Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan
de gemeente Veenendaal(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 23 november 2018. De zaak betreft de waardevaststelling van de onroerende zaak gelegen aan [a-straat] 39 te [Z] voor het jaar 2017, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Veenendaal op € 302.000. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en de daaropvolgende aanslag onroerendezaakbelasting, maar de heffingsambtenaar heeft deze handhaafd. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld.
Tijdens de zitting op 14 januari 2020 heeft het Hof de argumenten van belanghebbende gehoord, waaronder het ontbreken van een proces-verbaal van een eerdere zitting en de handelwijze van de taxateur van de gemeente. Het Hof oordeelt dat het ontbreken van het proces-verbaal geen gevolgen heeft voor de uitkomst van het hoger beroep, aangezien partijen een volledige herkansing krijgen. Het Hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak aannemelijk heeft gemaakt, ondanks dat de methode van waardebepaling niet volledig in overeenstemming is met de Wet WOZ. Het Hof concludeert dat de WOZ-waarde van de onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de heffingsambtenaar om feiten aannemelijk te maken en de waarde van onroerende zaken te bepalen op basis van de economische waarde. Het Hof heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak in cassatie te gaan bij de Hoge Raad der Nederlanden.