Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling van het verzoek
De zitting van gisteren is mij niet in mijn koude kleren gaan zitten. Ik heb geëvalueerd welke stukken mij zijn voorgehouden en op welke manier. Dit heeft mij bevestigd in mijn gevoel dat ik had, namelijk dat het dossier mij gebrekkig, onjuist en selectief is voorgehouden. De vrees bestaat bij mij dat het hof het dossier niet zo goed kent en dat het niet onbevangen in de zaak staat."
Ook gisteren is mij weer het vuur aan de schenen gelegd. Dit is op zich niet verkeerd. Ik kan wel wat hebben. Graag zelfs. Maar ik heb sterk het gevoel dat de zender zendt, maar dat de ontvanger uitstaat. Het is niet persoonlijk, maar ik heb het gevoel dat de voorzitter en de oudste raadsheer niet onbevangen naar mijn zaak en naar het dossier kijken."
Ik wraak de voorzitter en de oudste raadsheer. Ik wil duidelijk maken dat ik onschuldig ben en dat met die blik naar het dossier moet worden gekeken"
Deverdachteverklaart gevraagd naar de wrakingsgronden dat hij het gevoel heeft dat de voorzitter en de oudste raadsheer niet onbevooroordeeld naar zijn zaak en het dossier kijken en dat zij het dossier niet goed kennen."
wisselende en ongeloofwaardige verklaringen" van verzoeker. Tegen die achtergrond bezien ligt voor de hand dat de geloofwaardigheid van de verklaringen van verzoeker in hoger beroep, pregnant en kritisch, zou worden onderzocht. Uit het proces-verbaal van de strafzitting (verder: het proces-verbaal) blijkt dat dit inderdaad en uitgebreid is gebeurd. Bovendien blijkt daaruit dat de voorzitter aan het begin van de zitting uitdrukkelijk erop heeft gewezen dat dit zou gaan gebeuren en dat er "
veel kritische vragen" bij het hof leefden. Daaraan is toegevoegd dat de vragen slechts bedoeld waren de waarheid te achterhalen en niet betekenden "
dat het hof zich reeds een oordeel heeft gevormd over de inhoud van het dossier".
U houdt mij voor dat er in de gesprekken naar voren komt dat een constructie in elkaar moet worden gezet waarin [naam 1] , de vrouw van [naam 2] , met terugwerkende kracht als manager in de kapsalon aan het werk gaat via [naam 3]."(proces-verbaal, p. 38)
U houdt mij voor (…) dat de politie van Almere die daar ter plekke onderzoek heeft gedaan relateert dat er genoeg licht van de brug scheen toen zij er waren" (proces-verbaal, p. 8)
U houdt mij voor dat u uit de verschillende relateringen van de agenten omtrent mijn geestestoestand op dat moment niet het beeld krijgt van iemand die in paniek is en die de controle kwijt is."
U, voorzitter, houdt mij voor dat het uw beeld is dat verdachte op dat moment weinig emoties toonde" (proces-verbaal, p. 14)
U houdt mij ook voor dat [naam 1] heeft verklaard dat hij deze facturen niet heeft gekregen." (proces-verbaal, p. 40)
U, oudste raadsheer, houdt mij voor dat de context helder is, maar dat [naam 1] heeft verklaard dat hij de facturen voor het eerst zag." (proces-verbaal, p. 43)
dit lijkt op een constructie die in elkaar wordt gezet". Dat klinkt bepaald minder stellig. De aanvankelijke stelligheid moet ook geplaatst worden tegen de achtergrond van de opmerking waarmee de voorzitter de zitting begon, te weten dat kritische vragen gesteld zouden gaan worden. Met de inleidende opmerking, deze latere nuancering daarvan en de openingsopmerking van de voorzitter werd aldus aan verzoeker de ruimte geboden in te gaan op de aan de orde gestelde constructie waarvan mogelijk sprake zou zijn. Die ruimte is vervolgens door verzoeker ook benut en die ruimte is hem gelaten. Het proces-verbaal heeft bijna twee pagina's (38 en 39) nodig om daarvan verslag te doen. Objectief bezien is de conclusie daarom niet gerechtvaardigd dat de voorzitter met zijn aanvankelijk stellige opmerking de schijn van gebrek aan onbevangenheid heeft gewekt.
eind 2013" is geëindigd in plaats van "
eind 2013, begin 2014" (proces-verbaal, p. 4),
de flessen Palm Rum" (proces-verbaal, p. 5),
iPhone 6" had in plaats van een "
iPhone 6 Plus" (proces-verbaal, p. 6),
dat ethanol ook door het lichaam kan worden geproduceerd" (proces-verbaal p. 5), waar het desbetreffende rapport meer mogelijke oorzaken noemt,
[naam 8] niet heeft verklaard dat [naam 6] een groot innemer van alcohol was" (proces-verbaal, p. 5), waar anderen dat wel verklaren,
dat de doodsoorzaak niet is te bepalen" en dat "
onder meer"heeft
te maken met het tijdsverloop" (proces-verbaal, p. 14), waar andere oorzaken ook nog zijn genoemd,
Als je € 250.000,- zou kunnen verdienen maar je moest vier jaar weg, zou je dat doen?" (proces-verbaal, p. 21),
Dat ik niet beter wist dan dat ik Suriname had verlaten en dat er een lichaam gevonden was" (proces-verbaal, p. 24),
mogelijk kwetsbaar" was (proces-verbaal, p. 3),
opmerkelijk" is (proces-verbaal, p. 6),
normaliter sprake is van stroming in de vaargeul" (proces-verbaal, p. 9),
erop getraind is om waarnemingen te doen" (proces-verbaal, p. 14),
logisch" is dat [naam 6] zelf levensverzekeringen lijkt te hebben afgesloten "
gezien het feit dat ik in de verzekeringswereld heb gewerkt" (proces-verbaal, p. 19),
zo lang is gewacht na het afsluiten van de verzekering om de begunstigde te veranderen" (proces-verbaal, p. 19),
dat [naam 9] een paar keer is verhoord en dat deze verhoren moeizaam verliepen" (proces-verbaal, p. 21),
dat er op papier heel veel kan worden geconstrueerd" (proces-verbaal, p. 39),
dat het erop lijkt dat in de stukken wordt gegoocheld met adressen" (proces-verbaal, p. 40),
alles klaar is", maar "
dat dit niet door [naam 10] is gedaan" (proces-verbaal, p. 42),
om de tuin" te hebben geleid door aan te kondigen "
van de hak op de tak" te zullen springen bij haar vragen, maar vervolgens aan feit 1 (moord) geen woord meer te besteden, terwijl verzoeker daarover nog het nodige wilde zeggen en de oudste raadsheer met haar inleiding had gesuggereerd ook nog over feit 1 verder te willen spreken. Wat verzoeker leest in het "
van de hak op de tak springen" kan daarin objectief bezien echter niet worden gelezen.
statistisch gezien niet vaak wordt aangenomen" dat sprake is van bevooroordeeldheid van het hof. Die opmerking had de voorzitter beter achterwege kunnen laten. Verzoeker heeft dat terecht naar voren gebracht. De opmerking wekt de suggestie dat een wrakingsverzoek van verzoeker (nagenoeg) kansloos zou zijn. Het kan best zijn dat bij de voorzitter niets dan goede bedoelingen hebben voorgezeten bij het maken van de opmerking (zoals het voorkomen van, ook voor verzoeker nadelige, vertraging van het strafproces), maar de wet is duidelijk: indien een verdachte tot wraking overgaat wordt de behandeling van de zaak opgeschort. Statistische slagingskansen van wrakingsverzoeken, wat daar verder van zij, spelen daarbij geen rol. De nu besproken opmerking van de voorzitter houdt echter niet in enig oordeel over schuld of onschuld van verzoeker en zegt ook niets over het door verzoeker gestelde gebrek aan onbevangenheid bij de voorzitter. Grond voor wraking is de opmerking dan ook niet.