Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde1],
[geïntimeerde2],
[geïntimeerden] c.s.,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
“de grindstrook (…) vrij te maken en vrij te houden voor zover de grindstrook zich bevindt buiten een denkbeeldige halve cirkel waarvan de diameter wordt gevormd door de gevel van het huis, en welke halve cirkel aan de zijde van [a-straat] begint op de hoek van het huis en aan de andere kant loopt tot het punt op de gevel waar het perceel van [appellant] grenst aan het perceel van [geïntimeerden] c.s.”. Geen van partijen kan zich vinden in deze oplossing. [appellant] vindt dat hij een te groot deel van zijn grindstrook vrij moet houden en [geïntimeerden] c.s. vinden dat [appellant] juist een groter deel van de grindstrook vrij moet houden. Beide partijen hebben dan ook hoger beroep ingesteld.
“vooruit inrijden, keren op eigen terrein en voorwaarts verlaten”het meest veilig is. De overige onderzochte mogelijkheden (via het bruggetje achteruit inrijden en voorwaarts verlaten, vooruit inrijden en achterwaarts verlaten linksom en rechtsom) zijn slecht of relatief slecht voor de verkeersveiligheid, omdat deze veel tijd kosten en het verkeer daardoor wordt gehinderd of doordat het zicht beperkt is. Hierbij speelt een grote rol dat de uitrit (grindstrook) uitkomt op de [a-straat] . De [a-straat] is gesloten voor motorvoertuigen met uitzondering van bestemmingsverkeer en is slechts 2,70 meter breed. Feitelijk is het een fietspad. [appellant] heeft de uitkomsten van het rapport van [B] weliswaar betwist en van die betwisting bewijs aangeboden, maar [appellant] heeft op geen enkele wijze onderbouwd of toegelicht waarom de uitkomsten van het rapport van [B] niet juist zijn. Bovendien leent een kort geding zich niet voor uitgebreide bewijslevering. Het hof weegt het rapport van [B] dan ook mee bij zijn oordeel. Gelet op de plaatselijke situatie in relatie tot de verkeersveiligheid zoals die uit het rapport van [B] blijkt is het hof van oordeel dat de verkeersveiligheid met zich brengt dat keren en of draaien van auto’s op de grindstrook mogelijk moet zijn. Met het door de voorzieningenrechter beschreven tracé van de noodweg wordt tegemoet gekomen aan de verkeersveiligheid, omdat keren op de grindstrook kan plaatsvinden. Ook wordt daarmee tegemoet gekomen aan het belang van [appellant] . Immers, [appellant] heeft aangevoerd dat hij hinder ondervindt van de koplampen die in zijn woonkamer schijnen. Doordat het draaien plaatsvindt op de grindstrook die toebehoort aan [geïntimeerden] c.s. heeft [appellant] geen last meer van naar binnen schijnende koplampen. Dat derden hun auto op de grindstrook zullen gaan parkeren als deze vrij is, zoals door [appellant] aangevoerd, is niet nader onderbouwd of toegelicht, zodat het hof hieraan voorbij gaat. Het is juist dat [appellant] met het door de voorzieningenrechter bepaalde tracé van de noodweg wordt beperkt in het gebruik en de inrichting van de hem in eigendom toebehorende grindstrook. Deze beperking wordt echter gerechtvaardigd door het belang van de verkeersveiligheid. De beperking laat verder onverlet dat [appellant] een belangrijk deel van de grindstrook kan inrichten zoals hij zelf wil met het oog op zijn privacy. Dat het door de voorzieningenrechter vastgestelde tracé om te waarborgen dat auto’s kunnen keren op de grindstrook van [geïntimeerden] c.s. niet uitvoerbaar zou zijn, is niet onderbouwd gesteld door [geïntimeerden] c.s. en ook hier geldt dat een kort geding procedure zich niet leent voor uitgebreide bewijslevering.
4.18 Het hof merkt bij het vorenstaande op dat [appellant] heeft meegedeeld dat hij een bodemprocedure zal beginnen om een definitieve noodweg vast te laten stellen. In een dergelijke procedure zullen de verschillende aspecten die van belang zijn voor de vaststelling van (de omvang van) de noodweg nader uitgediept kunnen worden. Als gezegd volstaat het door de voorzieningenrechter vastgestelde tracé echter als voorlopige voorziening en doet die vooralsnog voldoende recht aan de bij de vaststelling betrokken (tegenstrijdige) belangen.