Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
De man draagt met ingang van 1 januari 2009 bij in het levensonderhoud van de vrouw met een bedrag van € 2.594,33 bruto, welk bedrag bij vooruitbetaling maandelijks aan haar zal worden voldaan. Voornoemde bijdrage zal worden gekort, naarmate de vrouw maandelijks meer verdient dan € 1.250,- bruto. Daarbij heeft te gelden dat dit bruto bedrag is gebaseerd op de aanname dat dit voor de vrouw, vanwege haar hoge heffingskortingen, een netto bedrag zal zijn van € 1.000,-. Zodra het bruto inkomen van de vrouw niet overeenkomt met het netto inkomen, betreft het te verdienen bedrag een netto bedrag per maand. Vakantiegeld en andere gebruikelijke emolumenten worden niet in de berekening van het te korten bedrag meegenomen, enz."
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
redelijkerwijs verwacht mag worden om tot financiële zelfstandigheid te geraken, diens
leeftijd, gezondheid, arbeidsverleden en achtergrond in aanmerking genomen;
uitkering tot levensonderhoud nog verband houdt met het huwelijk;
de kinderen mede in aanmerking genomen, om zich een bestaan op te bouwen dat
onafhankelijkheid van de gewezen echtgenoot zou verschaffen.
Afgesproken is dat de vrouw de woning in volledig economisch eigendom heeft, zodat de kosten en de lasten hiervan voor haar rekening komen, alsmede het volledige risico van waardeverandering, zonder nadere verrekening met de man. Het juridisch eigendom blijft bij de man, met dien verstande dat de man zijn onvoorwaardelijke medewerking verleent indien de vrouw de woning wenst te vervreemden, of zelf het juridische eigendom wenst".