ECLI:NL:GHARL:2020:9133
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een ontnemingsvordering waarbij de officier van justitie had verzocht om de verplichting tot betaling aan de staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 30.000,-. De betrokkene was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal door twee of meer verenigde personen. Tijdens de zitting op 23 oktober 2020 heeft het hof het dossier en de vordering van de advocaat-generaal bestudeerd, evenals de argumenten van de betrokkene en zijn raadsvrouw, mr. M.R.M. Schaap.
Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de misdrijven waarvoor de betrokkene was veroordeeld, hebben geleid tot het verkrijgen van wederrechtelijk voordeel. Daarom heeft het hof de vordering tot ontneming van het vermeende voordeel afgewezen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de vordering tot betaling aan de staat werd afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in ontnemingszaken en de noodzaak om aan te tonen dat er daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel is verkregen.