ECLI:NL:GHARL:2020:7675

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 september 2020
Publicatiedatum
24 september 2020
Zaaknummer
21-000647-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens woninginbraken en bedreiging met gevangenisstraf en schadevergoeding aan benadeelde partijen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor twee woninginbraken en bedreiging, met een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest. De zaak betreft twee incidenten: de eerste vond plaats op 24 augustus 2019, waarbij de verdachte een sieradenkistje en sieraden heeft weggenomen uit een woning in [plaats]. De tweede inbraak vond plaats tussen 30 en 31 januari 2019, waarbij de verdachte meerdere kostbare horloges en sieraden heeft gestolen uit een andere woning. Tijdens de eerste inbraak waren de bewoners, waaronder [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3], thuis, wat leidde tot angst en onveiligheid. Daarnaast heeft de verdachte [slachtoffer 2] bedreigd via WhatsApp, wat ook psychische schade heeft veroorzaakt. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij [benadeelde partij 1] € 19.450,- en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] elk € 500,- aan schadevergoeding ontvangen. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor een deel van de tenlastelegging en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover het aan het oordeel van het hof onderworpen was. De strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000647-20
Uitspraak d.d.: 22 september 2020
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem- Leeuwarden , zittingsplaats Leeuwarden ,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 23 januari 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18‑730172‑19 en 18-730219-19, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
ingeschreven te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 september 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 18‑730172‑19 onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 18-730219-19 onder 1 tenlastegelegde en tot oplegging aan verdachte van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 19.450,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en dat de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] hoofdelijk zullen worden toegewezen tot elk een bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. R.S.E. Bruinen, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 18-730219-19 onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730219-19 onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde, kan de verdachte daarin niet worden ontvangen. Het hof zal de verdachte in zoverre niet‑ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte bij voornoemd vonnis - voor zover thans nog aan de orde - ter zake van het in de zaak met parketnummer 18‑730172‑19 onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 18-730219-19 onder 1 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toegewezen tot een bedrag van € 19.450,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] hoofdelijk toegewezen tot elk een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verder heeft de rechtbank de inbeslaggenomen schroevendraaier verbeurd verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover thans nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 18-730172-19:
1. primair
hij op of omstreeks 24 augustus 2019 te [plaats] , (althans) in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een sieradenkistje en/of sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen in/uit een woning ( [adres] , aldaar) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 24 augustus 2019 te [plaats] , (althans) in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde partij 2] , weg te nemen in/uit de woning (perceel [adres] , aldaar) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, zich - in vereniging met zijn mededader - via een raam de toegang tot die woning heeft verschaft en/of (vervolgens) in die woning sieraden van die [benadeelde partij 2] bij zich heeft genomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primair
hij in of omstreeks het tijdvak gevormd door 30 en 31 januari 2019 te [plaats] , (althans) in de gemeente [gemeente] , (onder meer) zeven horloges (merken Rolex Seadweller Red, Oris, Tag Heuer, Maurice Lacroix en/of Officina A) en/of drie Buddha to Buddha armbanden en/of vijf zilveren armbanden en/of een zilveren bedelarmband met twee kinderkopjes en/of een armband van bloedkoraal en/of twee Buddha to Buddha ringen en/of een witgouden ring met diamant en/of twee gouden ringen en/of een ring rvs-kleur met steentje en inscriptie en/of een gouden ring met steentje en/of sieradendoosjes met melktandjes en/of een kussensloop en/of een klein damestasje, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander of anderen toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 1] en [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen in/uit een woning (perceel [adres] , aldaar) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 30 januari 2019 tot en met 2 februari 2019 te [plaats] , (althans) in de gemeente [gemeente] , en/of te [gemeente] , (althans) in de gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, een goed, te weten een Tag Heuer horloge, heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Zaak met parketnummer 18-730219-19:
1. primair
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 5 maart 2019 te [plaats] , (althans) in de gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door haar een WhatsApp bericht te sturen inhoudende - onder meer - (kort weergegeven) "Ik maak je af morgen" en/of "Fuck je hoeren vader, ik maak hem en jou af" en/of "Ik maak je af" en/of door de vader van die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen - zakelijk weergegeven -: "Binnenkort kun je je dochter wel begraven", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 18‑730172-19 onder 1 primair tenlastegelegde medeplegen
Het hof is - in lijn met het betoog van de advocaat-generaal en de raadsvrouw van verdachte - van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte de in de zaak met parketnummer 18‑730172-19 onder 1 primair tenlastegelegde diefstal door middel van inklimming tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft gepleegd. De bijdrage van medeverdachte [medeverdachte] is naar het oordeel van het hof van onvoldoende gewicht om te kunnen spreken van medeplegen. Het hof zal verdachte om die reden van dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-730172-19 onder 1 primair en 2 primair en in de zaak met parketnummer 18-730219-19 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 18-730172-19:
1.primair
hij op 24 augustus 2019 te [plaats] een sieradenkistje en sieraden, die aan een ander dan aan verdachte toebehoorden, te weten aan [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen in/uit een woning aan de [adres] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
2.primair
hij in het tijdvak gevormd door 30 en 31 januari 2019 te [plaats] , (onder meer) zeven horloges (merken Rolex Seadweller Red, Oris, Tag Heuer, Maurice Lacroix en Officina A) en drie armbanden en vijf zilveren armbanden en een zilveren bedelarmband met twee kinderkopjes en een armband van bloedkoraal en twee Buddha to Buddha ringen en een witgouden ring met diamant en twee gouden ringen en een ring rvs-kleur met steentje en inscriptie en een gouden ring met steentje en sieradendoosjes met melktandjes en een kussensloop en een klein damestasje, die aan anderen toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 1] en [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen uit een woning, perceel [adres] , met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Zaak met parketnummer 18-730219-19 (gevoegd):
1.
hij in de periode van 1 januari 2019 tot en met 5 maart 2019 te [plaats] , in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door haar een WhatsApp bericht te sturen inhoudende - onder meer - kort weergegeven "Ik maak je af morgen" en "Fuck je hoeren vader, ik maak hem en jou af" en "Ik maak je af" en door de vader van die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen - zakelijk weergegeven -: "Binnenkort kun je je dochter wel begraven".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-730172-19 onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Het in de zaak met parketnummer 18-730172-19 onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 18-730219-19 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee woninginbraken. Verdachte heeft tussen 30 en 31 januari 2019 ingebroken in een woning in [plaats] , waar hij meerdere zeer kostbare horloges en sieraden heeft buitgemaakt. Op 24 augustus 2019 is hij door middel van inklimming een woning in [plaats] binnengegaan en heeft daar een sieradenkistje en sieraden weggenomen. De op leeftijd zijnde bewoners, [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] , waren op dat moment thuis. De politie trof, na te zijn gealarmeerd door oplettende buurtbewoners, verdachte aan in het toilet van de woning. Uit de toelichting bij de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] blijkt dat zij erg angstig is geworden door de woninginbraak. Door zijn handelen heeft verdachte niet alleen blijk gegeven van een gebrek aan respect voor andermans eigendommen, maar heeft hij in het geheel geen rekening gehouden met de negatieve gevolgen van zijn handelen voor een ander. Hij heeft blijkbaar alleen gedacht aan zijn eigen gewin.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 augustus 2020 blijkt dat verdachte eerder, meerdere malen, onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Het hof houdt hiermee in strafverzwarende zin rekening.
Verdachte heeft zich daarnaast ook schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht door zijn ex-vriendin via WhatsApp en via haar vader met de dood te bedreigen. Verdachte heeft daarmee aangeefster angst berokkend en inbreuk gemaakt op haar psychische integriteit.
Gelet op de ernst van de feiten, de aanwezigheid van kwetsbare slachtoffers in de woning ten tijde van de woninginbraak in [plaats] , de zeer waardevolle buit bij de woninginbraak in [plaats] en de recidive, acht het hof de oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf, te weten voor de duur van 18 maanden, passend en geboden. Deze straf is conform de eis van de advocaat-generaal. Hetgeen door de raadsvrouw van verdachte omtrent de strafmaat is aangevoerd, brengt het hof niet tot een ander oordeel ten aanzien van de hoogte van de gevangenisstraf.

Afwijzing verzoek tot opheffing voorlopige hechtenis

Het hof zal, gelet op het voorgaande, het verzoek van de raadsvrouw tot opheffing van de voorlopige hechtenis afwijzen.

In beslag genomen goederen

Het in de zaak met parketnummer 18-730172-19 onder 2 primair tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van het hierna te noemen inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp. Het behoort de verdachte toe. Het zal daarom worden verbeurd verklaard.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep volledig toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-730172-19 onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Hoewel de immateriële schade niet nader is onderbouwd, brengen de aard en ernst van de normschending mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Hierbij speelt een belangrijke rol dat het om een ouder en daarmee kwetsbaar slachtoffer gaat, dat ten tijde van de woninginbraak in de woning aanwezig was. Het hof schat de immateriële schade op een bedrag van € 500,-. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep volledig toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-730172-19 onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Hoewel de immateriële schade niet nader is onderbouwd, brengen de aard en ernst van de normschending mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Hierbij speelt een belangrijke rol dat het om een ouder en daarmee kwetsbaar slachtoffer gaat, dat ten tijde van de woninginbraak in de woning aanwezig was. Het hof schat de immateriële schade op een bedrag van € 500,-. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 19.450,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep volledig toegewezen.
Het hof is van oordeel dat de gestelde materiële schade ad € 19.450,- voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het in de zaak met parketnummer 18‑730172‑19 onder 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte dat deze aan hem als gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Het hof acht de vordering, die niet door de raadsvrouw van verdachte is weersproken, inclusief de gevorderde wettelijke rente, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36f, 57, 63, 285 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730219-19 onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-730172-19 onder 1 primair en 2 primair en in de zaak met parketnummer 18-730219-19 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-730172-19 onder 1 primair en 2 primair en in de zaak met parketnummer 18-730219-19 onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
schroevendraaier.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730172-19 onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730172-19 onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 24 augustus 2019.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730172-19 onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schadevermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730172-19 onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 24 augustus 2019.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730172-19 onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 19.450,00 (negentienduizend vierhonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730172-19 onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 19.450,00 (negentienduizend vierhonderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 132 (honderdtweeëndertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 30 januari 2019.
Wijst af het verzoek tot opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. M. Aksu en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Nicolai, griffier,
en op 22 september 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. E. Pennink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.