Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek tot echtscheiding en de toekenning van het ouderlijk gezag. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft de rechtbank Noord-Nederland verzocht om de echtscheiding uit te spreken en te bepalen dat zij alleen het gezag over hun minderjarige kind, geboren in 2013, zal hebben. De rechtbank had eerder de verzoeken van de vrouw afgewezen omdat zij niet had voldaan aan de formele vereisten, waaronder het overleggen van een huwelijksakte. In hoger beroep heeft de vrouw echter een uittreksel van de huwelijksakte overgelegd, waardoor het hof oordeelt dat aan de vereisten is voldaan. Het hof stelt vast dat de vrouw haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft en dat Nederlands recht van toepassing is. Het hof oordeelt dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en spreekt de echtscheiding uit. Tevens oordeelt het hof dat het in het belang van het kind noodzakelijk is dat de vrouw alleen het gezag over het kind heeft, gezien de afwezigheid van de man en de onduidelijkheid over zijn verblijfplaats. Het hof vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank en beslist dat het ouderlijk gezag alleen aan de vrouw toekomt.