In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de waardevaststelling van een woning aan de [a-straat] 76 te [A] en de daarbij opgelegde aanslag afvalstoffenheffing. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 200.000 per 1 januari 2016, en de aanslag afvalstoffenheffing was opgelegd voor een meerpersoonshuishouden. Belanghebbende was het niet eens met deze vaststelling en had bezwaar aangetekend, wat door de heffingsambtenaar werd afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 14 januari 2020 heeft het Hof de feiten en omstandigheden rondom de onroerende zaak en de aanslagen beoordeeld. Het Hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak niet te hoog had vastgesteld, ondanks dat de vergelijkingsobjecten niet ideaal waren. Het Hof concludeerde dat de WOZ-waarde van € 200.000 aannemelijk was, mede op basis van de koopsom die belanghebbende had betaald voor de onroerende zaak. Het Hof oordeelde dat de aanslag afvalstoffenheffing terecht was opgelegd op basis van het tarief voor een meerpersoonshuishouden, gezien het aantal ingeschreven personen op het adres.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.