Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.1. De procedure in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 2 augustus 2019;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht van mr. Backus van 5 maart 2020 met producties 31 tot en met 36;
- een journaalbericht van mr. Overeijnder van 6 maart 2020 met producties 1 tot en met 15;
- een journaalbericht van mr. Overeijnder van 26 mei 2020 met producties 16 tot en met 34;
- een journaalbericht van mr. Overeijnder van 28 mei 2020 met productie 35;
- een journaalbericht van mr. Backus van 29 mei 2020 met producties 37 tot en met 41;
- een journaalbericht van mr. Backus van 4 juni 2020 met producties 42 tot en met 47;
- spreekaantekeningen van mr. Backus voor de (uitgestelde) mondelinge behandeling van 16 juni 2020;
- een journaalbericht van mr. Overeijnder van 18 augustus 2020 met producties 36 tot en met 45;
- een journaalbericht van mr. Backus van 24 augustus 2020 met producties 48 en 49.
3.De feiten
- [de meerderjarige] , geboren [in] 2001 te [B] ;
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2004 te [B] ;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2006 te [B] en
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2010 te [B] .
4.Het geschil
5.De overwegingen voor de beslissing
Voor de periode na 7 mei 2019 heeft de rechtbank uitgerekend hoeveel de kinderen per dag kosten door de in het ouderschapsplan overeengekomen kinderalimentatie te delen door het totaal aantal dagen dat de kinderen bij de vrouw zijn (18) en die te vermenigvuldigen per kind met het aantal dagen dat zij bij de vrouw zijn ( [de minderjarige1] 1 dag per maand, [de minderjarige2] ieder weekend, [de minderjarige3] 1 keer per 2 weken).
.In 2018 was het belastbaar inkomen uit werk en woning van de man blijkens de aanslag inkomstenbelasting (productie 3a) nog € 49.720,-. Omdat de man directeur en enig aandeelhouder is van [D] B.V., is hij op grond van artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964 in beginsel gehouden zichzelf een loon uit te keren van ten minste € 46.000,- op jaarbasis. De man heeft verklaard dat hij vanwege zijn operatie het laatste deel van 2019 niet heeft kunnen werken en ook nu nog niet op het oude niveau is. Om die reden is aan hem enige tijd geen salaris uitbetaald. Of en hoe dit met de fiscus is afgestemd, heeft de man echter niet inzichtelijk gemaakt. Bovendien gaat het hof ervan uit dat sprake is van een tijdelijke terugval in inkomen. Ook is niet duidelijk in hoeverre de man verzekerd is tegen arbeidsongeschiktheid. Daarom ziet het hof aanleiding bij de bepaling van de draagkracht van de man van een bruto inkomen van € 46.000,- per jaar uit te gaan.
- de omstandigheden zijn gewijzigd,
- de onderhoudsgerechtigde op de hoogte was van de wijziging van de omstandigheden,
- het oorspronkelijke verzoekschrift is ingediend, of
- de bestreden beschikking is gegeven.