Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, C/16/414976 / HA ZA 16-344)
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Voorwaardelijk bij de verhuur zijn de brancheringsvoorwaarden zoals opgenomen in bijlage 7, waarbij een minimaal/maximaal aantal van de benoemde formules dient te worden gecontracteerd. Verkoper is gerechtigd om nieuwe c.q. andere formules voor te dragen voor opname op de lijst van bijlage 7, welke niet op onredelijke gronden door Koper mogen worden geweigerd.”
incentivesin het vooruitzicht te stellen die niet aan de eisen van artikel 9.k en 9.l TKO voldeden of omdat die ketens te klein zijn om redelijkerwijs te voldoen aan de kwalificatie ‘keten’. Daarmee zouden deze verhuurmogelijkheden afbreuk doen aan haar belangen als belegger omdat daarmee kort gezegd risico’s in het leven werden geroepen die in haar nadeel konden gaan werken. Het hof begrijpt dit aldus, dat het behoud van het belevingskarakter van het centrum voor haar, vanuit beleggingsperspectief, cruciaal is en dat zij daarom ter behoud van dat karakter en de waarde van haar belegging geen genoegen wenst te nemen met (mode) winkels die daaraan in haar visie afbreuk doen. Het hof kan dit tegen de achtergrond van het geschetste belang van Altera niet als een onredelijk standpunt aanmerken (zie ook punt 1.22 en 2.74 e.v. memorie van antwoord en producties 32 en 33 memorie van grieven). Voor zover ASR onder verwijzing naar artikel 6:23 BW heeft willen aanvoeren dat Altera daarmee het in vervulling gaan van de voorwaarde heeft belet, zodat de voorwaarde als vervuld heeft te gelden, wordt dit standpunt dan ook verworpen. Daarmee blijft staan dat er blijkbaar dus wel mogelijke huurders aangetrokken kunnen worden die voldoen aan de brancheringsvoorwaarden, zij het dat hen wel een passender en met het contract overeenstemmend aanbod zal moeten worden gedaan. Dat dit onmogelijk is, is onvoldoende gebleken. Het enkele feit dat het voor ASR moeilijker blijkt dan gedacht om huurders aan te trekken die voldoen aan de tussen partijen overeengekomen brancheringsvoorwaarden is niet een omstandigheid die onvoorzien is of onvoorzienbaar was ten tijde van het aangaan van de TKO, zodat het beroep van ASR op toepassing van artikel 6:258 BW faalt.