Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.de naamloze vennootschap
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord met producties;
- de akte van [appellante] ;
- de akte van Achmea en de gemeente.
2.De beoordeling van het hoger beroep
Samenvatting en beslissing
a. de aard van de weg;
b. de functie van de weg;
c. de fysieke toestand van de weg ten tijde van de verwezenlijking van het gevaar;
d. het te verwachten gebruik door derden van de weg;
e. de grootte van de kans op verwezenlijking van het aan de weg verbonden gevaar;
f. de mogelijkheid en bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen,
g. de aan het overheidslichaam toekomende beleidsvrijheid en ter beschikking staande financiële middelen.
“Aan de vervorming van de tegels van het trottoir, het fietspad en de verzakking van opsluitband is te zien dat er in eerste instantie een verzakking met gebroken tegels is veroorzaakt door een zwaar voertuig, daarna heeft het weer zijn invloed gehad. Er zijn aanzienlijke vervormingen, verzakkingen met schaden aan het wegdek over een groter oppervlak maar in het bijzonder ter plaatse van het ongeval”. Die bevinding heeft de gemeente niet betwist. De gemeente heeft wel aangevoerd dat de groef opgevuld was met steentjes en aarde. In de close-ups van de voeg zijn inderdaad steentjes en aarde in de groef te zien, maar niet dat de groef en het hoogteverschil daarmee volledig zijn opgevuld, laat staan met de stevigheid die je van een stoeptegel mag verwachten.
“Over de val kan ik het volgende vertellen. De bocht waar ik ben gevallen ken ik goed. Ik kwam aanfietsen met een snelheid van ongeveer 16/17 km/u. Ik bleef in iets haperen/steken en raakte toen uit balans. De groef maakte mij instabiel, daarna kwam de stoeprand en ben ik gevallen, schuin op de stoep. Het spoor stond nog in het zand. Ik had de groef niet eerder gezien.”. Een getuige heeft haar aangetroffen vlak naast de groef nadat zij was gevallen. Van de getuige heeft zij een verklaring in het geding gebracht [3] . Tijdens de comparitie in eerste aanleg heeft zij verklaard dat een gemiddelde fietsband 32 mm breed is, maar dat de banden van een e-bike hoger zijn en daarom ongeveer 3 mm smaller aan de onderkant. In hoger beroep heeft zij betoogd dat haar banden waarschijnlijk 27/28 mm breed waren ten tijde van het ongeval. Zij reed op een Koga e-bike en had haar snelheid voor de bocht verminderd tot 16/17 km/u.
30 mei 2016. Dat klopt. In de schadestaatprocedure zal hierover verder gedebatteerd moeten worden. Het hof zal nu wettelijke rente toewijzen vanaf de opeisbaarheid van de verschillende schadeposten. Ook over de buitengerechtelijke kosten zal in de schadestaatprocedure moeten worden beslist. [appellante] heeft tot slot een voorschot van
€ 5.000 gevraagd op de schadevergoeding. De gemeente heeft die vordering niet betwist en het hof zal dat bedrag toewijzen.