Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtsvordering van de dochter van een overleden vader, die tegen het uitgestelde mentorschap was ingesteld. De dochter, die in hoger beroep ging, stelde dat er onvoldoende belang was om de rechtsvordering te rechtvaardigen, nu haar vader inmiddels was overleden. Het hof oordeelde dat het mentorschap van rechtswege was geëindigd door de dood van de vader, en dat de dochter geen voldoende concreet belang had bij de beoordeling van haar hoger beroep. De dochter had aangevoerd dat zij wilde dat het hof zou toetsen of het mentorschap en de ondercuratelestelling op goede gronden waren ingesteld, maar het hof oordeelde dat dit belang onvoldoende was om de rechtsvordering te rechtvaardigen. De dochter werd daarom niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep.