ECLI:NL:GHARL:2020:8999
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- L. Janse
- H.L. Wattel
- Ch.E. Bethlem
- Rechtspraak.nl
Toepasselijkheid van Nederlands recht op de vordering van de curator in faillissement van Oostenrijkse GmbH
In deze zaak gaat het om de curator van de Oostenrijkse vennootschap Schneider Abwassertechnik GmbH, die in faillissement is verklaard. De curator vordert terugbetaling van een bedrag van € 52.000 dat door de meerderheidsaandeelhouder van de GmbH naar een rekening van de Nederlandse vennootschap Schneider B.V. is overgemaakt. De rechtbank heeft geoordeeld dat Nederlands recht van toepassing is op deze vordering en dat het bedrag nooit tot het vermogen van de GmbH heeft behoord, waardoor de curator hierop geen aanspraak kan maken. De curator heeft in hoger beroep drie grieven ingediend, gericht tegen de afwijzing van zijn vorderingen.
Het hof bevestigt de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en oordeelt dat de GmbH niet de rechthebbende is op de bankrekening waar het bedrag van € 52.000 van afkomstig is. Het hof concludeert dat het saldo van deze rekening niet tot het vermogen van de GmbH behoort en dat de curator geen recht heeft op terugbetaling. Daarnaast wordt de aansprakelijkheid van Schneider B.V. voor het niet voldane deel van de kapitaalstorting door de andere aandeelhouder, [B], besproken. Het hof oordeelt dat de curator onvoldoende bewijs heeft geleverd dat [B] zijn verplichtingen niet is nagekomen. Uiteindelijk worden de grieven van de curator verworpen en wordt het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.