De grieven van Jaarbeurs strekken ertoe om in dat geval de door de rechtbank verworpen verweren van Jaarbeurs alsnog door het hof te laten behandelen.
Jaarbeurs concludeert tot bekrachtiging van het bestreden vonnis.
Schending exclusiviteitsbeding in 2016?
4.3.
Tussen partijen is de vraag in geschil of de door OGZ georganiseerde Buitenlandbeurs al dan niet een met DNC van Memory concurrerende beurs is met carrière als hoofdbestanddeel (artikel 4 lid 1 van de meerjarenovereenkomst), of met een parallel (deel)concept van Memory (lid 2 van dat artikel). Volgens Memory, die deze vraag bevestigend beantwoordt, heeft Jaarbeurs in strijd met dit artikel gehandeld door de Buitenlandbeurs in 2016 tegelijkertijd met DNC te accommoderen in de jaarbeurshallen.
4.4.
Het standpunt van Memory dat Jaarbeurs de schending van artikel 4 heeft erkend in haar hiervoor geciteerde e-mail van 27 november 2015, verwerpt het hof. Een volmondige erkenning valt in die e-mail naar het oordeel van het hof niet te lezen en vindt evenmin bevestiging in enig ander in het geding gebracht stuk. Uit de e-mail, waarin wordt gerefereerd aan een op die dag tussen partijen gevoerd gesprek, blijkt veeleer dat partijen tijdens dat gesprek hebben geconstateerd dat er (volgens Memory) een conflicterende situatie bestond met betrekking tot het gelijktijdig houden van de twee beurzen. Vervolgens hebben partijen afgesproken dat Memory zou proberen om dat conflict onderling met OZG op te lossen, waarbij Jaarbeurs kennelijk een bemiddelende of faciliterende rol zou spelen. Dat Jaarbeurs dat heeft gedaan omdat zij meende tekort te zijn geschoten in de nakoming van artikel 4, blijkt niet uit de e-mail.
4.5.
De uitleg van artikel 4 van de meerjarenovereenkomst dient plaats te vinden aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de Haviltex-maatstaf).
Het is in beginsel aan Memory, die zich erop beroept dat Jaarbeurs artikel 4 heeft geschonden, feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen die die conclusie kunnen rechtvaardigen.
4.5.1.
Artikel 4 van de meerjarenovereenkomst heeft het oog op met het concept van DNC concurrerende beurzen die 'carrière' als hoofdbestanddeel hebben. Ten aanzien van dergelijke beurzen heeft Jaarbeurs zich jegens Memory verbonden om deze niet in de periode van acht weken vóór tot twee weken na de DNC in de jaarbeurshallen te accommoderen.
Hetzelfde geldt voor beurzen die concurreren met de parallelle (deel)concepten van Memory zoals die zijn opgesomd onder punt 1 van Bijlage I bij de overeenkomst: de Masterdagen, IT Carrièredagen, Techniek Carrièredagen, etc. Onder deze namen vinden onder de vlag van De Nederlandse Carrièredagen deelbeurzen plaats in de door Memory in het najaar gehuurde ruimte.
4.5.2.
In punt 2 van bijlage I bij de meerjarenovereenkomst is de volgende omschrijving gegeven:
"Nederlandse Carrièredagen is te typeren als dé carrièrebeurs in het najaar voor mbo, hbo en wo student, starter en professional. Men kan op een beursvloer met standhouders kennis maken met topwerkgevers en masteropleidingen en/of carrièregerichte en vakinhoudelijke workshops volgen in de branches techniek, it, farmacie, accountancy, juridisch, het bank en verzekeringswezen, de overheid, de maritieme, offshore en dredging, chemische wereld of energie. (…)"Van de in totaal 19 deelconcepten (onderdelen) van DNC die in punt 1 van bijlage I zijn genoemd hebben 14 onderdelen het woord(deel) 'carrière' in de titel (alleen De Masterdagen, Traineestraat, Het Energie Plein Energy Talent en IT-Talent niet. Achter 'Het Energie Plein' staat tussen haakjes: 'voor zover betrekking hebbend op carrière'. Het aspect carrière staat dus onmiskenbaar voorop.
Memory heeft als bezoekers van DNC de volgende doelgroep op het oog: mbo-, hbo- en wo-studenten, starters en professionals (punt 4 van bijlage I).
Volgens Memory is de Buitenlandbeurs de grootste beurs op het gebied van studeren, stage en een taal leren in het buitenland en is de Buitenlandbeurs in het bijzonder gericht op studenten en ook young professionals die stages of masterstudies in het buitenland willen volgen.
4.5.3.
Aan Memory kan worden toegegeven dat een studie, cursus, stage of het verrichten van vrijwilligerswerk in het buitenland, waarop OZG met haar Buitenlandbeurs zich richt, van belang kan zijn voor een carrière in Nederland en dat beide beurzen daarom eenzelfde of vergelijkbaar publiek trekken. Maar daarmee is nog niet gezegd dat de Buitenlandbeurs carrière als hoofdbestanddeel heeft. Memory heeft naar het oordeel van het hof onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat dat toch het geval is.
Het hof neemt daarbij in aanmerking dat een activiteit in het buitenland ook voorafgaand aan een studie of in een tussenjaar kan plaatsvinden, zoals Jaarbeurs heeft aangevoerd. Dan staat de carrière van een belangstellende nog niet per se voorop.
Het hof neemt verder in aanmerking dat, mede gezien de benaming 'De Nederlandse Carrièredagen', Memory met haar beurs met name het oog heeft op (carrières in) Nederland. De Buitenlandbeurs is daarentegen, zo volgt al uit die benaming, gericht op het buitenland, in het bijzonder op in het buitenland te volgen (vervolg)studies, stages en taalcursussen en daar te verrichten vrijwilligerswerk.
4.5.4.
Volgens Memory is er een overlap tussen haar deelconcept de Masterdagen en de Buitenlandbeurs, omdat op beide beurzen geprobeerd wordt masteropleidingen op buitenlandse universiteiten aan de man te brengen aan (toekomstige) studenten. Het deelconcept de Masterdagen is in de loop van de tijd uitgegroeid en is De Internationale Masterdagen (of: International Master Days) gaan heten, zodat ook die beurs net als de Buitenlandbeurs een internationaal karakter heeft. De Buitenlandbeurs is daarom concurrerend met de Masterdagen, aldus Memory.
Het hof stelt vast dat de benaming International Master Days (of de Nederlandse variant: De Internationale Masterdagen) in ieder geval niet is opgenomen in de opsomming onder punt 1 van bijlage I bij de meerjarenovereenkomst. Er kan daarom niet van worden uitgegaan dat Jaarbeurs reeds bij het aangaan van de overeenkomst in 2014 rekening had behoren te houden met het internationale karakter van de Masterdagen, of met de aspiraties van Memory om de Masterdagen een internationaal karakter te laten hebben. Met het voorstel van Memory in haar e-mail van 16 november 2016 om bijlage I aan te passen, in die zin dat 'Masterdagen' wordt gewijzigd in 'International Master Days', heeft Jaarbeurs niet ingestemd. Voor de vraag of artikel 4 is geschonden kan er dus niet van worden uitgegaan dat het deelconcept de Masterdagen een internationaal karakter heeft. De Buitenlandbeurs heeft daarentegen wel een duidelijk buitenlands karakter.
Volgens Memory (punt 9 inleidende dagvaarding) heeft zij al in oktober 2014 aan Jaarbeurs laten weten dat er een overlap was tussen de Masterdagen en de Buitenlandbeurs, omdat de Buitenlandbeurs:
"de grootste beurs op het gebied van studeren, stage en een taal leren in het buitenland"is. Uitgaande van het bestaan van die overlap, rechtvaardigt dat echter nog niet de conclusie dat de Buitenlandbeurs concurrerend is en net als de Masterdagen carrière als hoofdbestanddeel heeft.
4.5.5.
Gelet op het voorgaande heeft Memory naar het oordeel van het hof onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat de Buitenlandbeurs een met DNC concurrerende beurs is met carrière als hoofdbestanddeel. Eenzelfde conclusie volgt ten aanzien van de vraag of de Buitenlandbeurs concurrerend is met de Masterdagen of een ander in bijlage I genoemd (deel)concept van Memory. Het hof verwerpt derhalve de stelling van Memory dat Jaarbeurs artikel 4 van de meerjarenovereenkomst heeft geschonden.
Aan het aanbod van Memory om te bewijzen dat het exclusiviteitsbeding van artikel 4 zich ook uitstrekt tot de Buitenlandbeurs (punt 80 memorie van grieven, onder i) komt het hof niet toe. Om toe te kunnen komen aan een bewijsaanbod moeten er immers relevante feiten en omstandigheden zijn gesteld die, indien bewezen, tot beslissing van de zaak leiden. Dat heeft Memory naar het oordeel van hof onvoldoende gedaan. De vraag of het exclusiviteitsbeding van artikel 4 zich ook uitstrekt tot de Buitenlandbeurs, is als zodanig een rechtsvraag waarvan de beantwoording aan de rechter is; bewijslevering is pas aan de orde indien voldoende feiten en omstandigheden worden gesteld (voldoende onderbouwing) die, indien juist, een dergelijke conclusie kunnen rechtvaardigen.
4.5.6.
De partijen eveneens verdeeld houdende vraag of de Buitenlandbeurs al dan niet valt onder de uitzondering van het derde lid van artikel 4 - volgens Jaarbeurs is de Buitenlandbeurs onderdeel geworden van de Studiekeuzebeurs Midden en valt de Buitenlandbeurs daarmee onder die uitzondering - hoeft het hof gezien het voorgaande niet te beantwoorden.
4.5.7.
Gezien de conclusie van het hof dat Jaarbeurs artikel 4 van de meerjarenovereenkomst niet heeft geschonden, kan grief I niet tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden.
4.5.8.
Bovendien is tussen partijen niet in geschil dat op de meerjarenovereenkomst de algemene voorwaarden van Jaarbeurs van toepassing zijn. Artikel 16 lid 2 daarvan bepaalt dat Jaarbeurs niet aansprakelijk is voor enigerlei schade, tenzij haar opzet of grove nalatigheid kan worden verweten. Van opzet of grove nalatigheid is, mede gezien het voorgaande, het hof niet gebleken. Ook om deze reden is de vordering van Memory, voor zover die strekt tot schadevergoeding wegens wanprestatie, niet toewijsbaar.
Schadeplichtigheid Jaarbeurs wegens het niet accommoderen van DNC in 2017?
4.6.1.
In oktober 2016 heeft Memory een conceptdagvaarding in kort geding aan Jaarbeurs doen toekomen, met als onderwerp het exclusiviteitsbeding en het (gelijktijdig) accommoderen van de DNC en de Buitenlandbeurs. Memory heeft dat kort geding niet doorgezet, op voorwaarde dat partijen tot voor elk van hen acceptabele voorwaarden zouden komen voor eventuele volgende edities van DNC. Partijen zijn hierover met elkaar in overleg getreden, maar tot overeenstemming heeft dat niet geleid.
Memory verwijt Jaarbeurs in de eerste plaats dat Jaarbeurs tijdens een overleg op 6 december 2016 heeft toegezegd dat zij offertes zou uitbrengen voor het accommoderen van DNC in het laatste weekend van november 2017, maar dat Jaarbeurs die toezegging niet gestand heeft gedaan.
In de tweede plaats verwijt Memory Jaarbeurs dat Jaarbeurs bij e-mail van 19 december 2016 in strijd met de waarheid heeft medegedeeld (heeft gelogen) dat er geen beschikbaarheid zou zijn in de gewenste periode. Memory is gebleken dat er wel degelijk ruimte beschikbaar was in de laatste week van november 2017; Jaarbeurs wilde die ruimte echter niet aan Memory verhuren.
Hiermee heeft Jaarbeurs volgens Memory onzorgvuldig, en dus onrechtmatig jegens haar gehandeld.
4.6.2.
Het beginsel van (negatieve) contractsvrijheid brengt onder meer mee dat het in beginsel eenieder vrijstaat wel of niet een overeenkomst aan te gaan, een overeenkomst aan te gaan met wie men wil en de inhoud, de werking en de voorwaarden van een overeenkomst naar eigen inzicht te bepalen.
Ook staat het een partij in beginsel vrij om eenmaal aangevangen onderhandelingen af te breken. Als – strenge en tot terughoudendheid nopende – maatstaf voor de beoordeling van de schadevergoedingsplicht bij afgebroken onderhandelingen heeft te gelden dat ieder van de onderhandelende partijen - die verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen - vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het tot stand komen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij.
4.6.3.
De meerjarenovereenkomst is aangegaan voor een periode van drie jaar: drie achtereenvolgende edities van DNC in 2014, 2015 en 2016. Uit de considerans of de artikelen van de overeenkomst blijkt niet de intentie van partijen om ook na die jaren zaken met elkaar te blijven doen.
Partijen hebben, gezien de in het geding gebrachte correspondentie, uitgebreid onderhandeld over het accommoderen van DNC in het najaar van 2017. Eén van de geschilpunten was de hoogte van de door Memory te betalen huur. Jaarbeurs heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat Memory het commerciële tarief zou moeten betalen (€ 58.380,00), terwijl Memory in beginsel niet veel méér wilde gaan betalen dan de tarieven die in de meerjarenovereenkomst voor de jaren 2014, 2015 en 2016 waren gehanteerd (ongeveer € 15.000,00). Gesteld noch gebleken is dat partijen in de loop van de onderhandelingen voor wat betreft de huurprijs elkaar zo dicht zijn genaderd dat er concreet uitzicht bestond op overeenstemming daarover. Volgens Jaarbeurs had het dan ook geen zin om offertes uit te brengen, gelet op het grote meningsverschil over de tarieven.
Ook ten aanzien van de andere geschilpunten, met name het exclusiviteitsbeding en een compensatie van schade van Memory wegens de schending van dat beding, is gesteld noch gebleken dat partijen elkaar in de loop van de onderhandelingen (dicht) genaderd zijn.
Gelet op het voorgaande concludeert het hof dat Memory niet het gerechtvaardigde vertrouwen kon en mocht hebben dat er tussen partijen een overeenkomst tot stand zou komen. De verschillen tussen partijen waren daarvoor kennelijk te groot en zijn dat gebleven. Het stond Jaarbeurs daarom vrij de onderhandelingen af te breken.
Dat Jaarbeurs zich bij e-mail van 19 december 2016 van een onwaar argument heeft bediend - volgens Memory althans, volgens Jaarbeurs moet de e-mail anders worden gelezen - namelijk dat er geen feitelijke beschikbaarheid meer zou zijn in het najaar van 2017, doet daar niet aan af. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat dit op zichzelf niet tot schade heeft geleid, zodat van onrechtmatigheid geen sprake is. Hetzelfde heeft te gelden voor de omstandigheid dat Jaarbeurs geen offertes heeft gestuurd, hoewel dat volgens Memory haar wel was toegezegd.
Grief II faalt.
4.7.
Memory heeft geen feiten te bewijzen aangeboden die, indien deze na bewijslevering zouden komen vast te staan, tot een andere beslissing zouden kunnen leiden. Grief III kan niet tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden. Ook het hof gaat aan het bewijsaanbod van Memory voorbij.

5.De slotsom

5.1.
De grieven in principaal hoger beroep falen. De voorwaarde waaronder de grieven in incidenteel hoger beroep zijn ingesteld is niet in werking getreden, zodat die grieven geen behandeling behoeven. Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen.
5.2.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof Memory in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Jaarbeurs zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 726,00
- salaris advocaat € 2.148,00 (2 punten x tarief II)
5.3.
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 11 juli 2018;
veroordeelt Memory in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Jaarbeurs vastgesteld op € 726,00 voor griffierecht en op € 2.148,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt Memory in de nakosten, begroot op € 131,00, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 68,00 in geval Memory niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening.
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.P.M. Rousseau, O.G.H. Milar en H.F.P. van Gastel, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 november 2020.