Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De verzoeken aan de kantonrechter
4.4. De beoordeling in het principaal en incidenteel hoger beroep
Het feit dat je dit zomaar hebt aangeboden zegt voldoende over mijn positie en wil graag weten waar ik nu sta. Dit kan ik niet accepteren en stuur dit ook naar de overige MT leden en neem samen maar een besluit wat jullie willen”). [B] schrijft op 20 oktober 2019 terug dat de deur voor hen beiden te klein is, dat hij de arbeidsovereenkomst per 30 november 2019 beëindigt, dat hij Damsté Advocaten zal vragen een en ander op papier te zetten met de overeengekomen transitievergoeding en dat hij de registratie als directeur bij de kamer van koophandel zal intrekken. Hierop vraagt [geïntimeerde] om er nog even over na te denken en meldt dat hij nog steeds graag bereid is hierover met [B] te praten. [B] antwoordt dat hij blijft bij zijn besluit en op 21 oktober 2019 ontvangt [geïntimeerde] een namens Othmar getekende vaststellingsovereenkomst, waarbij het einde van de arbeidsovereenkomst is bepaald op 1 december 2019. Bij e-mailbericht van 28 oktober 2019 wijst [geïntimeerde] dat voorstel af, bericht dat hij geen redelijk argument ziet om te komen tot beëindiging van het dienstverband en verklaart hij zich bereid om eventuele plooien recht te strijken, onder leiding van een mediator. Op diezelfde dag mailt [B] dat hij blijft bij zijn eerdere besluit (“
de geest is uit de fles”). In de nacht van 29 op 30 oktober 2019 heeft [geïntimeerde] bestanden en 4.200 e-mails van zijn werkomgeving bij Othmar gemaild naar zijn privé-e-mail. Op 31 oktober 2019 is [geïntimeerde] per e-mail, na een telefoongesprek, door de advocaat van Othmar op staande voet ontslagen. In de e-mail staat onder meer:
Gisteren (30 oktober 2019) heeft Othmar geconstateerd dat u in de nacht van 29 oktober
Ontslag op staande voet (terugbetaling salaris en contractuele vergoeding)
uw handelwijze” niet alleen slaat op het verwijderen van bestanden in de alinea daarvoor, maar ook op de in de eerste alinea expliciet genoemde handeling van het verwijderen van 4.200 e-mails. Wat betreft het op 20 oktober 2019 verzenden van bestanden naar de privé-email deelt het hof het bezwaar van Othmar niet. De mededeling in de e-mail van 31 oktober 2019 fixeert de ontslagreden. In de e-mail wordt geen melding gemaakt van deze gedraging (Othmar stelt dat zij daar pas later is achter gekomen) en de enkele omstandigheid dat in de latere correspondentie tussen de raadslieden dit verwijt alsnog wordt genoemd maakt niet dat dit bij de beoordeling van het ontslag op staande betrokken kan worden.
Neem een besluit [B] , we proberen er het wat van te maken of stop met me, overleg met de rest of neem alleen een besluit”, letterlijk genomen en in een opvolgende e-mail aan [geïntimeerde] bericht dat zij de arbeidsovereenkomst wilde beëindigen. Op dat besluit is Othmar, ondanks het feit dat [geïntimeerde] herhaald om heroverweging of op zijn minst een gesprek (met behulp van mediation) heeft verzocht, niet meer teruggekomen. Zij heeft nog tijdens de reis van [geïntimeerde] hem op 21 oktober 2019 een ondertekende vaststellingsovereenkomst gestuurd, waarin wordt uitgegaan van beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 december 2019. Ook de in de e-mail van [geïntimeerde] van 28 oktober 2018 uitgestoken hand met het verzoek om een gesprek heeft Othmar niet geaccepteerd.
Schadevergoeding op grond van tekortkoming [geïntimeerde]
Het is jammer dat dit zo gaat met het is wat het is.”, maar ook: “
Denk dat je de deur te vroeg dichtgooit, met persoonlijk overleg zouden we elkaar juist sterker maken.”. Hierin is geen voldoende duidelijke instemming te lezen en bovendien heeft [geïntimeerde] in de daarop volgende e-mails en binnen de hiervoor genoemde herroepingstermijn herhaald dat hij wilde praten en dat hij niet instemde met ontslag. Het verzoek tot toekenning van een schadevergoeding wordt daarom afgewezen.
Terugbetaling salaris februari 2020 en schadevergoeding op grond van ernstige verwijtbaarheid [geïntimeerde]
ernstigeverwijtbaarheid aan de zijde van [geïntimeerde] de kantonrechter bevoegd was de arbeidsovereenkomst tegen een eerdere datum te ontbinden dan de in onder a van dat artikel genoemde termijn. Het gaat om een bevoegdheid en geen gehoudenheid. Dat betekent dat als er al sprake zou zijn van ernstige verwijtbaarheid, daaruit nog niet volgt dat de ontbinding tegen een ander tijdstip zou hebben moeten plaatsvinden. Aan haar stelling dat sprake is van ernstige verwijtbaarheid legt Othmar hetzelfde feitencomplex ten grondslag als dat op grond waarvan zij [geïntimeerde] op staande voet heeft ontslagen. Zoals hiervoor is overwogen rechtvaardigen de verwijten aan het adres van [geïntimeerde] geen ontslag op staande voet. Het hof oordeelt, onder verwijzing naar het hiervoor overwogene, dat de verweten gedragingen ook niet ernstig verwijtbaar zijn. Ditzelfde geldt voor het (hiervoor ook besproken) verwijt dat [geïntimeerde] gehouden was om met beëindiging in te stemmen. Weliswaar is juist dat het oordeel dat geen sprake is van een dringende reden nog niet automatisch inhoudt dat er ook geen sprake is van ernstige verwijtbaarheid, maar in dit geval oordeelt het hof dat, gezien de hiervoor uitgebreid beschreven context waarin de verweten gedragingen hebben plaatsgevonden, deze gedragingen niet als ernstig verwijtbaar kunnen worden gekwalificeerd. Dit betekent dat ook de stelling dat vanwege ernstige verwijtbaarheid geen contractuele beëindigingsvergoeding verschuldigd is faalt. Bij haar bezwaren tegen de ontbindingsgrond (verwijtbaar handelen) heeft Othmar bij deze stand van zaken geen belang.
Contractuele beëindigingsvergoeding
19.5 Indien de rechter eventueel overgaat tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, kan de werknemer geen aanspraak maken op een vergoeding krachtens deze bepaling”.
Contractuele boete
Billijke vergoeding