ECLI:NL:GHARL:2020:7577

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 september 2020
Publicatiedatum
22 september 2020
Zaaknummer
200.247.719/01 en 200.247.716/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over eigendom van een zeeschip en de geldigheid van eigendomsoverdracht naar Duits recht

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, draait het om de eigendom van een zeeschip dat in Duitsland is gebouwd en verkocht. De appellant, wonende in Duitsland, heeft de koop gefinancierd voor een derde partij en stelt dat hij de eigenaar is op basis van een 'Sicherheitsübereignung'. De geïntimeerde, eveneens wonende in Duitsland, beweert het schip later in Nederland te hebben gekocht. De vrijwaringszaak betreft de vraag of een derde partij aansprakelijk is voor schade die de appellant heeft geleden doordat het schip niet verhuurd kon worden. De rechtbank Noord-Nederland heeft eerder geoordeeld dat het schip eigendom is van de geïntimeerde, wat de appellant in hoger beroep aanvecht. Het hof heeft besloten dat er een mondelinge behandeling moet plaatsvinden om meer duidelijkheid te krijgen over de afspraken tussen de betrokken partijen en de mogelijkheid van een onderlinge oplossing te onderzoeken. De mondelinge behandeling is gepland voor een later tijdstip in het Paleis van Justitie in Leeuwarden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummers gerechtshof 200.247.719/01 (hoofdzaak) en 200.247.716/01 (vrijwaring)
(zaaknummers rechtbank Noord-Nederland 152406 respectievelijk 155200)
arrest van 22 september 2020
in de zaak met nummer 200.247.719/01 van
[appellant] ,
wonende te [A] (Duitsland),
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. J. Staab, kantoorhoudend te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [B] (Duitsland),
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellant in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. M.L.W. Weerts, kantoorhoudend te Breda.
en in de vrijwaringszaak met nummer 200.247.716/01 van
[appellant] ,
wonende te [A] (Duitsland),
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiser in vrijwaring,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. J. Staab, kantoorhoudend te Amsterdam,
tegen
Helge Stefan [C],
wonende te Köln (Duitsland),
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellant in het incidenteel hoger beroep,
gedaagde in vrijwaring,
advocaat mr. M.L.W. Weerts te Breda.

1.Het verloop van de procedures

Op 4 juli 2018 heeft de rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden in beide zaken een eindvonnis gewezen. In de hoofdzaak heeft [appellant] daarna een memorie van grieven genomen. Daarop heeft [geïntimeerde] in een memorie van antwoord gereageerd. [geïntimeerde] heeft zelf ook zogenoemd incidenteel hoger beroep ingesteld. Hierna heeft [geïntimeerde] nog bijlagen in het geding gebracht (producties). [appellant] heeft in een akte op het incidenteel hoger beroep en op die producties gereageerd.
In de vrijwaringszaak heeft [appellant] ook een memorie van grieven genomen, en ook [C] heeft daarop gereageerd met het gelijktijdig instellen van incidenteel hoger beroep. [appellant] heeft vervolgens gereageerd (geantwoord) op bijlagen die [C] in het geding heeft gebracht. Daarna heeft hij in een akte zelf ook bijlagen aan het dossier toegevoegd, waarop [C] op zijn beurt heeft gereageerd. Hierna heeft het hof besloten dat in beide zaken gelijktijdig uitspraak wordt gedaan.

2.Waar gaan deze zaken over?

2.1
Beide procedures draaien om de vraag wie uiteindelijk de eigenaar is geworden van een in Duitsland gebouwd en verkocht zeilschip dat later in Lemmer is vercharterd (verhuurd): is dat [appellant] , die de koop in Duitsland voor een zekere [D] (of diens GmbH) heeft gefinancierd en aan wie een zogenoemde “Sicherheitsübereignung” is verschaft, of is dat [geïntimeerde] , die stelt het schip later in Nederland via [C] te hebben gekocht? In de vrijwaring speelt de vraag of [C] aansprakelijk is voor de schade die [appellant] aan [geïntimeerde] moet vergoeden die deze heeft geleden doordat hij het schip een tijd lang niet heeft kunnen verhuren. [appellant] had het namelijk naar een andere haven gevaren. Kan [appellant] de schade dan op [C] verhalen?
De achtergrond is als volgt.
2.2
[D] exploiteert in Duitsland de eenmanszaak [E] Yachtcharter. Het Nederlandse filiaal van [E] Yachtcharter is gevestigd in Lemmer, van waaruit zeiljachten worden verhuurd. Ook [C] verhuurt zeilschepen in Lemmer ( [F] Yachtcharter).
2.3
[het schip] is een in 2013 door Bavaria Yachtbau GmbH (hierna: Bavaria) gebouwd zeiljacht van het type Bavaria Cruiser 40 van 12,35 meter. In het bouwcertificaat
(6 mei 2013) en de bill of sale (18 juli 2013) is vermeld dat dat gebeurde in opdracht van [E] Yachtcharter/ [D] , die het schip ook heeft betaald. Deze koopsom was afkomstig van [appellant] , die daartoe op 16 mei 2013 een 'Investitionsvertrag' heeft gesloten. Die overeenkomst is van de zijde van de 'Investitionsnehmer' ondertekend door [D] , met een stempel van [E] Yachtcharter. [het schip] is blijkens deze overeenkomst 'an den Investor sicherungsübereignet'.
2.4
Eveneens op 16 mei 2013 hebben dezelfde partijen, in overeenstemming met de leningsvoorwaarden, een afzonderlijk "Sicherungsübereignungsvertrag" gesloten. Ook die overeenkomst is van de zijde van de “Sicherungsgeber” ondertekend door [D] , met een stempel van [E] Yachtcharter. Artikel 4 daarvan bepaalt: "Der Sicherungsnehmer [ [appellant] ] ist berechtigt, das Sicherungsgut zu verwerten, wenn seine gesicherte Förderung nach dem Darlehensvertrag fällig ist und der Sicherungsgeber mit seinem Zahlungen in Verzug ist oder seine Zahlungen eingestellt hat oder ein gerichtliches Insolvenzverfahren über sein Vermögen beantragt ist."
2.5
Op 28 mei 2013 heeft [appellant] de lening € 139.000,- aan [E] Yachtcharter/ [D] overgemaakt, waarna de koopsom van € 109.258,- op 1 juli 2013 aan Bavaria is overgemaakt.
2.6
Op 2 juli 2013 heeft Bavaria [het schip] aangeboden aan Sleepy Yachttransport- und Winterlagerungsgesellschaft GmbH te Heikendorf (Sleepy) voor transport naar de jachtwerf van [E] Yachtcharter in Lemmer.
2.7
Op 4 juli 2013 is [het schip] bij [E] Yachtcharter in Lemmer afgeleverd.
2.8
Een kleine anderhalf jaar later, in december 2015 heeft een schuldeiser van [D] ,
[G] , in Lemmer conservatoir scheepsbeslag gelegd op [het schip] .
2.9
In mei/juni 2016 heeft [D] [het schip] tezamen met een ander schip voor aan [C] verkocht. Met de koopsom is de schuld aan de beslaglegger [G] afgelost, waarna het beslag is opgeheven. [het schip] is volgens [geïntimeerde] meteen aan hem doorverkocht. Hij heeft het schip daarna laten verhuren.
2.1
Eind september 2016 kwam [appellant] erachter dat het zeiljacht niet meer in de haven van [E] Yachtcharter, maar in de haven van [F] Yachtcharter lag. Hij heeft het toen naar de haven van watersportcentrum Tacozijl in Lemmer overgebracht. Voor [geïntimeerde] was dat aanleiding om op 5 oktober 2016 conservatoir scheepsbeslag tot afgifte te laten leggen.
2.11
In de hoofdzaak heeft [geïntimeerde] (in de oorspronkelijke 'conventie') een gerechtelijke verklaring gevorderd dat [het schip] zijn eigendom is. Daarnaast vorderde hij afgifte van dat schip, en veroordeling tot betaling van de schade die hij heeft geleden doordat [appellant] het schip onrechtmatig heeft weggenomen. Als voorschot op die schade heeft hij € 10.000,- gevorderd.
2.12
Ook [appellant] heeft van zijn kant ('in reconventie') een verklaring van zijn eigendom gevorderd, en opheffing van het beslag dat [geïntimeerde] heeft gelegd, met afgifte van het schip aan [appellant] .
2.13
De vrijwaring heeft de strekking om de schade die [appellant] eventueel aan [geïntimeerde] moet betalen te verhalen op [C] . Ook vordert [appellant] eigen schade, ter hoogte van de lening aan [D] .
2.14
De rechtbank heeft 'voor recht' verklaard dat [het schip] eigendom is van [geïntimeerde] en heeft ook diens vorderingen voor het overige toegewezen. De vorderingen van [appellant] zijn afgewezen, ook in de vrijwaring. Het hoger beroep van [appellant] richt zich in beide zaken tegen al deze beslissingen en strekt ertoe dat juist de vorderingen van [appellant] worden toegewezen. [appellant] heeft zijn eis daarbij vermeerderd in die zin dat hij ook afgifte van het schip vordert en terugbetaling van wat hij op grond van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] heeft betaald. Tegen deze wijziging is geen bezwaar gemaakt. Omdat ook geen sprake is van strijd met enige processuele regel, zal de eisvermeerdering worden toegestaan.
Met het incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde] en [C] wordt niet bedoeld dat het bestreden vonnis moet worden vernietigd, maar worden argumenten aangedragen die tot bekrachtiging daarvan moeten leiden.

3.Mondelinge behandeling

3.1
Het hof acht zich onvoldoende voorgelicht en zal daarom een mondelinge behandeling gelasten. Daarbij zal met name aan de orde komen op welke momenten welke partij
(te beginnen met scheepsbouwer Bavaria) met welke andere partij welke afspraken heeft gemaakt over de verkoop en (wijze van) inbezitstelling van [het schip] .
3.2
Het hof zal bij de mondelinge behandeling ook onderzoeken of partijen een of meer onderdelen van hun geschillen nog onderling kunnen oplossen.
De beslissing
Het hof beveelt partijen samen met hun advocaten te verschijnen voor het verstrekken van inlichtingen en het bespreken van de mogelijkheid het geschil onderling te regelen.
Deze mondelinge behandeling zal worden gehouden in het Paleis van Justitie, Wilhelminaplein 1 in Leeuwarden op een nog te bepalen tijdstip voor de meervoudige kamer van dit hof.
Op
dinsdag 6 oktober 2020moeten partijen de verhinderdata opgeven van henzelf en van hun raadslieden voor de periode van drie maanden nadien. De voorzitter zal daarna het tijdstip van de zitting vaststellen.
Als één van partijen zich tijdens de mondelinge behandeling op de inhoud van schriftelijke stukken wil beroepen, moeten kopieën daarvan uiterlijk veertien dagen voor de datum van de zitting aan de griffie van het hof en aan de wederpartij worden gestuurd.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, J. Smit en W.P. Sprenger en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
22 september 2020.