Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
- de vrouw op grond van artikel 22 Rv te bevelen bepaalde administratiestukken aan de man af te geven;
- te bepalen dat de echtelijke woning (woonboot met aangrenzend perceel) zal worden verkocht en dat de verkoopopbrengst tussen partijen wordt verdeeld, echter eerst nadat de leningen aan de zoon en de dochter van partijen van ieder € 20.000,- zijn terugbetaald en een bedrag van € 10.000,- aan de vrouw is voldaan;
- te bepalen, primair, dat de vrouw gehouden is de helft van de rekening-courantschuld per september 2016 voor haar rekening te nemen, te weten € 29.520,- dan wel subsidiair, te bepalen dat de vrouw gehouden is aan de man te voldoen € 3.185,- en € 7.500,-.
5.De motivering van de beslissing
De echtgenoot die in de verstreken drie jaren ingevolge het bepaalde in artikel 4 vermogen aanwendde ter bestrijding van de kosten der huishouding, mag hetgeen hij uit zijn vermogen putte uit het ter verdeling samengevoegde vooruitnemen.’