Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekers in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, [de minderjarige], die sinds 9 maart 2018 bij pleegouders woont. De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft op 2 augustus 2019 besloten dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlengd wordt tot 5 juni 2020. De ouders, de moeder en de vader, zijn het niet eens met deze beslissing en hebben hoger beroep aangetekend. Ze verzoeken het hof om de beslissing van de kinderrechter ongedaan te maken en [de minderjarige] bij hen te laten wonen.
De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige] en zijn in 2019 met elkaar getrouwd. De moeder heeft ook een dochter, [H], die in februari 2018 uit huis is geplaatst. De vader heeft ook kinderen uit een eerdere relatie. De kinderrechter heeft eerder toestemming gegeven voor de uithuisplaatsing van [de minderjarige] en deze beslissing is steeds verlengd. De ouders wonen in een begeleid wonen situatie, maar het hof heeft twijfels over hun vermogen om adequaat voor [de minderjarige] te zorgen.
Het hof heeft de argumenten van de ouders en de gecertificeerde instelling, William Schrikker, die de uithuisplaatsing ondersteunt, afgewogen. Het hof concludeert dat de ouders onvoldoende in staat zijn om de zorgen over de opvoeding van [de minderjarige] weg te nemen. De moeder heeft moeite met het omgaan met emoties en de vader toont onvoldoende regie tijdens omgangsmomenten. Het hof bekrachtigt de beslissing van de kinderrechter, omdat het in het belang van [de minderjarige] is dat hij bij de pleegouders blijft wonen, waar hij goed gehecht is en waar zijn ontwikkeling niet in gevaar komt.