In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de berekening van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) voor de vennootschap onder firma V.O.F. [B], waarin belanghebbende een aandeel van 60% heeft. De Inspecteur van de Belastingdienst had aanslagen opgelegd voor het jaar 2016, die door de rechtbank Gelderland waren vernietigd. De rechtbank had de aanslagen verminderd en een proceskostenvergoeding toegekend aan belanghebbende. De Inspecteur ging in hoger beroep, waarbij partijen afzagen van het recht om te worden gehoord.
De zaak draait om de vraag op welk bedrag de KIA moet worden vastgesteld. De Hoge Raad had eerder een arrest gewezen over de berekening van de KIA, waarin werd gesteld dat de KIA van de belastingplichtige moet worden berekend naar evenredigheid van zijn eigen investeringen, vermeerderd met de investeringen van de overige leden van het samenwerkingsverband. Het Hof oordeelde dat de KIA voor belanghebbende moest worden berekend aan de hand van de investeringen van de vennoten van de vof, wat resulteerde in een KIA van € 7.252,42 voor belanghebbende.
Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde de beroepen ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.