Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De procedure bij de rechtbank
2.De procedure in hoger beroep
21 september 2020 heeft een hybride mondelinge behandeling plaatsgevonden waarbij één van de leden van het hof via een beeldverbinding aanwezig was. De overige leden van het hof waren fysiek aanwezig. [appellant] is daarbij in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Van Rossen, advocaat te Amsterdam. Namens [geïntimeerde] is mr. Van der Grinten verschenen, advocaat te Amsterdam. De curator is in persoon verschenen.
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
6 lid 3 Faillissementswet (hierna: Fw) wordt de faillietverklaring uitgesproken als summierlijk blijkt van het bestaan van feiten of omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen en, als een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van de schuldeiser. Van de vereiste "feiten of omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen" blijkt, volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad, in het algemeen als sprake is van het bestaan van schulden aan meer dan één schuldeiser (pluraliteit van schuldeisers) terwijl ten minste één vordering opeisbaar is. Het bestaan van meer schulden is daarbij een noodzakelijke, maar niet een voldoende voorwaarde voor het aannemen van de in artikel 1 lid 1 Fw bedoelde toestand. Ook als aan het pluraliteitsvereiste is voldaan, moet steeds worden onderzocht of de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen.
4.De beslissing
28 september 2020.