Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.3. De beoordeling in het principaal en incidenteel hoger beroep
Artikel 14:Vergoeding beëindiging arbeidsovereenkomst
Teneinde bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst bij voorbaat geschillen te voorkomen omtrent de hoogte van een (schade)vergoeding, komen de werknemer en de werkgever reeds nu voor alsdan het navolgende overeen, welke regeling de werknemer en werkgever uitdrukkelijk als vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 BW aanmerken. Het gevolg daarvan is dat een lagere of hogere (schade)vergoeding is uitgesloten.
De vergoeding bedraagt bij een beëindiging voor 1 januari 2008 drie maanden brutosalaris vermeerderd met vakantietoeslag. De vergoeding bedraagt bij een beëindiging tussen 1 januari 2008 en 1 november 2008 zes maanden brutosalaris vermeerderd met vakantietoeslag. Hierna zal een vergoeding verschuldigd zijn overeenkomstig de alsdan geldende Aanbevelingen voor procedures ex artikel 7:685 BW (vastgesteld door de Kring van Kantonrechters) waarbij de factor C is vastgesteld op 1.
De vergoeding als omschreven in het vorige lid is niet verschuldigd indien de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer wordt beëindigd:
a) wegens ziekte van de werknemer gedurende een periode van twee jaar of langer,
Het gevolg daarvan is dat een lagere of hogere (schade)vergoeding is uitgesloten”.
alsdan geldende” af dat er in die situatie in het geheel geen vergoeding verschuldigd is. De kantonrechtersformule gold niet meer, dus kan er volgens het Centrop geen vergoeding worden berekend en vallen partijen terug op het wettelijk systeem. Subsidiair betoogt Het Centrop dat het artikel zo moet worden uitgelegd dat de vergoeding van artikel 14 gelijk is aan de transitievergoeding, omdat is uitgegaan van de neutrale variant C=1 en de transitievergoeding in plaats is gekomen van de kantonrechtersformule.
alsdan geldende” is beoogd om aan te sluiten bij de op moment van beëindiging van de arbeidsovereenkomst geldende kantonrechtersformule. Partijen hebben bij het opstellen van de overeenkomst niet (kunnen) voorzien dat de kantonrechtersformule, althans als door kantonrechters te hanteren richtlijn, ten gevolge van de herziening van het wettelijk systeem helemaal zou komen te vervallen. [verzoeker] stelt overigens terecht dat de kantonrechtersformule in de rechtspraktijk, vooral bij onderhandelingen, nog wel wordt gehanteerd. Dat artikel 14 geen enkele aanspraak op een vergoeding meer zou bieden, zoals Het Centrop stelt, verhoudt zich niet met de bedoeling van partijen. Een redelijke uitleg, tegen de achtergrond van de bedoeling van partijen en de achtergrond van de wijziging van het wettelijk systeem zoals onder 3.6 benoemd, brengt daarom mee dat artikel 14 [verzoeker] recht geeft op een vergoeding ter hoogte van de laatst geldende kantonrechtersformule. Ook de subsidiaire uitleg van Het Centrop, te weten dat artikel 14 leidt tot toekenning van een transitievergoeding, ligt niet voor de hand. De transitievergoeding is immers een wettelijk recht en daarover hoeven partijen niets af te spreken. Dat betekent dat het (slechts) overeenkomen van een transitievergoeding niet strookt met de bedoeling van artikel 14, te weten voorkomen van geschillen in geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
ernstigeverwijtbaarheid geen transitievergoeding verschuldigd is of vanwege andere redenen. Het eerstgenoemde belang speelt in deze zaak echter niet, omdat partijen in artikel 14 een contractuele beëindigingsvergoeding zijn overeengekomen en (ernstige) verwijtbaarheid in lid 4 niet is opgenomen als een van de uitzonderingsgronden. De vraag of [verzoeker] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld doet dus niet ter zake, omdat hij op grond van artikel 14 van de arbeidsovereenkomst ook bij ernstig verwijtbaar handelen aanspraak heeft op de contractuele beëindigingsvergoeding. Het Centrop heeft niet voldoende toegelicht dat zij vanwege andere redenen belang heeft bij ontbinding op de e-grond. Voor zover Het Centrop heeft willen aanvoeren dat de kantonrechter gehouden is om altijd eerst de primaire grondslag van een ontbindingsverzoek te behandelen onderschrijft het hof deze visie niet. De kantonrechter heeft de vrijheid om het verzoek op één van de door de werkgever aangedragen grondslagen toe te wijzen.