ECLI:NL:GHARL:2020:7743

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 september 2020
Publicatiedatum
28 september 2020
Zaaknummer
200.188.564/01 en 200.188.566/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toedeling van kunstobjecten en voormalige echtelijke woning in het kader van echtscheiding

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zijn twee hoger beroepen aan de orde, beide gerelateerd aan de toedeling van een kunstcollectie en de voormalige echtelijke woning in het kader van een echtscheiding. De verzoeker in hoger beroep, vertegenwoordigd door mr. S.L. Geeraths, is de man, terwijl de verweerster, de vrouw, wordt vertegenwoordigd door mr. M.B. Beerentsen. Het hof heeft op 5 november 2019 een tussenbeschikking gegeven waarin partijen de gelegenheid kregen om aan te geven hoe zij de kunstobjecten verdeeld wilden hebben. De vrouw stelde voor dat de gehele kunstcollectie aan de man zou worden toegedeeld, terwijl de man zich refereerde aan het oordeel van het hof.

Het hof heeft uiteindelijk besloten om de kunstobjecten toe te delen aan beide partijen, waarbij de vrouw objecten ter waarde van € 70.165,- en de man objecten ter waarde van € 70.220,- toegewezen kreeg. De man moet de vrouw € 27,50 betalen wegens overbedeling. Daarnaast is de voormalige echtelijke woning aan de vrouw toegewezen, onder de voorwaarde dat zij de man binnen vijf maanden ontslaat uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening. Indien dit niet gebeurt, zal de woning verkocht worden en de netto-opbrengst verdeeld worden.

De kosten van het deskundigenonderzoek zijn vastgesteld op € 6.174,63, welke kosten bij helfte door beide partijen gedragen zullen worden. De proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep worden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt. De beschikking van de rechtbank Overijssel is voor een deel vernietigd en in zoverre opnieuw beslist.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.188.564/01 en 200.188.566/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 147658)
beschikking van 24 september 2020
inzake
Ten aanzien van de zaak met nummer 200.188.564/01
Stichting [A] ,
gevestigd te [B] ,
in hoedanigheid van (beschermings)bewindvoerder van
[de man],
wonende te [C] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. S.L. Geeraths te Haaksbergen (voorheen mr. L.E. Toet te Utrecht),
en
[de vrouw],
wonende te [C] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.B. Beerentsen te Zwolle.
Ten aanzien van de zaak met nummer 200.188.566/01
[de vrouw],
wonende te [C] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.B. Beerentsen te Zwolle,
en
Stichting [A] ,
gevestigd te [B] ,
in hoedanigheid van (beschermings)bewindvoerder van
[de man],
wonende te [C] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. S.L. Geeraths te Haaksbergen.

1.Het verdere geding in hoger beroep

Ten aanzien van beide zaken
1.1
Het hof heeft op 5 november 2019 een tussenbeschikking gegeven.
1.2
Na de tussenbeschikking van 5 november 2019 heeft het hof kennisgenomen van de volgende stukken:
- ( rechtstreeks en zonder tussenkomst van de advocaat) een brief van de man van
17 november 2019, welke brief het hof aan de advocaat van de man heeft toegezonden met het verzoek om de brief, desgewenst, volgens de regels (via de advocaat) in te dienen;
- een journaalbericht van 3 december 2019 van mr. Beerentsen met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Geeraths van 10 april 2020 waarin hij zich stelt als advocaat van de Stichting [A] in haar hoedanigheid van bewindvoerder van de man met bijgevoegd een beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van
19 maart 2020 waaruit blijkt dat de Stichting [A] is benoemd als bewindvoerder van de man;
- een journaalbericht van mr. Geeraths van 24 april 2020 met productie(s) en
- een journaalbericht van mr. Beerentsen van 7 mei 2020 met productie(s).
1.3
Bij journaalbericht van 18 mei 2020 heeft mr. Geeraths een nadere reactie ingediend, waartegen mr. Beerentsen bij journaalbericht van 19 mei 2020 bezwaar heeft gemaakt. Het hof zal het journaalbericht van 18 mei 2020 van mr. Geeraths niet bij de beoordeling betrekken, nu het hof geen gelegenheid heeft gegeven voor indiening daarvan en het hof dit in dit stadium van de procedure in strijd met de goede procesorde acht.

2.De motivering van de beslissing

Ten aanzien van beide zaken
De kunstcollectie
2.1
Bij de tussenbeschikking van het hof van 5 november 2019 zijn partijen in de gelegenheid gesteld om aan te geven in welke volgorde zij - ieder voor zich - de kunstobjecten toegedeeld wensen te krijgen.
2.2
De vrouw heeft daarop aangegeven dat deze wijze van toedeling niet haalbaar en niet werkbaar is. Zij is van mening dat de kunstcollectie volledig aan de man dient te worden toegedeeld, naar het hof begrijpt onder verrekening van de waarde. Van de zijde van de man is aangegeven zich te refereren aan het oordeel van het hof, nu de bewindvoerder van mening is dat de man belang heeft bij liquide middelen en de man dat zelf anders ziet.
2.3
Nu beide partijen niet hebben aangegeven in welke volgorde zij de kunstobjecten toegedeeld wensen te krijgen, verbindt het hof daaraan - zoals is overwogen in de beschikking van 5 november 2019 - de gevolgtrekking die het geraden acht. Het hof acht het in dit geval geraden om de objecten van de kunstcollectie aan partijen toe te delen op de wijze als hierna vermeld. In hetgeen de vrouw heeft aangevoerd ziet het hof geen aanleiding de kunstcollectie onder verrekening van de waarde volledig aan de man toe te delen.
2.4
Aan de vrouw worden toegedeeld de objecten van de kunstcollectie van partijen vermeld op de hierna genoemde bladzijden van het taxatierapport van 4 april 2018, aangevuld op 6 februari 2019, met de daarbij vermelde waarde:
- bladzijde 1. € 14.980,-
- bladzijde 3. € 6.120,-
- bladzijde 7. € 28.400,-
- bladzijde 9. € 1.900,-
- bladzijde 11. € 870,-
- bladzijde 13. € 870,-
- bladzijde 15. € 1.340,-
- bladzijde 17. € 1.435,-
- bladzijde 19. € 1.290,-
- bladzijde 21. € 1.965,-
- bladzijde 23. € 2.170,-
- bladzijde 25. € 1.770,-
- bladzijde 26. € 2.060,-
- bladzijde 27. € 2.360,-
- post 7 (een geit) tot en met 16 (schakelarmbandje) op bladzijde 29: in totaal € 2.635,-.
De totale waarde van de objecten van de kunstcollectie die aan de vrouw worden toegedeeld bedraagt aldus € 70.165,-.
2.5
Aan de man worden toegedeeld de objecten van de kunstcollectie van partijen vermeld op de hierna genoemde bladzijden van het taxatierapport van 4 april 2018, aangevuld op
6 februari 2019, met de daarbij vermelde waarde/(pm):
- bladzijde 2. € 8.950,-
- bladzijde 4. € 17.900,-
- bladzijde 5. € 11.480,-
- bladzijde 6. € 9.100,-
- bladzijde 8. € 3.480,-
- bladzijde 10. € 1.030,-
- bladzijde 12. € 1.530,-
- bladzijde 14. € 2.680,-
- bladzijde 16. € 1.145,-
- bladzijde 18. € 2.250,-
- bladzijde 20. € 1.900,-
- bladzijde 22. € 4.250,-
- bladzijde 24. € 1.435,-
- bladzijde 28. € 360,-
- post 1 (een lopende leeuw) tot en met 6 (een houten kikker) op bladzijde 29: in totaal
€ 2.730,-.
De totale waarde van de objecten van de kunstcollectie die aan de man worden toegedeeld bedraagt aldus € 70.220,-.
2.6
Door deze wijze van toedeling wordt de man overbedeeld. Het hof zal bepalen dat de man de helft van het verschil tussen beide toedelingen (0,5 x € 55,- = € 27,50) dient te voldoen aan de vrouw uit hoofde van overbedeling.
De voormalige echtelijke woning
2.7
Bij de tussenbeschikking van het hof van 5 november 2019 is de vrouw in de gelegenheid gesteld aan te tonen dat zij, ingeval van toedeling van de voormalige echtelijke woning aan haar, daartoe over de financiële middelen beschikt dan wel een financiering kan verkrijgen. Om redenen van doelmatigheid heeft het hof de man daartoe eveneens in de gelegenheid gesteld.
2.8
Namens de vrouw is te kennen gegeven dat zij de voormalige echtelijke woning toegedeeld wenst te krijgen en dat zij in staat is de man te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. De vrouw dient voor het geval van toedeling van de woning aan haar en de kunstcollectie aan de man een bedrag van € 154.807,50 aan de man te voldoen, waarvoor zij een financiering kan verkrijgen, aldus de vrouw. Namens de man is aangegeven dat de man financieel niet in staat is de voormalige echtelijke woning over te nemen.
2.9
Het hof constateert dat de vrouw enkel heeft aangegeven dat zij financieel in staat is de woning over te nemen ingeval de kunstcollectie volledig aan de man wordt toegedeeld, ter onderbouwing waarvan zij een verklaring van haar hypotheekadviseur heeft overgelegd. Nu onduidelijk is of zij in staat is de woning over te nemen bij toedeling van de helft van objecten van de kunstcollectie aan elke partij, zal het hof de woning aan de vrouw toedelen onder de voorwaarde dat de bank de man binnen een termijn van vijf maanden na heden ontslaat uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op de woning rustende hypothecaire geldlening(en) en waarbij de vrouw de man binnen die termijn zijn deel van de overwaarde betaalt. Zoals in de beschikking van 20 juni 2017 is overwogen gaat het hof daarbij uit van een waarde van de woning van € 450.000,-. Voor het geval de vrouw niet binnen de gestelde termijn aan de hiervoor genoemde voorwaarde voldoet, zal het hof bepalen dat de woning dient te worden verkocht. Voor dat geval is het hof van oordeel dat partijen ieder voor zich binnen drie weken nadat die situatie zich voordoet een makelaar dienen aan te wijzen, waarna die beide makelaars gezamenlijk een derde makelaar aanwijzen die de verkoop van de woning op zich zal nemen. In het geval dat een der partijen niet tijdig een makelaar aanwijst, zal de makelaar van de wederpartij de verkoop van de woning op zich nemen.
De netto-opbrengst na verkoop dient bij helfte te worden verdeeld.
De kosten van het taxatierapport
2.1
De vrouw heeft een bedrag van (€ 3.057,- + € 30,31) € 3.087,31 voldaan als voorschot voor de kosten van het deskundigenonderzoek. De kosten van dat onderzoek bedragen blijkens de begrotingsbeschikkingen van 6 november 2018 en 15 september 2020 in totaal (€ 5.993,13 - + € 181,50 = ) € 6.174,63. Het hof stelt de kosten definitief op dit bedrag vast en zal bepalen dat de kosten bij helfte ten laste van de vrouw en de man zullen komen.
Proceskosten
2.11
Het hof zal de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure de afwikkeling van hun ontbonden huwelijk betreft. Het hof ziet - anders dan de man heeft verzocht - geen aanleiding om af te wijken van dit uitgangspunt.

3.De slotsom

Bij tussenbeschikking van 20 juni 2017 heeft het hof ten aanzien van de overige geschilpunten reeds een beslissing in de overwegingen gegeven. Het hof verwijst kortheidshalve naar deze beschikking. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en in de tussenbeschikking van 20 juni 2017, zal het hof de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 30 december 2015 vernietigen voor zover het de kunstcollectie, de voormalige echtelijke woning, de keuzeplushypotheek, de inboedel en de gezinsauto betreft en in zoverre opnieuw beslissen als hierna vermeld. Het hof zal daarnaast beslissen over de kosten van het deskundigenonderzoek als hierna vermeld, de proceskosten compenseren en zal het meer of anders verzochte afwijzen.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
Ten aanzien van beide zaken
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van
30 december 2015, voor zover het betreft de kunstcollectie, de voormalige echtelijke woning, de keuzeplushypotheek, de inboedel en de gezinsauto;
en in zoverre opnieuw beslissende:
kunstcollectie
deelt aan de vrouw toe: de objecten van de kunstcollectie van partijen zoals vermeld in rechtsoverweging 2.4;
deelt aan de man toe: de objecten van de kunstcollectie van partijen zoals vermeld in rechtsoverweging 2.5;
bepaalt dat de man ter zake van de kunstcollectie € 27,50 aan de vrouw dient te voldoen wegens overbedeling;
voormalige echtelijke woning
deelt de woning aan de [a-straat] 51 te [C] aan de vrouw toe tegen een waarde van € 450.000,- en bepaalt dat de hypothecaire geldlening(en) - voor zover aanwezig - voor rekening van de vrouw worden gebracht, één en ander onder de voorwaarde dat de vrouw binnen vijf maanden na heden, een bewijsstuk aan de advocaat van de man overhandigt waaruit blijkt dat de man jegens de bank is ontslagen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid van mogelijke hypothecaire schulden en waarbij de vrouw de man zijn deel van de overwaarde betaalt;
bepaalt dat in geval de vrouw niet in staat is binnen voornoemde termijn van vijf maanden na heden de woning en de bijbehorende hypothecaire geldlening(en) over te nemen en daarbij de man te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid inzake deze lening(en) en de man zijn deel van de overwaarde te betalen, de woning wordt verkocht op de in rechtsoverweging 2.9 van deze beschikking weergegeven wijze en dat de netto-opbrengst na verkoop bij helfte tussen de partijen wordt verdeeld;
keuzeplushypotheek
bepaalt dat partijen de keuzeplushypotheek (laten) opheffen;
inboedel
deelt aan ieder der partijen zonder vergoeding wegens over- dan wel onderbedeling toe de inboedelzaken waarover zij ieder reeds beschikken, met dien verstande dat de vrouw op initiatief van de man een aantal goederen die zich in de voormalige echtelijke woning bevinden, zoals kampeerspullen, het tafelvoetbalspel, diverse schildersezels en mogelijk cd's, aan een derde afgeeft, die deze goederen vervolgens aan de man overhandigt;
gezinsauto
bepaalt dat de vrouw ter zake van de gezinsauto € 2.750,- aan de man dient te voldoen wegens overbedeling;
kosten deskundigenonderzoek
stelt de kosten van het deskundigenonderzoek vast op € 6.174,63 (inclusief btw);
veroordeelt de vrouw tot betaling van een bedrag van € 3.087,31, inclusief btw, voor de kosten van het deskundigenbericht, welk bedrag door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verrekend met het door haar reeds betaalde voorschot ten bedrage van in totaal € 3.087,31, inclusief btw, zodat de vrouw per saldo niets meer verschuldigd is;
veroordeelt de man in de helft van de kosten van het deskundigenbericht en beveelt de man om te voldoen aan de griffier van het gerechtshof – na ontvangst van een nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak – het resterende bedrag van € 3.087,32, inclusief btw voor het voorlopig ten laste van ‘s Rijks kas gebrachte gedeelte van die kosten;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van
30 december 2015 voor het overige;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.D.S.L. Bosch, mr. G.M. van der Meer en
mr. M.P. den Hollander en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van
24 september 2020 in bijzijn van de griffier.