ECLI:NL:RBAMS:2021:7747

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
4 januari 2022
Zaaknummer
13-155939-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf van 12 maanden wegens woninginbraken, auto-inbraken en lokaalvredebreuk

In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 23 september 2021 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere woninginbraken, auto-inbraken en lokaalvredebreuk. De verdachte, geboren in 1993 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd gedetineerd aangetroffen. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 9 september 2021, waar de officier van justitie, mr. I. Barendregt, de vordering heeft ingediend. De tenlastelegging omvatte diefstal door middel van braak uit woningen en auto’s, evenals wederrechtelijke binnendringing in een boot. De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie gevolgd en de alternatieve scenario's van de verdediging verworpen. De rechtbank oordeelde dat de diefstal uit de woning en de diefstallen uit de auto’s wettig en overtuigend bewezen waren. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de rechtbank schadevergoeding heeft vastgesteld voor de geleden materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen [persoon 2], [persoon 3] en [persoon 1] toegewezen, met inachtneming van de afschrijving van de goederen en de onderbouwing van de vorderingen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-155939-21 (Promis)
Datum uitspraak: 23 september 2021
Vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. I. Barendregt, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J. Kleiman, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
Diefstal van meerdere goederen door middel van braak of verbreking uit meerdere woningen, te weten [adres 1] en/of [adres 2] in de periode van 7 april 2020 tot en met 21 april 2020 te Amsterdam;
Diefstal van meerdere goederen door middel van braak of verbreking uit meerdere auto’s in de periode van 22 juli 2018 tot en met 25 augustus 2018 te Amsterdam;
Wederrechtelijke binnendringing van een boot, in gebruik bij [persoon 1] , gelegen in [gracht] op of omstreeks 12 februari 2020 te Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht. Deze tekst geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de drie ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. Zij vindt dat de door verdachte geschetste alternatieve scenario’s niet aannemelijk zijn geworden.
3.2
Standpunt van de verdediging
Feit 1
De raadsman heeft zich ten aanzien van de woninginbraak aan [adres 2] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Over de woninginbraak aan [adres 1] heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte enig goed van aangeefster heeft weggenomen. Volgens de raadsman is op de camerabeelden niet te zien dat er een man gebogen stond over een koffer met de iPad van aangeefster in zijn handen. Volgens de raadsman blijkt uit de bewijsmiddelen evenmin dat een man spullen uit de koffer heeft gehaald en in zijn tassen heeft gestopt.
Feit 2
De raadsman heeft zich ten aanzien van de diefstallen uit de auto’s met respectievelijk de kentekens [kenteken 1] en [kenteken 2] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de diefstal uit de auto met het kenteken [kenteken 3] heeft de raadsman aangevoerd dat het door verdachte geschetste alternatieve scenario onvoldoende kan worden uitgesloten. Volgens dit scenario heeft verdachte met de in de auto aangetroffen schroevendraaier aan een fiets gesleuteld in de buurt van de auto. Omdat de schroevendraaier een verplaatsbaar object is, blijkt volgens de raadsman niet op welk moment het DNA van verdachte op de schroevendraaier terecht is gekomen.
Feit 3
De raadsman heeft aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte op of omstreeks 12 februari 2020 de boot wederrechtelijk is binnengedrongen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de diefstal uit de woning aan [adres 2] en de diefstallen uit de auto’s met respectievelijk de kentekens
[kenteken 1] en [kenteken 2] kunnen worden bewezen. Voor de twee andere ten laste gelegde diefstallen onder respectievelijk feit 1 en feit 2 overweegt de rechtbank als volgt.
Feit 1: [adres 1]
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank ten aanzien van [adres 1] het volgende vast. Het raam op de zolderkamer was opengebroken. Uit de kamer zijn onder andere weggenomen een laptop, een iPad, zonnebrillen, tassen en sieraden. Toen aangeefster later op de dag dat zij de inbraak ontdekte boodschappen deed bij Albert Heijn, zag zij een koffer staan die zij herkende als de hare. Vervolgens heeft zij camerabeelden gezien die later ook door een verbalisant zijn bekeken. In het proces-verbaal van onderzoek naar de camerabeelden staat dat de verbalisant ziet dat de man op de camerabeelden een roze/rood voorwerp met de afmeting van bijvoorbeeld een tablet in zijn hand heeft. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de persoon op de camerabeelden is. Verder heeft hij een alternatief scenario geopperd dat hij bij Albert Heijn tassen kocht om zijn kleding in te doen. Naar het oordeel van de rechtbank is dit alternatieve scenario niet aannemelijk geworden. Nergens op de beelden is te zien dat verdachte losse kledingstukken vasthield. De rechtbank heeft op de foto’s van de camerabeelden duidelijk een voorwerp met de afmetingen van een iPad en de rood-roze hoes zoals die om de iPad van aangeefster zat waargenomen. De rechtbank acht de diefstal uit de woning aan [adres 1] daarom wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Verdachte heeft op de zitting verklaard soms zo moe te zijn dat hij weleens in auto’s heeft ingebroken om erin te slapen, maar niet meer te weten in welke auto’s of wanneer. Met betrekking tot de auto met het kenteken [kenteken 3] heeft verdachte pas op zitting het scenario geschetst dat hij met de schroevendraaier waarop zijn DNA-spoor is aangetroffen, aan een fiets in de buurt van de auto heeft gesleuteld, en niet weet hoe die schroevendraaier in de auto is gekomen. De rechtbank acht niet geloofwaardig dat verdachte zich niet zou herinneren in welke auto’s hij heeft geslapen, maar wel dat hij bij de auto met het kenteken [kenteken 3] aan een fiets in de buurt van deze auto zou hebben gesleuteld. De lezing van verdachte vindt ook overigens geen steun in het dossier. De rechtbank is dus van oordeel dat het door verdachte aangedragen alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden. De rechtbank acht de diefstal uit de auto met het kenteken [kenteken 3] wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Over feit 3 heeft verdachte op de zitting verklaard dat hij een Marokkaan heeft leren kennen die hem vroeg mee te gaan naar een boot van zijn oom. Volgens verdachte is deze Marokkaan vervolgens met de spullen van verdachte weggelopen. Verdachte weet niet hoe er kauwgom waarop later zijn DNA is aangetroffen, op de boot is gekomen en sluit niet uit dat de kauwgom tussen de spullen zat. Verdachte heeft niet nader verklaard over wie deze Marokkaan was of waarom hij de spullen van verdachte zou meenemen. De verklaring van verdachte is niet verifieerbaar en vindt geen steun in het dossier. De rechtbank is van oordeel dat ook dit scenario dat verdachte pas op de zitting heeft geopperd, niet aannemelijk is geworden. De rechtbank acht de wederrechtelijke binnendringing in de boot aan [gracht] wettig en overtuigend bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage II genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 7 april 2020 tot en met 21 april 2020 te Amsterdam uit meerdere woningen te weten, [adres 1] en [adres 2] telkens meerdere goederen, (waaronder meerdere Apple laptops en dameszonnebrillen en Louis Vuitton tassen), die aan [persoon 2] en [persoon 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich telkens de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 2:
in de periode van 22 juli 2018 tot en met 25 augustus 2018 te Amsterdam uit meerdere auto's (met kenteken [kenteken 2] , [kenteken 1] en [kenteken 3] ) telkens meerdere, in elk geval een, goed(eren) (waaronder een Louis Vuitton zonnebril, een Apple I-Mac en een Ray-Ban zonnebril) die aan [persoon 4] , [persoon 5] of [persoon 6] en [persoon 7] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte telkens die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 3:
op of omstreeks 12 februari 2020 te Amsterdam in het besloten lokaal, te weten een boot gelegen in [gracht] , bij een ander, te weten bij [persoon 1] , in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om – in het geval van een bewezenverklaring – uit te gaan van de LOVS richtlijn voor woninginbraak van 3 maanden. Daarbij heeft hij verzocht te matigen, omdat de zolder geen deel uitmaakt van het woonhuis dat achter de voordeur ligt. Voor feit 2, de diefstallen uit de auto’s, verwijst de raadsman naar de richtlijn van zes weken in de Landelijke Oriëntatiepunten Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
7.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de op te leggen strafsoort en -maat gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en op de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten: twee woninginbraken, drie diefstallen uit auto’s en een lokaalvredebreuk. Bij de twee woninginbraken en de drie diefstallen uit de auto’s heeft verdachte materieel kostbare bezittingen weggenomen, zoals laptops. Daarnaast heeft verdachte bij een van de woninginbraken tassen en sieraden die voor aangeefster ook emotionele waarde hadden, alsook haar identiteitsdocumenten weggenomen. Bij de lokaalvredebreuk heeft verdachte de deur van de boot verbroken en zich geïnstalleerd in de boot met zijn persoonlijke spullen, waarbij hij in de boot gerookt, gedronken en gegeten heeft, en gebruik heeft gemaakt van het toilet. Door zo te handelen heeft verdachte geen respect getoond voor het eigendomsrecht van anderen en heeft hij behalve financiële ook emotionele schade toegebracht aan de gedupeerden. Dergelijke feiten zorgen niet alleen maatschappelijk voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid, maar zijn ook beangstigend voor de bewoners en autobezitters. Daarbij is het voor hen vaak een onaangename gedachte dat iemand hun bezittingen heeft doorzocht en inbreuk heeft gemaakt op hun privacy.
De rechtbank heeft gekeken naar de LOVS-richtlijnen. Op woninginbraak staat als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van drie maanden. In geval van diefstal uit een auto geldt bij recidive als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van zes weken.
De rechtbank heeft verder gelet op een Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 29 juli 2021. Daaruit blijkt dat verdachte eerder voor een diefstal uit een auto is veroordeeld. Daarom gaat de rechtbank uit van het oriëntatiepunt voor diefstal uit een auto bij recidive. Tegelijkertijd constateert de rechtbank dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Tot slot is van belang dat er geen reclasseringsadvies is. Uit informatie van de vreemdelingenpolitie blijkt echter dat verdachte een onrechtmatig verblijvende vreemdeling is waardoor toezicht of een hulpverleningstraject niet mogelijk is. De rechtbank ziet mede om die reden geen aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van twaalf maanden passend en geboden.

8.De benadeelde partijen

8.1
De vordering van de benadeelde partij [persoon 2]
De vordering
De benadeelde partij [persoon 2] vordert € 1.629,95 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering moet worden gematigd tot € 290,-.
De weggenomen laptop was ten tijde van de inbraak ruim vier jaar oud waardoor de verminderde waarde € 290,- is. Verder kan de gevorderde licentie ter waarde van € 149,95 volgens de raadsman worden overgezet op een nieuw aangeschafte computer.
De beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder feit 1 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank wijst de vordering tot vergoeding van materiële schade betreffende de weggenomen laptop – rekening houdend met afschrijving – toe tot een bedrag van in totaal
€ 290,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 2] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder feit 1 bewezen geachte is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 290,- (tweehonderdnegentig euro).
8.2
De vordering van de benadeelde partij [persoon 3]
De vordering
De benadeelde partij [persoon 3] vordert € 7.069,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast vordert ze € 2.500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kan worden bewezen dat alle goederen waarvan de benadeelde partij vergoeding vordert, zijn weggenomen. Zij stelt zich dan ook primair op het standpunt dat de vordering voor de materiële schade integraal wordt toegewezen. Subsidiair stelt de officier van justitie dat de waarde na afschrijving wordt vergoed en dat deze waarde wordt geschat op € 5.000,-. Daarnaast stelt zij dat uit rechtspraak (zie de uitspraken van het Gerechtshof Arnhem van 2 september 2020 en 22 september 2020, ECLI:GHARL:2020:7366 en ECLI:GHARL:2020:7675) volgt dat vergoeding van immateriële schade bij inbraak kan worden toegewezen. Onder verwijzing naar de toelichting van de benadeelde partij op de zitting bepleit de officier van justitie integrale toewijzing van de vordering van vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij nietontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering wegens vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de vergoeding van de materiële schade moet worden gematigd tot € 485,-. Voor de vordering van schadevergoeding voor de overige goederen is er volgens de raadsman geen of te weinig onderbouwing. Tot slot moet de vordering om immateriële schadevergoeding worden afgewezen.
De beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder feit 1 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 2.374,-. [1] Daarnaast wijst de rechtbank de vordering tot vergoeding van immateriële schade toe tot een bedrag van € 500,-. Het toegewezen bedrag van de vordering wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 3] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder feit 1 bewezen geachte is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van in totaal € 2.874,- (tweeduizend achthonderdvierenzeventig euro).
8.3
De vordering van de benadeelde partij [persoon 1]
De vordering
De benadeelde partij vordert € 400,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen. Onderbouwing is volgens de officier van justitie niet nodig.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij nietontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering wegens vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen wegens gebrek aan onderbouwing.
De beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder feit 3 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Het bedrag van € 400,- voor reparatie van de deur en de deursloten komt de rechtbank niet onredelijk voor. De rechtbank wijst de vordering toe.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 1] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder feit 3 bewezen geachte is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 400,- (vierhonderd euro).

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 138, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd;
feit 3:
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik wederrechtelijk binnendringen.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 2] toe tot een bedrag van € 290,- (tweehonderdnegentig euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 2] aan de Staat € 290,- (tweehonderdnegentig euro) te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van tien dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 3] toe tot een bedrag van € 2.874,- (tweeduizend achthonderdvierenzeventig euro), bestaande uit € 2.374,- aan vergoeding van materiële schade en € 500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 3] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 3] aan de Staat in totaal € 2.874,- (tweeduizend achthonderdvierenzeventig euro) te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van veertig dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 1] toe tot een bedrag van € 400,- (vierhonderd euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 1] aan de Staat € 400,- (vierhonderd euro) te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van tien dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en H.M.A.E. van Ooijen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 september 2021.
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]

7.[…]

[…]
[…]
[…]
[…]

13.[…]

[…]

Voetnoten

1.Bestaande uit € 600 (laptop), € 400,- (iPad), € 329,- (smarthorloge), € 700,- (Louis Vuitton tas), € 180,- (dameshorloge), € 165,- (armband en oorbel).