In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verplichting van de vrouw om kinderalimentatie te betalen aan de man. De man en de vrouw hebben samen twee minderjarige kinderen, die bij de vrouw wonen. De rechtbank Midden-Nederland had eerder bepaald dat de vrouw een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen aan de man moest betalen. De man is in hoger beroep gegaan, omdat hij vond dat de bijdrage te laag was en dat de vrouw meer moest betalen. De vrouw heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om de beslissing van de rechtbank te vernietigen, omdat zij vond dat zij geen kinderalimentatie aan de man moest betalen.
Het hof heeft overwogen dat doorgaans kinderalimentatie wordt betaald aan de ouder bij wie de kinderen hoofdverblijf hebben. In dit geval heeft de vrouw de kosten van de kinderen grotendeels voor haar rekening genomen. Het hof heeft vastgesteld dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de vrouw kinderalimentatie aan de man moet betalen. De man heeft weliswaar een ruime omgangsregeling, maar de financiële situatie van beide ouders is zodanig dat de vrouw in staat is om de kosten van de kinderen te dragen zonder dat zij kinderalimentatie aan de man hoeft te betalen.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de kinderalimentatie en het verzoek van de man afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak om de financiële draagkracht van beide ouders in overweging te nemen bij de bepaling van kinderalimentatie.