ECLI:NL:GHARL:2020:9392

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
16 november 2020
Zaaknummer
21-001772-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak in woningoverval met geweld en DNA-bewijs

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vrijspraak van de rechtbank Gelderland in een strafzaak betreffende een woningoverval. De verdachte, geboren in 1978 en woonachtig in Servië, werd beschuldigd van het plegen van een gewelddadige woningoverval op 27 april 2016 in Arnhem. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken, maar de officier van justitie ging in hoger beroep. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de zaak behandeld op zittingen op 9 mei 2019 en 3 november 2020. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de overval, waarbij het slachtoffer met een hamer op het hoofd werd geslagen en goederen werden weggenomen. Het hof heeft DNA-bewijs in de vorm van bloedsporen dat op de plaats delict werd aangetroffen, als bewijs gebruikt. De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn bloed in de woning van het slachtoffer. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, rekening houdend met de ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001772-18
Uitspraak d.d.: 17 november 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 13 maart 2018 met parketnummer 05-740564-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1978,
wonende te [woonplaats] (Servië), [adres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 9 mei 2019 en 3 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. G.J. Gerrits, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 april 2016 te Arnhem, althans in Nederland, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon en/of een portemonnee (met inhoud) en/of een doosje (met inhoud) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn/haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- zich naar de woning van die [aangever] heeft/hebben begeven en/of
- (vervolgens) het raam van de woning van die [aangever] heeft/hebben ingegooid en/of ingeslagen en/of
- ( vervolgens) door het ontstane gat in het voornoemde raam naar binnen is/zijn geklommen en/of de woning heeft/hebben betreden en/of
- ( vervolgens) die [aangever] achterna is/zijn gerend en/of achtervolgd heeft/hebben naar de keuken en/of
- ( vervolgens) die [aangever] met een hamer en/of zwaar en/of puntig voorwerp op/tegen het hoofd en/of gezicht heeft/hebben geslagen en/of
- ( vervolgens) heeft/hebben geprobeerd om de handen en/of armen van die [aangever] op zijn rug vast te binden en/of
- zich naar de eerste verdieping van de woning van die [aangever] heeft/hebben begeven en/of aldaar de woning heeft/hebben doorzocht.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De raadsman heeft betoogd dat de door het openbaar ministerie overgelegde documenten met betrekking tot de vermeende DNA-match onvolledig en - doordat ze met onvoldoende waarborgen omkleed zijn verkregen - ook onvoldoende betrouwbaar zijn. Daarom moeten deze documenten volgens hem worden uitgesloten van het bewijs.
Daarnaast betwist de raadsman dat er in deze zaak sprake is van dadersporen. Een bloeddruppel op de vensterbank en een stuk glas met daarop een bloeddruppel zijn verplaatsbare sporen.
Ten slotte kan er niet worden vastgesteld dat het DNA-profiel dat is aangetroffen bij het onderzoek van deze sporen, overeenkomt met het referentienummer van het DNA-profiel van verdachte.
De raadsman heeft om al deze redenen primair bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging.
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof heeft hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Het hof stelt op grond van de aangifte van [aangever] en andere bewijsmiddelen vast dat [aangever] in de nacht van 27 april 2016 is overvallen in zijn woning, waarbij zijn portemonnee met inhoud en telefoon werden weggenomen en hij met een hamer op zijn hoofd werd geslagen waardoor hij gewond raakte. Dat aangever letsel heeft opgelopen, wordt bevestigd door de medische verklaring. Uit de verklaring van aangever volgt verder dat er bij de overval ten minste drie daders waren betrokken. De overvallers verschaften zich de toegang tot de woning van aangever nadat één van de drie overvallers een raam had ingeslagen. Aangever zag de eerste overvaller door het gat in het raam naar binnenkomen. De andere overvallers kwamen even later ook door het gat in het raam zijn woning binnen.
Uit het PV van bevindingen met nummer 2018118.110 blijkt dat rond 02.38 uur op 27 april 2016 de eerste politie-eenheid ter plaatse was. Zij zagen dat een ruit aan de voorzijde van de woning was ingeslagen. Ook troffen de politieambtenaren in de woning meerdere bloedsporen aan, doch aangever verklaarde dat dit zijn eigen bloed was. Op grond van die mededeling werd niet direct forensisch onderzoek uitgevoerd. Om 03.20 uur werd Uniglas gebeld om een noodruit te plaatsen. De politie-eenheid heeft pas de woning verlaten na het plaatsen van de noodruit.
In de middag van diezelfde 27ste april heeft in de woning van aangever een sporenonderzoek plaatsgevonden. Uit het proces-verbaal van dit onderzoek komt naar voren dat een bloeddruppel is aangetroffen onder het glas op de vensterbank in de woonkamer (SIN AAJA3650NL). Aangever overhandigde een stukje glas aan de verbalisanten waarbij hij verklaarde dat dit stukje glas op de vensterbank had gelegen en dat daarop een bloeddruppel aanwezig was (SIN AAJA3649NL). Naar het oordeel van het hof zijn deze bloeddruppels, die werden aangetroffen op en onder het glas van het ingeslagen raam waardoor de overvallers de woning van aangever binnenkwamen, dadersporen.
Uit het NFI-rapport van het onderzoek naar biologische sporen en uit het DNA-onderzoek dat is ingesteld naar aanleiding van de overval op aangever, gedateerd 7 oktober 2016, volgt dat de bemonstering van de bloedsporen met de SIN-codes AAJA3650NL#01 en SIN AAJA3649NL#01 beiden afkomstig kunnen zijn van een onbekende man A, dat het hier een enkelvoudig DNA-profiel betreft waarbij de matchkans van het DNA-profiel kleiner dan één op één miljard is. In het schrijven van het NFI, gedateerd 7 oktober 2016 en met onderwerp ‘Match met buitenlands DNA-profiel’, staat dat het DNA-profiel met de SIN-code AAJA3649NL#01 is vergeleken met de DNA-profielen in buitenlandse DNA-databanken. Daarbij is onder meer een match gevonden met het DNA-profiel uit Polen met code 38
3198.
Bij het rechtshulpverzoek van 10 oktober 2016, kenmerk PL0600-2016205872, aan de Poolse autoriteiten is verzocht om verstrekking van persoonsgegevens die horen bij het DNA-profiel met referentienummer 383198. In de reactie van de Poolse autoriteiten van 16 december 2016, waarin zowel de datum als het kenmerk PL0600-2016205872 van voormeld rechtshulpverzoek zijn vermeld, staat dat het DNA-profiel van verdachte is geregistreerd onder nummer 38
1198 en dat het DNA-profiel door het politiebureau in Kościan in de zaak RSD-374/2016 is geregistreerd.
In het aanvullend proces-verbaal van 30 november 2017 wordt geconstateerd dat het referentienummer 38
3198 dat is vermeld in het rechtshulpverzoek van 10 oktober 2016, niet overeenkomt met het referentienummer 38
1198 dat is vermeld in de reactie op dit rechtshulpverzoek van de Poolse autoriteiten van 16 december 2016. Uit het schrijven van het Centraal Forensisch Laboratorium van de Poolse politie van 6 december 2017 volgt dat het DNA-profiel van verdachte onder referentienummer 38
3198 is geregistreerd door het politiebureau te Kościan in de zaak RSD-374/2016. Dat er in eerste reactie van de Poolse autoriteiten op het rechtshulpverzoek een onjuist cijfer in het referentienummer van het DNA-profiel van verdachte is vermeld, wordt bevestigd door de verificatie van het Centraal Criminalistiek Laboratorium van Politie van 29 april 2019 en de brief van het Arrondissementsparket in Warschau van 30 april 2019.
Naar het oordeel van het hof is er sprake van een kennelijke verschrijving in het referentienummer van het DNA-profiel van verdachte. In de reactie van de Poolse autoriteiten van 16 december 2016, waarin zowel de datum als het kenmerk PL0600-2016205872 van het rechtshulpverzoek van 10 oktober 2016 zijn vermeld, is abusievelijk een "1" in plaats van een "3" vermeld als derde cijfer in het referentienummer van het DNA-profiel van verdachte. Die kennelijke verschrijving is overtuigend hersteld door de stukken die in hoger beroep aan het dossier zijn toegevoegd.
Op grond van deze stukken stelt het hof vast dat het DNA-profiel van verdachte met referentienummer 383198 matcht met het DNA-profiel van de "onbekende man A" met de SIN-code AAJA3649NL#01. Gelet op de matchkans van één op één miljard is de kans verwaarloosbaar klein dat de "onbekende man A" een andere man dan verdachte is. Het hof leidt daaruit af dat het bloed van verdachte zich bevond op het stukje glas dat aangever op de vensterbank in de woonkamer van zijn woning aantrof en aan de verbalisanten gaf. De verbalisanten troffen onder het glas op de vensterbank in de woonkamer nog een bloeddruppel met SIN-code AAJA3650NL aan. Het bloed in die druppel matcht eveneens met het DNA-profiel van de "onbekende man A" en moet dus ook van verdachte afkomstig zijn.
Van verdachte mag onder gegeven omstandigheden worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de aanwezigheid van zijn bloed in de woning van aangever. Door of namens verdachte is echter op geen enkel moment in het onderzoek een aannemelijke verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn bloed op en onder het glas van het ingeslagen raam waardoor de overvallers de woning van aangever zijn binnendrongen. Naar het oordeel van het hof kan het op grond van al het hiervoor overwogene niet anders zijn dan dat verdachte één van de overvallers is geweest.

Verzoeken van de verdediging

Bij pleidooi heeft de raadsman de volgende onderzoekswensen, die eerder bij tussenarrest van 23 mei 2019 zijn afgewezen, subsidiair herhaald voor het geval dat het primaire bewijsverweer wordt verworpen. Deze verzoeken zijn hieronder letterlijk geciteerd:
  • Alle correspondentie die is gevoerd tussen de Nederlandse en Poolse autoriteiten aan het dossier toe te voegen, zodat kan worden beoordeeld of er mogelijk sturende werking is uitgegaan van ‘het schrijven van 30 november 2017’, mogelijk van het Nederlandse openbaar ministerie én het rechtshulpverzoek van 24 april 2019;
  • Via een rechtshulpverzoek aan Polen informatie op te vragen over de persoon van wie het DNA-profiel in Polen is geregistreerd onder referentienummer 381198, zodat daarmee kan worden uitgesloten dat [verdachte] onder dat referentienummer is geregistreerd in Polen;
  • Via een rechtshulpverzoek alle medewerkers te doen horen die betrokken zijn geweest bij het verstrekken van de verzochte informatie, te beginnen bij [ambtenaar] , Vice Officier van Justitie bij het Arrondissementsparket te Warschau (p. 45), [ambtenaar] , Adj. Officier van Justitie bij het Arrondissementsparket te Warschau (p. 46), Inspecteur mgr. [ambtenaar] , Adjunct Directeur van het Centraal Forensisch Laboratorium, [ambtenaar] , Hoofd van de Internationale Afdeling van het Arrondissementsparket te Warschau en Inspecteur [ambtenaar] , Plaatsvervangend Directeur van het Centraal Criminalistiek Laboratorium. Uiteraard wil de verdediging ook graag de medewerker horen van het Centraal Criminalistiek Laboratorium van Politie die de informatie heeft verstrekt op basis waarvan [ambtenaar] heeft gerapporteerd dat het DNA-profiel van [verdachte] is geregistreerd onder nummer 381198.
De raadsman heeft zijn verzoeken na de eerdere afwijzing daarvan ter zitting niet nader onderbouwd. Zijn stelling dat er “mogelijk” sprake is geweest van sturing is niet meer dan een suggestie die geen enkele steun vindt in het dossier. Zoals hiervoor is overwogen met betrekking tot het bewijs heeft het hof op basis van de beschikbare dossierstukken vastgesteld dat er sprake is van een kennelijke verschrijving. Het hof acht het dan ook niet noodzakelijk de overige correspondentie tussen de Poolse en Nederlandse autoriteiten aan het dossier toe te (laten) voegen, nadere informatie op te vragen over de persoon van wie het DNA-profiel in Polen is geregistreerd onder referentienummer 381198 of om de door de raadsman opgegeven getuigen te horen. Daarom zal het hof deze verzoeken afwijzen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks27 april 2016 te Arnhem,
althans in Nederland,gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon en
/ofeen portemonnee (met inhoud)
en/of een doosje (met inhoud) in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [aangever] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte en
/ofzijn
/haarmededader
(s
)zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en
/ofde
/hetweg te nemen goed
(eren
)onder
zijn/haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en
/of verbreking en/ofinklimming, welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond
(en
)dat verdachte en
/ofzijn mededader
(s
):
- zich naar de woning van die [aangever]
heeft/hebben begeven en
/of-
(vervolgens
)het raam van de woning van die [aangever]
heeft/hebben
ingegooid en/ofingeslagen en
/of
-
(vervolgens
)door het ontstane gat in het voornoemde raam naar binnen
is/zijn geklommen en
/ofde woning
heeft/hebben betreden en
/of
-
(vervolgens
)die [aangever] achterna
is/zijn gerend en
/ofachtervolgd
heeft/hebben naar de keuken en
/of
-
(vervolgens
)die [aangever] met een hamer en/of zwaar en/of puntig voorwerp op/tegen het hoofd
en/of gezicht heeft/hebben geslagen en
/of
-
(vervolgens
) heeft/hebben geprobeerd om de handen en
/ofarmen van die [aangever] op zijn rug vast te binden en
/of
- zich naar de eerste verdieping van de woning van die [aangever]
heeft/hebben begeven en
/ofaldaar de woning
heeft/hebben doorzocht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen een persoon gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden met aftrek van het voorarrest.
De raadsman heeft geen strafmaatverweren gevoerd.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden.
Verdachte heeft zich ’s nachts samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een brutale en gewelddadige woningoverval. Hierbij is het slachtoffer met een hamer tegen het hoofd geslagen waardoor hij een gebroken oogkas heeft opgelopen. Hierdoor is een grove inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer gemaakt. Daarnaast is zijn persoonlijke levenssfeer en vrijheid ernstig geschonden doordat de overvallers zijn woning binnendrongen en zij hem onder het uiten van dreigende taal probeerden vast te binden. De overval zal veel angst bij hem teweeg hebben gebracht, terwijl hij zich bij uitstek in zijn woning veilig moest kunnen voelen. Dergelijke feiten leiden door hun bedreigende aard daarnaast tot gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Dit alles valt verdachte zwaar aan te rekenen.
Afgezien van de overschrijding van de redelijke termijn bij de behandeling van de strafzaak tegen verdachte in hoger beroep is niet gebleken van strafverminderende omstandigheden.
In het bijzonder gelet op de ernst van het feit is het hof van oordeel dat in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie en een half jaar passend en geboden zou zijn. Rekening houdend met de hiervoor al genoemde overschrijding van de redelijke termijn zal het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaar opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Vordering tot gevangenneming van verdachte

Ter terechtzitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof bij zijn arrest de gevangenneming van verdachte zal gelasten.
De raadsman heeft op dit punt geen verweer gevoerd.
Het hof is van oordeel dat de gevangenneming van verdachte moet worden bevolen en zal dit dan ook doen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Wijst afde ter terechtzitting in hoger beroep door de raadsman gedane verzoeken.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Beveelt de onmiddellijke gevangenneming van verdachte.

Aldus gewezen door
mr. R.H. Koning, voorzitter,
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels en mr. M. Nooijen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.A.C. Veltman, griffier,
en op 17 november 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M. Nooijen is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.