ECLI:NL:GHARL:2020:7209

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 september 2020
Publicatiedatum
14 september 2020
Zaaknummer
200.280.532
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de weigering van een schone lei in het kader van de wettelijke schuldsanering met verlenging van de looptijd door tekortkoming in sollicitatieverplichting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wettelijke schuldsanering van appellante, die in eerste aanleg door de rechtbank Midden-Nederland was verlengd. Appellante, die in 1978 in Marokko is geboren en in 2015 naar Nederland is verhuisd, had verzocht om een schone lei na afloop van haar schuldsaneringsregeling. De rechtbank had echter geoordeeld dat appellante niet voldoende had voldaan aan haar sollicitatieverplichting, wat leidde tot de verlenging van haar schuldsanering met een jaar. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 september 2020 heeft appellante verklaard dat zij vanaf september 2020 extra taallessen zal volgen om haar kansen op de arbeidsmarkt te verbeteren. Het hof heeft vastgesteld dat appellante vanaf haar toelating tot de schuldsanering niet voldoende heeft gesolliciteerd, ondanks herhaalde aanmaningen van haar bewindvoerder. Het hof oordeelt dat de tekortkomingen van appellante aan haar kunnen worden toegerekend en dat er geen reden is om de verlenging van de schuldsanering ongedaan te maken. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de rechtbank en wijst het verzoek van appellante om een schone lei af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.280.532
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht: C/16/17/245 R)
arrest van 14 september 2020
in de zaak van
[appellante],
wonende te [A] ,
appellante,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. F.A.E. Ohlenroth.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (hierna: de
rechtbank), van 21 april 2017 is, op verzoek van [appellante] , de wettelijke schuldsanerings-regeling op haar van toepassing verklaard. Hierbij is [B] benoemd tot bewindvoerder.
1.2
Vanwege het (niet) voldoende nakomen van met name de sollicitatieverplichting door [appellante] heeft op 15 februari 2018, 27 september 2018 en 28 november 2018 een verhoor door de rechter-commissaris plaatsgevonden.
1.3
Bij vonnis van 2 juli 2020 heeft de rechtbank de schuldsaneringsregeling van [appellante] verlengd met een jaar tot een looptijd van vier jaar, tot 21 april 2020, waarbij [appellante] zich aan alle verplichtingen uit die regeling moet blijven houden. Het hof verwijst naar dat vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij ter griffie van het hof op 9 juli 2020 ingekomen verzoekschrift is [appellante] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 2 juli 2020. [appellante] verzoekt het hof dat vonnis te vernietigen en haar alsnog de schone lei te verlenen.
2.2
Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen en de brief met bijlagen van 6 augustus 2020 van de bewindvoerder.
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 september 2020. Hierbij is [appellante] verschenen, samen met haar echtgenoot [C] (hierna: [C] ), en bijgestaan door mr. Ohlenroth. Tevens is de bewindvoerder verschenen. Als tolk voor [appellante] was
[D] aanwezig.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1
[appellante] is [in] 1978 geboren in Marokko. In februari 2015 is zij in Nederland komen wonen. [appellante] is in gemeenschap van goederen gehuwd met [C] , die gelijktijdig met haar is toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling en bij vonnis van de rechtbank van 9 april 2020 een schone lei heeft gekregen.
Op 15 augustus 2019 heeft [appellante] haar inburgeringsdiploma behaald. Ter zitting in hoger beroep heeft zij verklaard dat zij vanaf september 2020 via de gemeente extra lessen in de Nederlandse taal kan krijgen en deze wil gaan volgen.
3.2
De rechtbank heeft [appellante] bij het bereiken van de einddatum van de reguliere looptijd van haar schuldsaneringsregeling van drie jaar geen schone lei verleend, maar deze regeling conform het advies van de bewindvoerder met één jaar, tot 21 april 2021, verlengd omdat zij tijdens die regeling niet (voldoende) heeft gesolliciteerd.
3.3
De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat op grond van een brief van de rechtbank - die zij na de zitting aan het hof heeft nagezonden - de schuldenaren in verband met de Corona-uitbraak van 25 maart 2020 tot in elk geval 1 juni 2020 zijn ontheven van hun sollicitatieplicht. Desgevraagd heeft zij meegedeeld niet te weten wat na 1 juni 2020 daarin de actuele stand van zaken is. Dit geldt dus ook voor [appellante] .
3.4
Het hof oordeelt als volgt. Niet in debat is dat [appellante] vanaf het moment dat zij tot de schuldsaneringsregeling werd toegelaten erop is gewezen dat van haar wordt verwacht dat zij solliciteert en daarbij hulp zoekt. Zij is immers door met name haar taalachterstand afhankelijk van hulp van derden bij de uitvoering van haar sollicitatieverplichting. Toen vervolgens direct al duidelijk werd dat [appellante] na haar toelating geen sollicitatiebewijzen aanleverde, is zij hierop veelvuldig door de bewindvoerder aangesproken en daarnaast is zij nogmaals gewezen op de noodzaak van het inschakelen van adequate hulp en begeleiding, onder andere in de aan haar op 16 mei 2017 gezonden e-mail (behorende bij het aanvangs-verslag van die datum). Ook bij de drie verhoren door de rechter-commissaris is dit punt vrij uitvoerig aan de orde gekomen.
Op grond van de stukken en de ter zitting daarop gegeven toelichting van de zijde van [appellante] en de bewindvoerder is duidelijk geworden dat [appellante] vanaf de toelating tot mei 2018 niet (voldoende) heeft gesolliciteerd. Weliswaar zijn met hulp van buitenaf vanaf mei 2018 de sollicitatieactiviteiten op gang gekomen, maar de bewindvoerder heeft aangegeven dat [appellante] ook daarna - van september 2018 tot november 2018, in augustus 2019 en mogelijk ook vanaf 1 juni 2020 - niet volgens de geldende regels heeft gesolliciteerd.
[appellante] heeft gesteld dat de sollicitatie-eis in haar geval niet redelijk is omdat zij vanwege haar beperkingen heel lastig aan betaald werk zal kunnen komen en dat, indien zij al een baan zou krijgen, zij daarmee geen inkomen boven bijstandsniveau zal kunnen krijgen. [appellante] onderscheidt zich hierin niet van vele andere schuldenaren, die zich wel tot het uiterste inspannen om aan betaald werk te komen, bovendien gaat zij er daarbij aan voorbij dat een belangrijk uitgangspunt van het wettelijk schuldsaneringstraject is om schuldenaren te activeren om - ook na dat traject - (volwaardig) deel uit te maken van de Nederlandse samenleving. Het gaat hier om een inspanningsverplichting en niet om een resultaats-verplichting en daaraan heeft [appellante] tot mei 2018 onvoldoende invulling gegeven.
Het zijn dan ook geen feiten of omstandigheden die aanleiding geven om de tekortkoming van [appellante] niet aan haar toe te rekenen of buiten beschouwing te laten.
3.5
Gezien het voorgaande is het hof met de rechtbank van oordeel dat aan [appellante] nog niet de schone lei kan worden verleend en dat ter compensatie van het sollicitatie-verzuim een verlenging van de looptijd van haar schuldsaneringsregeling van 12 maanden redelijk is. Tijdens deze verlenging zal [appellante] zich naast alle andere verplichtingen stipt moeten houden aan de sollicitatieverplichting, tenzij de rechter-commissaris hiervan een ontheffing verleend. Hierbij gaat het hof ervan uit dat [appellante] met de door haar gevolgde inburgeringscursus en de Nederlandse taallessen die zij vanaf september 2020 gaat volgen in voldoende mate kan communiceren met hulpverleners om haar op adequate wijze bij te staan in de uitvoering van haar maandelijkse sollicitatieverplichting. Ook mag van [appellante] worden verwacht dat zij waar nodig haar echtgenoot of familieleden inschakelt om haar daarbij te helpen.
3.6
Het hoger beroep faalt. Het vonnis van 2 juli 2020 zal worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 2 juli 2020.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.M.I. de Waele, B.J. Engberts en J.G.B. Pikkemaat, en is op 14 september 2020 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.